Johanna Marcus-Nijland
1869-1935, Raadslid gemeente Apeldoorn en Gelders statenlid
Johanna Nijland werd geboren op 17 augustus 1869 te Leeuwarden als dochter van de pettenfabrikant Hendrik Arends Nijland en Ariana Pieternella Johanna Molenaar. Johanna was hun derde dochter.Zij trouwde op 2 oktober 1894 in Leeuwarden met Hendrikus Markus (1859-1945).Beiden waren Nederlands Hervormd.Uit het huwelijk werden twee zoons geboren. Zij overleed op 27 januari 1935 te Apeldoorn.
http://www.historici.nl/media/bwg/images/1/-022.jpg
Johanna Marcus-Nijland. (particuliere collectie)

In 1889 behaalde Johanna het einddiploma aan de school van middelbaar onderwijs voor meisjes te Leeuwarden. Zij raakte sterk betrokken bij de Vereeniging voor Vrouwenkiesrecht en vervulde vanaf 1902 diverse functies in het bestuur van de afdeling Leeuwarden.

Het gezin Marcus vestigde zich op 20 april 1914 in Apeldoorn. Johanna’s echtgenoot kon het zich permitteren te gaan rentenieren. Johanna werd weldra presidente van de afdeling Apeldoorn van de Vereeniging voor Vrouwenkiesrecht. In Apeldoorn begon ook Johanna’s politieke loopbaan als raadslid voor de Vrijzinnig Democratische Bond (VDB). In deze groeigemeente met circa 40.000 inwoners waren vrouwen, met hun zojuist verworven kiesrecht, actief in de VDB en de SDAP Johanna merkte hierover tijdens een door . haar gehouden verkiezingstoespraak in 1931 op: “Voor het plaatsen van een vrouw op een verkiesbare plaats op de candidatenlijst, is de belangstelling bij andere dan de Vrijz.Dem. partij niet groot. Inzonderheid hebben de rechtsche partijen slechts matig belangstelling voor het vrouwenkiesrecht, dat hen – zoo voelen zij het aan – als ’t ware is opgedrongen.”

Samen met Henriette Hoogstraal-de Haan (SDAP) en Martina Kramers (SDAP) was Johanna een van de drie vrouwen in de in 1923 naar 29 personen uitgebreide gemeenteraad. Johanna was van 1923-1927 en van 1931-1935 lid van de raad. Over het politieke krachtenveld binnen de gemeente meldt de Nieuwe Apeldoornsche Courant kort en treffend in haar commentaar op deze verkiezingen in 1923: “Voor vier jaren zwenkte de vroeger altoos Rechtse Raad om, met een kleinen doorslag naar Links. Thans zwenkt de Raad weer terug naar Rechts en vrij geprononceerd.” Vandaar ook de grote belangstelling voor deze verkiezingen, die zelfs tot een verkeersopstopping voor de bureaus van de krant leidde, waar op borden de uitslag bekend werd gemaakt: “Zestien-dertien, voor rechts” was de uitslag. De VDB behaalde vier zetels.

Johanna werd in haar eerste zittingsperiode gekozen in de Commissie voor Personeelsaangelegenheden en in de Commissie voor Sociale Zaken Reiniging en Openbare Middelen. In de tweede zittingsperiode (1931-1935) in de Commissie voor het Onderwijs. Uit haar eerste redevoering in de raad op 23 september 1923 bleek haar motivatie: “Reeds 30 jaren lang heeft zij op de bres gestaan in den strijd voor de ontvoogding der vrouw. Toen het kiesrecht voor de vrouw werd verkregen, dacht zij practisch werk voor dit doel te kunnen verrichten in de vertegenwoordigende lichamen.” Zij vermeldde bij deze gelegenheid geen nieuweling te zijn in grote vergaderingen. Uit het bovenstaande mag geconcludeerd worden dat zij reeds circa 1893 maatschappelijk actief was.

Al snel pleitte zij in de raad voor het opnemen van een vaste post op de begroting ten behoeve van vakonderwijs voor meisjes, een uiting van een reeds jarenlange bestaande behoefte binnen de gemeente Apeldoorn. Rond de eeuwwisseling zien we vanuit het westen van ons land de oprichting van huishoudscholen gestalte krijgen. Dit vond plaats vanuit particulier initiatief, onder andere door de inzet van diverse vrouwenverenigingen. Reeds in 1920 ging er een brief uit naar de raad van de Vereeniging Vakschool voor Meisjes, waarvan een twaalftal verenigingen deel uitmaakten, alsmede enkele honderden persoonlijke leden, met het verzoek om voor 1921 een post op de begroting voor dit doel uit te trekken.

Johanna was in haar hoedanigheid van voorzitster van de Vereeniging voor Staatsburgeressen een van de ondertekenaars van deze brief. Zij werd in deze kwestie een van de belangrijkste pleitbezorgsters binnen de gemeente en had nog heel wat moeite om een gemeentesubsidie van ƒ3.200,– (aanvankelijk was ƒ4.750,– gevraagd) op jaarbasis los te krijgen, hetgeen na langdurige discussie in de raad werd aangenomen. Per acclamatie werd zij benoemd tot presidente van het schoolbestuur.

Op 11 mei 1925 vond de officiële opening, heel toepasselijk, plaats in de grote keuken van de voormalige kookschool aan de Torenstraat. Johanna sprak in haar openingsrede de hoop uit, dat in deze keuken flinke huisvrouwen voor de maatschappij gevormd zouden worden. Vervolgens nam burgemeester W. Roosmale Nepveu het woord. Hij gaf toe dat er grote moeilijkheden vooraf waren gegaan aan de totstandkoming van de school, prees het particulier initiatief, sprak de hoop uit op rijkssubsidie en getuigde van zijn platonische liefde voor de zaak. Hierop antwoordde Johanna gevat: “Dat zij hoopt dat de platonische liefde van de burgemeester eenmaal moge veranderen in daadwerkelijke liefde.” Haar mederaadslid mej. Kramers zegde toe dat de sociaal-democratische vrouwenclub zoveel mogelijk zou bevorderen dat er vele leerlingen de school zouden bezoeken. Gestart met 15 leerlingen in twee lokalen, werd de school al snel zo’n groot succes dat in november 1927 een nieuwe locatie werd betrokken aan het Kanaal.

In 1927 keerde Johanna niet terug in de raad tengevolge van een gevoelig verlies van de VDB bij de verkiezingen. “Ook de Vrijzinnig-Democraten hebben een veer gelaten. En nog wel een mooie veer, want het zal niet alleen voor haar eigen partijgenooten, doch voor heel den tegenwoordigen raad, een groote teleurstelling zijn, dat het verdienstelijk, bezadigd en actief lid, mevrouw J. Marcus-Nijland niet weder terugkeert. Haar figuur zal in de raadszaal terdege gemist worden.”

In 1931 werd zij wèl herkozen en werd tevens lid van de Provinciale Staten van Gelderland, waar zij één van de twee vrouwen was in een ook hier door mannen gedomineerd gezelschap. Hier zou zij het woord niet voeren. Maar uit haar stemgedrag op 5 juli 1933 bleek hoe zij zich ook hier inzette voor de handhaving van subsidiering van het nijverheidsonderwijs door de Provincie Gelderland, hetgeen niet mocht baten in een tijd dat bezuinigingen troef waren.

Zij was verder landelijk actief: van 1925 tot 1932 was zij hoofdbestuurslid van de Nederlandsche Vereeniging voor Huisvrouwen, waarvan sedert 1930 presidente van dit hoofdbestuur. In 1934 meldde zij zich verhinderd in de vergaderingen der Provinciale Staten. Vanaf augustus 1934 moest zij wegens ziekte ook verstek laten gaan bij de gemeenteraad. Tot het laatst toe presideerde zij echter in haar ziekenkamer de vergaderingen van het schoolbestuur tot zij tenslotte op Tweede Kerstdag 1934 verzocht hiervan ontheven te worden.

Een maand later overleed zij aan borstkanker. Zij werd gecremeerd in Westerveld en vlak bij de door haar bewonderde Aletta Jacobs bijgezet. In de pers was er aandacht voor haar overlijden: “Zij was geen overmatig woordvoerdster, doch als zij sprak klonk een gedegen woord” en: “De nagedachtenis van deze alzijdige en hoogst sympathieke vrouw zal bij zeer veelen in hooge eere blijven”, zijn twee toepasselijke zinnen uit haar necrologie. Haar warme persoonlijkheid komt ook tot uiting in de correspondentie met haar kinderen. Haar betekenis voor met name het nijverheidsonderwijs voor meisjes te Apeldoorn is evident. Dit werd door de school zozeer naar waarde geschat, dat de naam van de school na haar overlijden De Johanna Marcus-Nijlandschool ging heten. De naam van de school is inmiddels ten gevolge van fusies gewijzigd.

Bronnen

  • GA Apeldoorn, Notulen gemeenteraad Apeldoorn 1923-1927 en 1931-1935.
  • GA Leeuwarden, Archief van de afdeling Leeuwarden van de Vereeniging voor Vrouwenkiesrecht: inventaris notulen van leden en bestuursvergaderingen en jaarverslagen 1902-1936.
  • Nieuwe Apeldoornsche Courant, 28-01-1935
  • Maandblad van de Nederlandsche Vereeniging van Huisvrouwen; jaargang 13 (1925) t/m 23 (1935)
N.M.J. Rademakers-Wolf
Uit: Biografisch Woordenboek Gelderland, deel 1, Bekende en onbekende mannen en vrouwen uit de Gelderse geschiedenis. Redactie: drs P.W. van Wissing, drs R.M. Kemperink, dr J.A.E. Kuys en E. Pelzers. Verloren Hilversum, 1998, pagina's 63-64.