Wilhelmina Ernestine Smelt
1900-1988, Archivaris
Wilhelmina Ernestine Smelt werd op 22 september 1900 geboren in Den Haag. Zij overleed op 20 januari 1988 in Lochem. Zij was de dochter van Ernestine van der Schaft en Gerrit Smelt. Haar vader was hoofd van een openbare ULO in Den Haag. Zij had een oudere zuster, Aleida Ernestine.
http://www.historici.nl/media/bwg/images/1/-033.jpg
Wilhelmina Smelt, tweede helft jaren ’30. (particuliere collectie)

Een van de meest gebruikte toegangen op de Zutphense archieven is ongetwijfeld de in 1941 verschenen inventaris van het Oud-Archief van de stad. Deze werd vervaardigd door mejuffrouw W.E. Smelt. Het is merkwaardig dat over deze Zutphense archivaris tot nu toe zo weinig bekend was en gepubliceerd is. Dit heeft ongetwijfeld te maken met de positie die zij tijdens de oorlog innam tot het nationaal-socialisme.

Wilhelmina Smelt zag het daglicht in het ’s-Gravenhage aan het begin van de 20ste eeuw. Haar moeder, een geboren Haagse, had haar vader enkele jaren daarvoor ontmoet. Een betrekking aan een openbare ULO bracht Gerrit Smelt naar deze stad. Bij de geboorte van Wilhelmina had het gezin reeds een dochter, Aleida. Met haar zou Wilhelmina een hechte band opbouwen.

Toen Wilhelmina aan haar laatste jaar op het Haagse gymnasium begon, ging haar zuster Aleida geschiedenis studeren aan de faculteit der Letteren en Wijsbegeerte in Leiden. Ook Wilhelmina vertrok het jaar erop naar wat in die tijd dé academiestad van Nederland was. Leiden was bovendien de uitgelezen plek om de vaderlandse geschiedenis te bestuderen. Vanaf het eerste jaar volgde Wilhelmina colleges bij historici als J. Huizinga en P.J. Blok, autoriteiten op hun vakgebied. Blok had voor zijn publicaties uren doorgebracht in archieven. Ongetwijfeld heeft hij Wilhelmina’s interesse voor het archiefwerk geprikkeld. Zij specialiseerde zich in de middeleeuwse geschiedenis en kreeg het middeleeuws Latijn onder de knie. Na haar afstuderen meldde Wilhelmina zich aan als volontaire op het Algemeen Rijksarchief in Den Haag. Daar bereidde zij zich voor op het staatsexamen ‘archiefambtenaar 1e klasse’. In 1927 slaagde ze hiervoor en met de juiste diploma’s op zak kon ze uitzien naar een zelfstandige baan als gemeentearchivaris. Eind 1929 solliciteerde Wilhelmina voor deze functie in Zutphen, met succes.

De situatie in Zutphen moet een uitdaging voor haar geweest zijn. Haar voorganger J. Gimberg had weliswaar via een enorme hoeveelheid publicaties het historisch belang van het archief onder de aandacht van een breed publiek gebracht, archieven bewerkt had hij niet. Een professionele archiefdienst moest bovendien nog geheel op poten gezet worden en daartoe had de gemeenteraad voor het eerst een voltijds functie gecreëerd. Zutphen had een belangrijke rol gespeeld in de vroege Gelderse geschiedenis; zodoende was de stad in het bezit van een rijk middeleeuws archief. De eerste archivaris, de in 1850 benoemde mr. R.W. Tadama, had zich destijds intensief beziggehouden met de ontsluiting van de charters. De inventaris van zijn hand was echter niet meer bruikbaar. Het toegankelijk maken van het middeleeuwse stadsarchief was dan ook de voornaamste opdracht die de nieuwe archivaris meekreeg. Geheel volgens haar aard stortte Wilhelmina Smelt zich vol ijver op het werk. In 1941 rondde zij de omvangrijke klus af. Bovendien inventariseerde ze het archief van het Bornhof, ’s lands oudste bejaardentehuis dat in de eerste helft van de 14de eeuw was opgericht.

Ondertussen was de oorlog uitgebroken. Zodra in 1940 het ambtenarenverbod op lidmaatschap van de NSB werd opgeheven, had Wilhelmina Smelt zich aangemeld als lid. Naar haar zeggen trok het sociale aspect in het programma haar. Hard werken onder strakke hand was één van haar credo’s. Hoewel haar nationaalsocialistische sympathieën ongetwijfeld in de jaren ’30 waren gegroeid, werden zij toen pas manifest.

Eind 1940 riep rijkscommissaris Seyss-Inquart de Winterhulp in het leven. De opzet hiervan was nazificering van de sociale zorg. Toen plaatselijk geld ingezameld moest worden, werd Wilhelmina Smelt gevraagd secretaresse te worden van het Zutphense Winterhulpcomité. De fel anti-Duitse burgemeester Dijckmeester vroeg juist haar voor deze functie vanwege het nationaal-socialistische karakter van de actie en wellicht ook in de hoop haar te kunnen controleren. Mej. Smelt kreeg al snel de indruk dat de burgemeester de door het comité georganiseerde straatcollectes tegenwerkte. Om die reden staakte zij haar medewerking en deed ze haar beklag over Dijckmeester bij de Winterhulpautoriteiten. Welke rol dit heeft gespeeld in de latere arrestatie van deze burgemeester valt moeilijk te bepalen. Uit de gerechtelijke stukken van het proces dat na de oorlog tegen haar werd aangespannen, blijkt evenwel dat zij zich bewust was van de mogelijke consequenties hiervan voor de burgemeester.

De wens zich actief in te zetten voor de beweging, werd steeds sterker, ‘tot elke prijs wil ik weg uit Zutphen en, op welke eenvoudige wijze dan ook, meewerken aan de nieuwe orde’. Toen ze begin 1943 een functie aangeboden kreeg bij de Secretarie van Staat van de NSB, vroeg ze haar ontslag in Zutphen aan. Deze afdeling was eerder dat jaar ingesteld met het doel een toekomstige bestuurlijke functie van de beweging over Nederland te realiseren. Bij de Secretarie was ze slechts een van de ongeveer honderd medewerkers. Als administratieve kracht hield ze lijsten bij van NSB-ers in openbare functies. Zowel intellectueel als ideologisch kon ze er niet uit de voeten, een gevoel waarin ze overigens niet alleen stond. Velen binnen de Secretarie beschouwden hun arbeid spoedig als vrijwel zinloos.

Haar sympathie voor het praktische gedeelte van de NSB daalde. Ze meldde zich ziek en begaf zich aan het eind van het jaar weer naar Zutphen. Door haar politieke overtuiging raakte zij steeds meer in een isolement. In 1944 werkte ze nog een aantal maanden als genealoge bij de Centrale Dienst voor Sibbekunde in Apeldoorn, de enige officiële gemachtigde in het afgeven van afstammingsbewijzen. Toen Zutphen in april 1945 bevrijd werd, rekenden de Binnenlandse Strijdkrachten alle in de stad aanwezige NSB-ers in, waaronder Wilhelmina Smelt. Een jaar later veroordeelde het tribunaal in Zutphen haar tot vijf jaar internering. Gedurende een deel van haar gevangenschap zou ze op initiatief van de rijksarchivaris archiefstukken bewerken. Zo maakte ze voor het Rijksarchief in Gelderland een index op de recessen van het Kwartier van Zutphen.

Na ruim drie jaar gevangenschap werd ze in 1948 vervroegd in vrijheid gesteld. Gedesillusioneerd en ontzet uit haar recht om een openbaar ambt te bekleden, ging ze een onzekere toekomst tegemoet. Het einde van haar ambtelijke loopbaan betekende tevens het einde van een veelbelovende carrière in het archiefwezen. Niettemin ging ze al snel weer aan de slag met het verrichten van allerlei losse werkzaamheden als archivaris. Vanaf 1949 inventariseerde zij als vrijwilligster familiearchieven voor het Koninklijk Nederlands Genootschap voor Geslacht- en Wapenkunde. Ondertussen zocht ze stambomen uit voor particulieren en maakte ze naam als genealoge. Zo vertoefde ze nog regelmatig op het Algemeen Rijksarchief, de plek waar ze destijds haar carrière begonnen was. Al die jaren woonde zij samen met haar zuster in Den Haag. Zij leidden een teruggetrokken leven. Uiteindelijk verhuisden zij begin jaren ’80 naar een verzorgingstehuis in Lochem, waar zij beiden overleden.

De betekenis van Wilhelmina Smelt voor het Zutphense archief lag ongetwijfeld in het toegankelijk maken van belangrijke archieven ten behoeve van onderzoekers. Deze trend werd voortgezet door haar opvolgster mevrouw Doornink-Hoogenraad. Wilhelmina Smelt was in vele opzichten de tegenpool van haar voorganger Gimberg die de Zutphense bevolking decennia lang overstelpt had met uit het archief opgediepte wetenswaardigheden. Het aantal publicaties van haar hand stak daar karig tegen af. Toen na de oorlog haar nationaal-socialistische dromen aan diggelen lagen en haar carrière vergooid was, bleef een verbitterde vrouw over. De roem van haar inventarisatiewerkzaamheden steekt schril af bij haar omineuze politieke activiteiten. Toch wordt ook vandaag de dag nog haar Zutphense publicatie door vele onderzoekers gebruikt.

Bronnen

  • ARA, Archief van het Algemeen Rijksarchief en van de Centrale Directie Rijksarchiefdienst
  • GA Zutphen, Archief van de gemeente Zutphen, persoonsdossier W.E. Smelt, niet openbaar
  • GA Zutphen, Verslag van den toestand der Gemeente Zutphen, 1929-1944 (Stadsarchief Zutphen)
  • Ministerie van Justitie, Centraal Archief van het Directoraat-Generaal voor de Bijzonder Rechtspleging, dossier W.E. Smelt, niet openbaar
Olga Minkema
Uit: Biografisch Woordenboek Gelderland, deel 1, Bekende en onbekende mannen en vrouwen uit de Gelderse geschiedenis. Redactie: drs P.W. van Wissing, drs R.M. Kemperink, dr J.A.E. Kuys en E. Pelzers. Verloren Hilversum, 1998, pagina's 85-87.