Daniël Martinus Maaldrink
1851-1891, Predikant en Schrijver
Daniël Martinus Maaldrink werd op 23 juni 1851 geboren te Geesteren, als tweede zoon van de hervormde predikant Jan Dirk Maaldrink (1813-1900) en Caroline Margaretha Watering (1823-1877).Hij huwde op 7 april 1878 te Marum met Hester Maria Coldeweij,geboren op 15 november 1848 te Borculo en overleden op 20 februari 1920 te Apeldoorn. Het huwelijk bleef kinderloos. Maaldrink overleed op 29 augustus 1891 te Twello.
http://www.historici.nl/media/bwg/images/2/-022.jpg
Titelpagina van Maaldrinks

Maaldrink groeide op als predikantszoon in Geesteren, maar verliet al spoedig zijn geboortedorp om lager onderwijs te volgen in Deventer, waar hij vervolgens ook de Latijnse school bezocht. In 1869 schreef hij zich te Leiden in als student in de letteren, een studie die hij spoedig opgaf en inruilde voor een opleiding in de theologie aan de Groningse academie. Daar werd hij medewerker aan de Groninger studentenalmanak; in 1876 publiceerde hij ‘Dahu. Een Keltische sage. Dichtstuk in drie zangen’. Zijn bijdragen aan studentenalmanakken, het Leidsch Dagblad en de Provinciale Groninger Courant ondertekende hij soms met zijn schrijversnaam Aleipie. Voorts leverde hij bijdragen aan het liberale, anticlericale blad De Volksvriend. Weekblad van Roermond (vanaf 1877), waarin zijn afkeer van de jezuïeten en het rooms-katholieke geloof opvallen.

Na zijn studie werd hij beroepen als hervormd predikant in Kwadijk (bij Purmerend), waar hij op 28 april 1878 werd bevestigd. Enkele weken eerder was hij in het huwelijk getreden met Hester Maria Coldeweij. In 1881 volgde een beroeping te Haastrecht, waar hij nog datzelfde jaar door tbc werd geveld en zijn ambt moest opgeven. Sedertdien was hij ziekelijk. Hij ging met zijn vrouw bij zijn schoonouders inwonen, te Wilp en in Twello. Hij begon dorpsnovellen te schrijven waarin zijn jeugdherinneringen aan De Graafschap verwerkt waren. De stukken verschenen als feuilleton in de Deventer Courant en in Eigen Haard en werden nadien gebundeld in Uit de Graafschap.Schetsen uit het Geldersche dorpsleven (Deventer 1887). Later volgde nog een tweede bundel dorpsnovellen: Kwik-me-dit, kwik-me–dat! Schetsen uit het Geldersche dorpsleven (Amsterdam 1889). Deze novellen, maar ook zijn toneelstukken, waren geliefd bij provinciale letterlievende gezelschappen en toneelgezelschappen. Van zijn toneelstukken, die ook in het westen werden opgevoerd, kunnen genoemd worden: Herodes. Historisch drama in vier bedrijven met een voor- en naspel (’s-Gravenhage 1885) en Jan Masseur. Tooneelspel in vijf bedrijven (Amsterdam 1887), een stuk dat negentien maal door het Nederlandsch Tooneel opgevoerd en zeventien maal door de Vereenigde Rotterdamsche Tooneelisten, in verschillende plaatsen. Ook zijn Cleopatra, in 1891 opgevoerd en als boek gepubliceerd, had succes. Steeds meer door ziekte in zijn mogelijkheden beperkt, stierf hij op 29 augustus 1891, op 40-jarige leeftijd.

Literatuur

  • H. Krosenbrink, ‘De auteur D.M. Maaldrink en zijn ‘kanienenköpken’’, in: Jaarboek Achterhoek en Liemers 13 (1990), 129-139
  • H. Krosenbrink (samenstelling), Met eigen woorden. Schrijven in de streektaal in Achterhoek en Liemers 1600-1900, Doetinchem 1997, 24-25, 210-211
  • H. W. van der Meij, ‘Levensbericht van D.M. Maaldrink’, in: Levensberichten der afgestorven medeleden van de Maatschappij der Nederlandsche letterkunde 1891-1892, 35-72, met een ‘Lijst der gedrukte schrifturen van D.M. Maaldrink’, 73-85
  • Nederland’s Patriciaat 68 (1984), 155-156

Bronnen

  • Stichting Staring Instituut, Doetinchem, archief Maaldrink
  • Rob van de Schoor
    Uit: Biografisch Woordenboek Gelderland, deel 2, Bekende en onbekende mannen en vrouwen uit de Gelderse geschiedenis. Redactie: dr J.A.E. Kuys (eindredactie), drs R.M. Kemperink, E. Pelzers en drs P.W. van Wissing. Verloren Hilversum, 2000, pagina's 68-69.