Eleonora van Engeland
1318-1355, Hertogin van Gelre
Eleonora werd geboren op 8 juni 1318 op kasteel Woodstock (bij Oxford), vandaar dat zij ook wel ‘Eleonora van Woodstock’ heet. Zij was het derde kind en de oudste dochter van koning Eduard II van Engeland (1284-1327) en Isabella van Frankrijk (ca.1292-1358). Zij huwde in 1332 met graaf Reinald II van Gelre (ca. 1295-1343) en overleed op 22 april 1355 te Deventer.
http://www.historici.nl/media/bwg/images/1/-011.jpg
Hertog Reinold de Tweede (van Gelder) en zijne gemalin Aleonore. De bekende geschiedenis der van melaatschheid beschuldigde vrouw van Reinald II, 1342. J. Holswild (eind 19de eeuw) – krijttekening in kleur 15 x 20 cm; Rotterdam, Gemeentemuseum, Atlas van Stolk nr 145 (D 10.122); foto Rotterdam GM.

Over de bewogen jeugdjaren van prinses Eleonora staan ons weinig persoonlijke documenten ter beschikking. Evenmin zijn er contemporaine afbeeldingen van haar bekend. Tijdens haar jeugd, die zij in Essex doorbracht, verkeerde het koninkrijk Engeland in een diepe crisis. Hongersnood, economische neergang en oorlogen teisterden het land. Eigenzinnigheid van de impopulaire koning en zijn vriendenkliek, die zich ten nadele van de schatkist verrijkte, deden het land naar de politieke afgrond afglijden. In maart 1325 vertrok koningin Isabella naar Frankrijk. Zij liet zoon Eduard daarheen overkomen. Eleonora en haar zusje bleven in Engeland achter en kwamen in Bristol terecht onder het toezicht van een vertrouweling van de koning. Isabella bereidde inmiddels vanuit Henegouwen met de graaf van Holland en haar minnaar Roger Mortimer een invasie voor. In oktober 1326 greep het paar de macht, zette de koning af en installeerde Eduard III als wettig vorst onder hun regentschap.

Als tienjarig meisje kwam Eleonora aan het Londense hof onder de hoede van haar schoonzuster, koningin Filippa van Henegouwen. Allerlei aangrijpende gebeurtenissen moeten niet onopgemerkt aan Eleonora voorbij zijn gegaan. Haar afgezette vader, die overigens steeds weinig aandacht voor zijn dochter had getoond, was in 1327 vermoord. In 1330 vond er opnieuw een machtsgreep plaats. Moeder Isabella – vain, haughty and grasping – werd als regentes opzij gezet en haar minnaar Mortimer – ambitious, arrogant and gready – werd onthoofd. Broer Eduard III nam de macht in eigen hand en liet zich in Westminster kronen. Isabella leefde voortaan teruggetrokken op haar weduwegoed in Hertford vlak buiten Londen, waar zij in 1358 overleed. Met het bereiken van de twaalfjarige leeftijd werd de prinses volwassen. Om dit te onderstrepen richtte haar broer, de koning, een groot feest aan. Er werd in september 1331 een riddertournooi georganiseerd, waar het prinsesje, ‘beeldschoon’ volgens een Londens chroniqueur, eregast was. Ze kreeg toen haar eigen hofhouding en was nu een huwbare prinses. Nog haar eigen vader had het zesjarige meisje in 1325 voorbestemd voor de troonopvolger in Castilië in het kader van een dubbelhuwelijk. Haar broertje Eduard zou namelijk tegelijkertijd een Castiliaanse prinses trouwen. De besprekingen ketsten af. Vier jaar later kreeg Eduard III de Franse dauphin, en wat later de infante van Aragon voor zijn zusje in het vizier, maar succes bleef uit.

Al deze kandidaten waren gelijk de prinses van koninklijke bloede. Na deze drie mislukte pogingen kwam echter een graaf als huwelijkskandidaat in aanmerking. Reinald II van Gelre, op dat moment een bijna veertig jaar oude weduwnaar zonder opvolger, werd naar voren geschoven door de graaf van Holland en de Duitse koning. Voor Eduard waren het opbouwen van relaties en vooral het winnen van betrouwbare bondgenoten aan de noordflank van Frankrijk van vitaal politiek belang. De Gelderse graaf moest van zijn kant het nodige kapitaal voor haar over hebben. Allereerst de morgengave, daags na de huwelijksnacht te overhandigen aan de bruid, dan de toedeling van een weduwegoed, beschikbaar te stellen bij zíjn overlijden. De daarmee gemoeide bedragen waren overeenkomstig haar koninklijke status, maar aanzienlijk hoger dan tot dusver in Gelderse kringen gebruikelijk was. Bovendien moest de Gelderse landsheer verschillende toezeggingen doen. Zo zouden de vier dochters uit Reinalds eerste huwelijk bij de erfopvolging worden gepasseerd door Eleonora’s kinderen. Eduard zou van zijn kant aan Reinald een royale bruidsschat uitkeren, de bruiloft alle mogelijke luister bijzetten en haar een passende uitzet meegeven.

De bruid werd voor de verre tocht naar Gelre van alle gemakken voorzien en overladen met geschenken. In volle pracht en praal vertrok de stoet bestaande uit vele prominente figuren, zowel van de geestelijke als adellijke stand, leden van de hofhouding en het personeel, lijfwachten en anderen op 28 april 1332 uit Londen. Eleonora maakte de reis, zoals een vrouw van stand betaamde, comfortabel per statiewagen, getrokken door vijf paarden en voorzien van de wapenschilden van Engeland en Gelre. Op 5 mei stak Eleonora vanuit Dover over. Haar geboorteland zou zij nooit meer terugzien. De Engelsen zouden haar snel zo goed als vergeten.

Bij aankomst in het Vlaamse Sluis op 6 mei werd zij niet persoonlijk door Reinald opgewacht. Hij vertoefde in Noord-Frankrijk. Er wachtte wel een hoge Gelderse delegatie die Eleonora moest begeleiden naar het voor haar onbekende Gerle, zoals de Engelsen het graafschap Gelre destijds noemden. Een tocht van vele dagen bracht het gezelschap van Engelsen en Geldersen op 17 mei in de roemrijkste stad van het graafschap, Nijmegen, waar de bruiloft zou plaatsvinden. Eleonora nam haar intrek op de burcht. Nadat graaf Reinald vanuit Frankrijk was gearriveerd, celebreerde Jan van Diest, prins-bisschop van Utrecht, op 22 mei de trouwmis in de Stevenskerk. De meerdaagse huwelijksplechtigheden vonden een afsluiting in de inhuldiging in de stad Arnhem. Daarna begaf het paar zich naar het nog vrij nieuwe kasteel Rozendael, waar Eleonoara later menigmaal verblijf zou houden. Over het huwelijksleven van de echtelieden, die zo aanmerkelijk in leeftijd en achtergrond verschilden, en over hun verdere privéleven, laat staan over hun karakters, weten we strikt genomen zo goed als niets. De taal was nog een van de minder grote onderlinge barrières. Aan beide hoven waren al naar gelang de omstandigheden Frans en Latijn de voertaal. Of Eleonora ooit de Gelderse spreektaal heeft verstaan en gesproken, blijft giswerk. Haar hofhouding zal zeker enige Engelse hofdames hebben omvat, met wie zij in haar moedertaal kon spreken. De persoonlijke verhouding tussen de echtelieden krijgt uit droge berichten omtrent kostelijkheden (zalmen, kastanjes, peertjes) die hij haar liet toesturen, en hun regelmatige correspondentie een tedere noot.

Hoe de prinses zelf ook dit huwelijk ervoer, graaf Reinald had het in ieder geval aan de voorspraak van zijn vrouw bij haar koninklijke broer te danken dat in maart 1339 het graafschap Gelre tot hertogdom werd verheven. Door deze statusverhoging kon de Gelderse hertog in de Noord-Nederlandse gewesten een vooraanstaande plaats gaan innemen. Als rijksvorst èn als zwager van Eduard III onderhield Reinald nauwe betrekkingen met de Duitse koning en bondgenoot van Engeland Lodewijk van Beieren (1314-1347). De Gelderse hertog behartigde de Engelse belangen in de Lage Landen, waarvoor zijn zwager hem rijkelijk financieel beloonde.

Reinald en Eleonora leefden apart, voerden afzonderlijke huishoudens en trokken beiden met hofhouding en boedel langs hun verspreide bezittingen. Hij was wat dit betreft veel rustelozer dan zij. In verband met politiek en oorlog hield hij zich zelden langer dan een paar weken ergens op. Zo zat Reinald kort na de bruiloft weer in Frankrijk en verbleef hij ook daarna, zolang hij een centrale rol voor Engeland vervulde, bijna permanent buiten Gelre. Het echtpaar kreeg twee kinderen: Reinald geboren in 1333, en Eduard geboren in 1336. De Gelderse landsheer had nu de gewenste mannelijke opvolgers.

Omstreeks 1343 heet de verhouding tussen de echtelieden aanmerkelijk te zijn bekoeld. Het verhaal is eindeloos vaak beschreven, maar is slechts gebaseerd op één enkele authentieke bron uit Nedersaksen; alle bronnen van Nederlandse origine doen er het zwijgen toe. De Duitse dominicaan Hendrik van Herford was een welingelichte kroniekschrijver, die via zijn Nijmeegse confraters informatie zal hebben ontvangen. Het verhaal ging dat de echtelieden van elkaar vervreemd raakten, omdat hovelingen de hertog hadden verteld dat Eleonora aan lepra of melaatsheid leed. Toen dit gerucht haar ter ore kwam, wilde zij het ontzenuwen en toog met beide kinderen naar haar gemaal in Nijmegen. De hertogin begaf zich naar de Valkhofburcht, scheurde daar voor de ogen van het aanwezige gezelschap de kleren van haar lijf en toonde zo aan in blakende gezondheid te verkeren. Verwijzend naar de kinderen bezwoer zij een harmonieus leven te willen leiden, wat hun kinderen niet meer beschoren zou zijn. Het zouden immers profetische woorden blijken; beide broertjes zouden een burgeroorlog ontketenen. In hoeverre aan het roddelverhaal waarheid kleeft, is moeilijk vast te stellen. Reinald kreeg later spijt van zijn afstandelijk gedrag, maar voor hij het goed kon maken, stierf de dementerende hertog op 12 oktober 1343, een 25-jarige weduwe en twee minderjarige zonen achterlatend. De beide broers waren de laatste mannelijke telgen uit het grafelijk huis Wassenberg. Opvolger Reinald III was nog minderjarig en oefende het gezag uit via een regentschapsraad. Eleonora bekleedde de functie van regentes, totdat haar zoon na bijna twee jaar twaalf geworden was. Na oktober 1344 trok ze zich uit het openbare leven terug. Conform de afspraken die voor haar huwelijk waren vastgelegd, kreeg zij de hertogelijke domeinen rond Elst en de gehele Veluwe als weduwegoed. De hertogin-moeder noemde zich voortaan ‘vrouwe van de Veluwe’. In die kwaliteit vaardigde zij oorkonden uit, stelde functionarissen aan en sloeg eigen munten.

Een catastrofale pestepidemie trok tijdens de winter van 1349/50 en de daaropvolgende zomer een dodelijk spoor door Gelre. De Zwarte Dood moet Gelres bevolking sterk hebben gereduceerd. In die dramatische omstandigheden brak er een burgeroorlog uit, die het hertogdom voor tientallen jaren zou ontwrichten. Voor de tijdgenoot was het de persoonlijke rivaliteit van de broers, de kwetsbare Reinald en de doortastende Eduard, die deze partijstrijd tussen ‘Bronkhorsten’ en Heeckerens’ moest helpen verklaren. De dieperliggende oorzaak moet echter worden gezocht in de zich opstapelende maatschappelijke tegenstellingen die zich toen overal in de Nederlanden ontlaadden. Beide kemphanen deinsden er niet voor terug de financiële middelen van hun moeder voor eigen doeleinden te gebruiken.

Een middeleeuwse landsvrouwe stond altijd in de schaduw van haar man. Voor een weduwe gold dit in nog sterkere mate: haar paste slechts een teruggetrokken leven. Haar bleef vaak enige ruimte om zich op het godsdienstige vlak te onderscheiden. Eleonora heeft een onuitwisbare naam bij verschillende kloostergemeenschappen binnen en buiten het hertogdom Gelre. Zo ook wordt zij in menig kroniek gememoreerd. Ze zou betrokken zijn geweest bij de stichting van kloosters voor de kartuizers bij Arnhem alsmede voor de franciscaanse minderbroeders te Harderwijk en te Deventer. Reinald en Eleonora hebben in juli 1342 samen de kartuizervestiging Monnikhuizen in het leven geroepen. De op de stad georiënteerde bedelorde had al tijdens de 13de eeuw zijn eerste vestigingen in Gelderse steden van de grond gekregen. De feiten bevestigen de aan Eleonora toegeschreven initiatieven niet. Het Harderwijkse klooster bestond al ruim voor haar tijd en de Broerenkerk te Deventer dateert uit 1335. Zij zal beide kloosters rijkelijk hebben begunstigd. Zo heet het ook dat zij kostbare voorwerpen aan de Walburgiskerk te Arnhem schonk. Ze was van plan een clarissenklooster te stichten, waarvoor zij reeds in 1345 toestemming van de paus had gekregen. Het is er niet van gekomen. Tegen het einde van haar leven wilde zij bezoeken brengen aan alle clarissenkloosters in de buurt. Met haar duidelijke sympathie voor de franciscaanse richting had zij afstand genomen van de concurrerende bedelorde, de dominicanen, die zich in het Gelderse in Nijmegen en Zutphen gevestigd hadden en die negatieve berichten over haar verspreidden. De weduwe vertoefde tijdens de onrustige laatste jaren van haar leven te Deventer. Daar overleed zij op 22 april 1355 op 36-jarige leeftijd. Ze werd begraven in het noorderzijschip van de Broerenkerk, waar zich een eenvoudige grafsteen bevindt: slechts wapenschild en voornaam stonden erop blijkens een tekening van de inmiddels sterk afgesleten zerk.

Het dramatische huwelijksleven van Reinald en Eleonora vormde een inspiratiebron voor geschiedschrijvers, literatoren en kunstenaars. Het draaide vooral om het pikant getinte incident op het Nijmeegse Valkhof waardoor zij in de 19de en het begin van de 20ste eeuw nog voortdurend de aandacht trok, een belangstelling die in gang was gezet door de Gelderse dichter Staring. Gedichten, toneelstukken en openluchtspelen evenals gravures, tekeningen en schilderijen verbeelden deze episode uit de Gelderse historie. Eerder de dominante Hollandocentrische nationale geschiedschrijving dan benepen preutsheid heeft sedertdien Eleonora van Engeland en haar korte bewogen leven naar de achtergrond gedrukt.

Literatuur

    Alle Nederlandse literatuur die haar levensverhaal eindeloos parafraseert, gaat terug op de klassieke Gelderse geschiedschrijvers I. Pontanus, Historiae Gelrie, Harderwijk 1639, 241242, en A. Slichtenhorst, Gelderse Geschiedenissen, Arnhem 1659, 121-140. Schrijver dezes heeft een studie over Eleonora in voorbereiding.
  • M. Evers en P. Geurts, ‘De verbeelding van Gelres middeleeuwen in negentiende-eeuwse schilderkunst en literatuur’, BM Gelre 84 (1993), 101-137
  • M.A.E. Green, Lives of the princesses of England from the Norman Conquest III, Londen 1849-1855; herdruk Londen 1857, 64-97
  • W. Janssen, ‘Ein niederrheinischer Fürstenhof um die Mitte des 14. Jahrhunderts’, in: Rheinische Vierteljahrsblätter 34 (1970), 219-251
  • W. Janssen, ‘De verheffing van graaf Reinald II van Gelre in de rijksvorstenstand’, in: W. Kuppers en F. Villanueva (red.), Van Gelre tot Gelderland. 650 Jaar besturen van Gelderland, Nijmegen 1989, 11-19
  • B. Thissen, ‘Johan Moliart (†1356), Gelders rentmeester en raad, bezien vanuit Nijmeegs perspectief’, in: Jaarboek Numaga (1995), 23-47
  • S. Waugh, England in the reign of Edward III, Cambridge 1991. Voor uitgebreide literatuurverwijzing, 241-281
Valentijn Paquay
Uit: Biografisch Woordenboek Gelderland, deel 1, Bekende en onbekende mannen en vrouwen uit de Gelderse geschiedenis. Redactie: drs P.W. van Wissing, drs R.M. Kemperink, dr J.A.E. Kuys en E. Pelzers. Verloren Hilversum, 1998, pagina's 36-39.