Andries Schimmelpenninck van der Oye
1705-1776, Veluws edelman in stadhouderlijke dienst
Andries Schimmelpenninck van der Oye werd geboren te Zuphen op 9 oktober 1705 als zoon van Gerrit Jurriën Schimmelpenninck van der Oye en Cornelia Constantia van Middagten. Hij overleed op 18 november 1776 te Voorst. Sinds 13 mei 1749 was hij gehuwd met Woltera Geertruid van Wijnbergen. Uit dit huwelijk werden twee zonen en vier dochters geboren.
http://www.historici.nl/media/bwg/images/1/-030.jpg
Andries Schimmelpenninck van der Oye (1705-1776) door Arnold Kaldenbach. (foto: Iconografisch Bureau, ’s-Gravenhage)

Dat er voor Andries Schimmelpenninck van der Oye een grote politieke en bestuurlijke carriëre binnen de provincie Gelderland en met name binnen het kwartier van Veluwe zou zijn weggelegd, lag allerminst in de lijn van de verwachting. Wel stamde hij uit een eerbiedwaardig oud adellijk geslacht, maar zijn vader Gerrit Jurriën (1669-1753) behoorde beslist niet tot de aanzienlijkste en vermogendste riddermatigen van zijn tijd. Zijn in de kwartieren van Zutphen en Veluwe gelegen geërfde grondbezit was bescheiden van omvang. Alleen door zich aan de zijde van de Nieuwe Plooi te scharen wist hij in 1703 een zetel in de Zutphense schepenbank in de wacht te slepen.

Bovendien was de uitgangspositie van Andries als tweede zoon weinig perspectiefrijk. Vanaf 3 januari 1714 volgde hij het primaire en secundaire onderwijs aan de Latijnse school in zijn geboortestad. Eerst op de vrij late leeftijd van 21 jaar liet hij zich op 12 augustus 1727 als student in de rechten aan de Leidse Academie inschrijven. In 1730 werd hij geadmitteerd tot de ridderschap van Veluwe en het college van ambtsjonkers van Brummen, maar het duurde tot 1734 eer hij werd toegelaten tot het correspondentschap van die ridderschap. In dit gezelschap maakte zijn latere tegenstander, de zeer rijke en oppermachtige landdrost van Veluwe, Lubbert Adolf Torck, heer van Rosendael, de dienst uit. Als jong lid van het correspondentschap streek Andries jaarlijks een paar honderd gulden op, maar de winstgevende ambten en commissies bleven voorbehouden aan de oudere leden. Alles wees erop dat hij zich blijvend zou moeten tevreden stellen met het bestaan van een sober en onaanzienlijk modaal Veluws landjonkerschap.

Maar met de verheffing van Willem IV tot erfstadhouder in 1747/1748 kwam de grote ommekeer in zijn leven. Door zich intensief in te zetten voor het verlenen van uitgebreide bevoegdheden aan de prins en scherp afstand te nemen van de bepaald niet-orangistische landdrost Torck van Rosendael wist hij de aandacht van het stadhouderlijk hof op zich te vestigen. Binnen de kortste keren slaagde hij erin zich van het volledige vertrouwen van de stadhouder en diens gemalin prinses Anna te verzekeren. Er ontwikkelde zich een regelmatige briefwisseling, waarbij hij hun van alle relevante informatie betreffende Gelderse en meer specifiek Veluwse zaken voorzag. In omgekeerde richting vroeg de prins steun voor zijn politieke beleidspunten en won hij zijn adviezen in ter zake van de begeving van de ambten en commissies. Die adviezen werden vrijwel altijd zonder meer direct opgevolgd. Deze gang van zaken betekende in feite dat Andries Schimmelpenninck van een onbeduidend Brummense ambtsjonker in één klap was opgeklommen tot de premier of luitenant-stadhouder van het kwartier van Veluwe.

Als bewijs van zijn grote waardering benoemde Willem IV hem in oktober 1748 tot drost van de hoge heerlijkheid Het Loo. Zijn aanstelling tot ordinaris gedeputeerde van het kwartier van Veluwe voor vier achtereenvolgende jaren (1749-1753) verschafte hem naast het forse traktement van ƒ1000,– per jaar veel invloed binnen het kwartier en daardoor ook binnen het gehele gewest, maar verder moest hij voorlopig geduld uitoefenen tot er een vacature ontstond voor het richterschap van Arnhem en in Veluwezoom of het landdrostambt van Veluwe. Intussen voltrok zich vrij kort na de bliksemstart van zijn politieke carriëre een belangrijke kentering in zijn persoonlijk leven: op 13 mei 1749 trad hij te Voorst in het huwelijk met de 26-jarige Woltera Geertruid van Wijnbergen, vrouwe van de Poll (1723-1798). Zij was de rijke erfdochter van het aanzienlijke landgoed de Poll, enkele kilometers ten zuidoosten van Wilp in het ambt Voorst gelegen. Zoals het luitenant-stadhouderschap hem ineens grote politieke invloed en aanzien verschaft had, zo maakte dit huwelijk hem in één keer tot een vermogend en gefortuneerd man.

De eerste tien jaar van zijn bestuurlijk functioneren zijn voor Andries Schimmelpenninck zwaar geweest. Tot 1758 had hij rekening te houden met de in zijn ogen absoluut onbetrouwbare, nog steeds zeer invloedrijke Torck van Rosendael. Deze landdrost, die nog altijd werd gesteund door de meerderheid van de ridderschap van het kwartier, bleef een geheel onafhankelijke koers volgen. Omdat Willem IV en Anna geen openlijke breuk met de landdrost wensten, moest Andries Schimmelpenninck zijn tegenstander zoveel mogelijk ontzien en trachten door omzichtig manoeuvreren de zin van zijn meester door te zetten. Door het vroegtijdig overlijden van Willem IV in 1751 was prinses Anna in haar functie als regentes in nog sterkere mate aangewezen op haar Veluws-Gelderse vertrouweling. Zij beschouwde hem als haar onmisbare steun en toeverlaat. Eind juli 1753 benoemde zij hem, ongetwijfeld op eigen verzoek, tot schepen en raad van Harderwijk. Toen een maand later de richter van Arnhem en in Veluwezoom stierf, werd hij per kerende post tot diens opvolger benoemd. Dezelfde gang van zaken herhaalde zich vijf jaar later, toen in oktober 1758 zijn grote tegenstander Torck van Rosendael, landdrost van Veluwe, of de ‘grote heer’ om met de prinses te spreken eindelijk aan zijn ‘grote reis’ was begonnen. Hiermee was na tien jaar het hoogste ambt binnen het kwartier van Veluwe eindelijk aan de grootste favoriet en vertrouweling van het stadhouderlijk hof ten deel gevallen. Diens informele machtspositie werd van toen af volledig gedekt door zijn wettige autoriteit.

Andries Schimmelpenninck van der Oye had hiermee de hoogste trede van de politieke en bestuurlijke ladder beklommen. Binnen de bestaande verhoudingen van het stadhouderlijk stelsel was hij grotendeels heer en meester in het kwartier van Veluwe en tot op zekere hoogte zelfs in heel Gelderland. Hij was de onmisbare middelaar tussen de stadhouder als superpatroon en diens cliënten op diverse niveaus in de steden en in de regio. Hij bezat de sleutel tot de schatkamer van de meeste ambten en commissies, banen en baantjes. Daarin kwam geen verandering toen de hertog van Brunswijk na de dood van prinses Anna het voogdijschap over haar zoon Willem tot diens meerderjarigheid in 1766 vervulde. De relatie met stadhouder Willem V zelf en met diens vrouw prinses Wilhelmina werd zo mogelijk nog vertrouwelijker en persoonlijker. De prinses noemde hem in haar brieven bij herhaling ‘mon bon Poll’. In hun briefwisseling kwam het onderwerp van de vergeving van ambten en commissies het meest frequent aan bod. Vanzelfsprekend volgens de opvattingen van die tijd liet Andries Schimmelpenninck van der Oye zich voor zijn trouwe diensten aan Oranje royaal belonen: in 1767 liet hij zich door de jonge stadhouder Willem V naast zijn bestaande functies het fors gehonoreerde ambt van landrentmeester-generaal van Gelderland opdragen. Ook het curatorschap van de academie van Harderwijk werd hem als eerbewijs gegund.

Het vervullen van al die ambten en commissies met hun bijbehorende nevenfuncties vergde het uiterste van zijn fysieke en geestelijke krachten. Ambitieus als hij was heeft hij zich ook met het klimmen der jaren daarvoor zonder zich te sparen ingezet. Door een combinatie van tact en vasthoudendheid wist hij vaak zijn doel zonder conflicten te bereiken. Binnen het voor hem onaantastbare kader van het stadhouderlijk stelsel trad hij daarbij op als een tot op zekere hoogte verlicht en pragmatisch bureaucraat, die het bestuur op een meer moderne, efficiënte leest schoeide. Als energiek bestuurder is hij zich tot vlak voor zijn dood onverzettelijk aan zijn vele werkzaamheden blijven wijden. Aan het einde van zijn 71-jarige leven gekomen kon hij met voldoening terugzien op een succesvolle, ja zelfs opzienbarende carriëre. Bovendien liet hij zijn nageslacht bepaald niet onverzorgd en zonder riant toekomstperspectief achter, zoals alleen al blijkt uit de overvloed van ambten en commissies waarmee stadhouder Willem V zijn oudste zoon Willem Anne overlaadde. Evenals zijn vader stond hij in hoog aanzien bij het stadhouderlijk paar en zou hij hun luitenantstadhouder worden. De positie en de belangen van het geslacht Schimmelpenninck waren door Andries ook voor de toekomst veilig gesteld. De opvolging was om zo te zeggen solide geregeld.

Literatuur

  • M.A.M. Franken, ‘Andries Schimmelpenninck van der Oye (1705-1776), luitenant-stadhouder binnen het kwartier van Veluwe, een verkenning’, in: Felua. Jaarboekje voor de geschiedenis en de archeologie van de Veluwe, V (1996), 5/6 (1996/97) (ter perse)
  • M.A.M. Franken, ‘Politieke en bestuurlijke ontwikkelingen’, in: R.M. Kemperink (eindred.), Geschiedenis van Apeldoorn, Zutphen 1993, 71-79
  • A.J.C.M. Gabriëls, De heren als dienaren en de dienaar als heer. Het stadhouderlijk stelsel in de tweede helft van de achttiende eeuw, ’s-Gravenhage/Leiden 1990, 227-234
M.A.M. Franken
Uit: Biografisch Woordenboek Gelderland, deel 1, Bekende en onbekende mannen en vrouwen uit de Gelderse geschiedenis. Redactie: drs P.W. van Wissing, drs R.M. Kemperink, dr J.A.E. Kuys en E. Pelzers. Verloren Hilversum, 1998, pagina's 79-81.