Gisbert Schairt van Bommel
tussen 1370/1375-1452, Bouwmeester
Gisbert Schairt werd vermoedelijk in de periode tussen 1370 en 1375 geboren te Zaltbommel als zoon van een steenhouwer, met wie hij tussen 1390 en 1400 aanvankelijk als leerling samenwerkte in Kranenburg en Kleef. Hij was sedert zijn aanstelling als bouwmeester van de St.-Victorskerk in 1406 woonachtig te Xanten en was gehuwd met Hilla Kye, die hem een viertal dochters schonk. Gisbert overleed op hoge leeftijd in 1452, vermoedelijk te Xanten.
http://www.historici.nl/media/bwg/images/2/-032.jpg
St. Stevenskerk te Nijmegen: vensters en steunberen van de kooromgang, noordzijde ± 1425-1440 (foto: F. Haans, 1989)

De bouwmeester Gisbert Schairt heeft door zijn grote aandeel in de bouw van de grote stadskerken van onder meer Nijmegen, Kranenburg, Wesel, Xanten, Doesburg en Zaltbommel in de cultuurgeschiedenis van Gelderland en aangrenzende streken een grote rol gespeeld. Vanwege het gebrekkige bronnenmateriaal is van kunstenaars die in de late middeleeuwen leefden in de regel maar bitter weinig bekend. Daarbij komt nog dat er vrijwel geen portretten van deze personen zijn overgeleverd, hoewel het mogelijk is dat een bouwmeester als Gisbert Schairt zich heeft laten afbeelden op bouwsculptuur in een van zijn kerken.

Van de meeste in de Nederlanden actieve middeleeuwse bouwmeesters is weinig bekend over hun visies met betrekking tot de maatschappij of de architectuur, aangezien er tevens nauwelijks geschriften (brieven, tractaten) bewaard zijn gebleven. Wat wel bewaard is zijn vermeldingen van hun activiteiten in rekeningen van de hoven, steden en kerkfabrieken. Dit laatste geldt gelukkig ook met betrekking tot Gisbert Schairt, waardoor in ieder geval zijn bestaan en een deel van zijn werk uit de anonimiteit konden worden gehaald. Het blijkt zelfs mogelijk om een (weliswaar incompleet) beeld te scheppen van zijn maatschappelijke status. Ontwerptekeningen van bouwwerken of details daarvan zijn tot op heden helaas niet teruggevonden, ook niet in het archief van de Victorsdom. Van hetgeen hij op architectonisch gebied heeft voortgebracht is echter het nodige bewaard gebleven, waardoor het mogelijk is om vast te stellen wat kenmerkend genoemd kan worden voor zijn werkwijze en stijl. Deze gebouwde bronnen, gecombineerd met de geschreven bronnen, maken het mogelijk om van deze interessante persoon uit de Gelderse geschiedenis een beeld te schetsen.

Gisbert Schairt moet tussen 1370 en 1375 zijn geboren. Deze periode is bepaald naar aanleiding van een vermelding eind 14de eeuw van zijn activiteit als leidinggevende meester bij de werkzaamheden aan het kasteel te Grave in opdracht van het Gelderse hof. Bij dit project was hij niet voortdurend op de bouw aanwezig, maar stelde hij voor de dagelijkse leiding op de bouw een ondermeester (opzichter) aan, een werkwijze die hij vaker zou hanteren. Het was in de middeleeuwen niet ongebruikelijk dat een steenhouwer al op jonge leeftijd kon uitgroeien tot bouwmeester, maar een meester die reeds in een positie verkeerde waarin hij op het werk een ondermeester kon aanstellen moet de nodige ervaring hebben gehad. Derhalve zal Gisbert tegen het einde van de 14de-eeuw minstens de leeftijd van 25 tot 30 jaar hebben gehad. De geboorteplaats Zaltbommel is afgeleid van de toevoeging Van Bommel achter zijn naam in de archieven uit de vroege 15de eeuw. Het is niet noodzakelijk dat deze toevoeging verwijst naar zijn geboorteplaats, Gisbert wordt immers in de archieven van Arnhem in 1440 aangeduid als meister Gisbert Schairt von Zancten (Xanten), omdat hij op dat moment in Xanten gevestigd was. Hij zou later in zijn loopbaan rond 1440 wel naar Zaltbommel terugkeren om er te werken aan de St-Maartenskerk. Mogelijk doorliep Gisbert zijn leertijd in bijzijn van zijn vader in onder meer Kranenburg en Kleef, waar ze werkten aan respectievelijk de stadsmuren en de kerk.

In de vroege 15de eeuw werden veel op dat moment nog bescheiden parochiekerken verbouwd en uitgebreid tot grote stadskerken of zelfs kapittelkerken van soms kathedraal-achtig formaat, zoals de St.-Janskerk in ’s-Hertogenbosch. Deze ontwikkeling werd gestuurd door de ambities van de opkomende handelssteden, alsmede door een verandering in het gebruik en de inrichting van deze kerken (onder andere een grote toename van aan het gebouw verbonden kapellen met nevenaltaren voor gilden en broederschappen). Aanvankelijk gold voor deze Nederlandse kerken als voorbeeld de enige kathedraal in Nederland zelf (de dom van Utrecht) en de kathedralen te Keulen, Luik, alsmede de kapittelkerk te Xanten. De laatste, en in mindere mate de Keulse dom, waren van grote betekenis voor de ontwikkeling van de stadskerken in het oosten van Nederland (het rivierengebied) en de aangrenzende Duitse gebieden. Hoewel bij deze grote voorbeelden veel middelen voorhanden waren vorderde de bouw toch zeer traag. De ambitieuze steden zochten dan ook naar wegen om hun grote kerken binnen een afzienbare tijd te realiseren, omdat enerzijds de bevolking snel toenam en men grote gebouwen nodig had, terwijl anderzijds een groots kerkgebouw met een hoge toren de status en ambities van de stad in steen moest onderstrepen. De oplossing werd gevonden in de reductie van vormen en concepten. Hoewel het klassieke ideaalconcept van de grote kathedraal (gehanteerd ook in Utrecht en Keulen) het richtsnoer bleef, vereenvoudigde men bij de stadskerken vaak de plattegrond en opzet, terwijl voorts werd bespaard op kostbare natuursteen en complexe detailleringen, die een permanente of semi-permanente bouwloods ter plaatse noodzakelijk maakten. Aangezien de productie van baksteen inmiddels op een hoog peil stond, overheerste dit materiaal gaandeweg in funderingen en opgaand muurwerk. Voor de natuurstenen onderdelen werd een systeem ontwikkeld waarbij vormen van kolommen, bogen en decoraties van portalen en dergelijke dusdanig vereenvoudigd werden dat deze in de steengroeve gereed gemaakt konden worden en op de bouwplaats alleen maar samengesteld en ‘op elkaar gestapeld’ hoefden te worden.

Gisbert Schairt sprong in het Gelderse gebied als een van de eersten op deze ontwikkelingen in en bleek over een uitzonderlijk talent te beschikken om zich deze veranderingen eigen te maken en de hierbij horende bouwpraktijk te optimaliseren. In het oosten van het land was de bouwmeester echter nog de spil waarom alles draaide. Schairt werkte dan ook in sommige gevallen nog met kleine loodsen en sloot werkcontracten af met steenhouwers, die dan het dagelijkse toezicht op zich namen. Het vormgeven van onderdelen hield hij voorts in eigen hand en hij liet vermoedelijk ook met behulp van mallen natuurstenen onderdelen maken voor diverse projecten in de naburige Duitse groeven en vermoedelijk op de loods te Xanten. Zijn aanstelling te Xanten zal er zeker toe hebben bijgedragen dat hij in staat werd gesteld om zich op de hoogte te stellen van de jongste ontwikkelingen op dit terrein. Zijn werk in onder meer Nijmegen toont aan dat hij goed op de hoogte was van de architectuur van de Keulse dom en de op dat moment zeer moderne Bovenkerk te Kampen. Gisbert perfectioneerde het reduceren van vormen verder en ontwikkelde een eigen vormentaal, met als basis de Rijnlandse gotiek. Het door hem van de dom van Xanten afgeleide bouwtype van de gedrukte basiliek met vensterbanktriforium werd een kenmerkend bouwtype in de Nederrijnse gotische kerkenbouw. Daarnaast heeft hij blijk gegeven van stedenbouwkundige kwaliteiten door de fraaie wijze waarop hij omging met de beperkte ruimte bij onder meer de bouw van de toch groots opgezette St.-Christoffelkerk te Roermond en de St-Stevenskerk te Nijmegen.

Toen Gisbert actief was in Xanten kreeg hij geen contract voor het leven dat hem verplichtte permanent in Xanten te blijven. Deze opzet kwam Gisbert goed uit, want tijdens zijn leven lag de bouw aan de kerk regelmatig stil. Gisbert had hier een ondermeester aangesteld, een zekere Herman von Wintern, die de dagelijkse leiding op zich nam. Wanneer zijn aanwezigheid dringend gewenst was (bij het voltooien van het schoorsysteem in 1434 en het inwelven van het koor in 1437), verscheen hij enige dagen op de bouwplaats om het werk in te leiden. Ook bij zijn andere projecten werkte hij op deze wijze. In Kranenburg bij de bouw van de Petrus en Pauluskerk, was ook een ondermeester werkzaam. Deze ondermeester ‘meester Covelens’ is mogelijk de later in de tweede helft van de 15de eeuw in onder meer Zwolle actieve Bernt von Covelens, die we kunnen beschouwen als een leerling van Schairt.

Gisbert was zo in staat om meerdere projecten in diverse steden te begeleiden, waaronder de eerder genoemde St.-Stevenskerk te Nijmegen. Ondermeester was hier vanaf 1430 Riquin Tilmans. Soms maakte hij ontwerpen en organiseerde de bouw, soms gaf hij alleen vermoedelijk vergaande adviezen bij diverse projecten, zoals in 1438 te Kalkar (waarschijnlijk voor muren en poorten) en in 1440 bij de bouw van de Sabelspoort te Arnhem en de Schwanenturm van de Kleefse burcht. Het meest in het oog springend zijn echter zijn kerkelijke projecten, waarvan hij soms het geheel en soms delen als ontwerper voor zijn rekening nam. Van deze projecten is zijn betrokkenheid bij de dom van Xanten (vanaf 1406 tot 1437), de kerken te Kranenburg (vanaf 1406) en Nijmegen (vanaf 1420 en nogmaals vanaf 1425), het transept van de Willibrorduskerk te Wesel (vanaf 1448 en mogelijk eerder ook het schip) en de verwoeste kerken te Huissen en Rees in de archieven bevestigd. Daarnaast kunnen met de nodige zekerheid de ontwerpen voor de St.-Christoffelkerk te Roermond (gebouwd tussen 1409 en 1450), het schip met toren van de St.-Maartenskerk te Doesburg (vanaf omstreeks 1435), het schip met toren van de St.-Maartenskerk te Zaltbommel (vanaf omstreeks 1435-40) en mogelijk ook de toren van de St.-Maartenskerk te Tiel en delen van de St.-Nicolaikerk te Kalkar aan hem worden toegeschreven. Het merendeel van deze kerken wordt thans omschreven als topwerken van de Nederrijnse gotiek. Een ander topwerk uit deze groep is de St.-Eusebiuskerk te Arnhem, waaraan echter pas in 1452 na de dood van Gisbert is begonnen, maar welke duidelijk onder invloed van Gisberts architectuur is ontstaan.

Met de veranderingen in de bouwpraktijk wijzigde zich ook de maatschappelijke status van de grote leidende bouwmeesters. In de 13de en 14de eeuw werden de bouwmeesters (enkele uitzonderingen daargelaten) samen met de andere kunstenaars nog gezien als ambachtsmannen. De beteren onder hen hadden een behoorlijke positie, maar behoorden zeker niet tot de stedelijke elite. Parallel aan de opkomst van de door de handel rijk geworden stedelijke burgerij klommen ook de kunstenaars in hun kielzog mee op de sociale ladder. Zij gaven immers met hun bouwwerken en beelden uiting aan de hoge status van hun opdrachtgevers. Uiteraard profiteerde een man als Gisbert, die zowel werkte voor deze nieuwe elite als voor de landadel, van deze ontwikkeling, wat onder meer ook blijkt uit de archieven. Zo is Gisbert tot tweemaal toe schepen van Xanten geweest en bezat hij daar samen met zijn vrouw Hilla Kye aan de Markt een huis. In 1447-1448 verdubbelde hij dit bezit aan de Markt, terwijl hij voorts ook in Haffen-Mehr bij Rees grond bleek te bezitten. Dat hij al eerder vermogend was bewijst het feit dat de stad Nijmegen rond 1425 geld van hem leende, om onder meer de bouw van de St.-Stevenskerk te financieren! Men betaalde hem jaarlijks rente, wat netjes werd bijgehouden in de boeken. Hierdoor weten we ook zijn exacte sterfjaar, want als in 1452 aan Schairt rente moet worden betaald staat er bij zijn naam ‘doet’ geschreven. De uitkeringen gaan daarna naar zijn vrouw. Gisbert was toen hij stierf tussen de 70 en 80 jaar oud, een voor middeleeuwse begrippen zeer hoge leeftijd, wat mede wijst op het feit dat hij in goede, wellicht zelfs luxueuze omstandigheden geleefd moet hebben.

Literatuur

  • J.J.F.W. van Agt, ‘De metamorfosen van de Stevenskerk’, in: Numaga 16 (1969), 246-269
  • F. Gorissen, Kranenburg. Ein altes Heiligtum am Niederhein, Kleef 1950
  • F. Gorissen, ‘Meister Gisbert Schairt van Bommel’, in: Der Niederrhein. Jahrbuch des Rheinischen Vereins für Denkmalpflege und Heimatschütz, 1953, 94-103
  • F. Gorissen, ‘Meester Gisbert Schairt van Bommel, architect van de St. Stevenskerk (†1380-1452)’, in: Numaga 16 (1969), 270-274
  • F. Haans, De bouwgeschiedenis van de middeleeuwse delen van de Sint-Christoffelkathedraal te Roermond, ongepubliceerde doctoraalscriptie Kunstgeschiedenis, Katholieke Universiteit Nijmegen, 1988
  • F.A.C. Haans, ‘Gisbert Schairt. De succesvolle carrière van een Zaltbommelse bouwmeester (ca. 1380-1452)’, in: Historische Kring Bommelerwaard (red.), Monumenten tussen De Voorn en Loevestein, Zaltbommel 1989, 50-88
  • F. Haans, ‘Gisbert Schairt en de Nederrijnse gotiek’, in: W. Denslagen e.a. (red.), Bouwkunst. Studies in vriendschap voor Kees Peeters, Amsterdam 1993, 237-248
  • H. Janse en D.J. de Vries, Merk en werk van de steenhouwer. Het steenhouwersambacht in de Nederlanden voor 1800, Zwolle, Zeist, 1991
Frank Haans
Uit: Biografisch Woordenboek Gelderland, deel 2, Bekende en onbekende mannen en vrouwen uit de Gelderse geschiedenis. Redactie: dr J.A.E. Kuys (eindredactie), drs R.M. Kemperink, E. Pelzers en drs P.W. van Wissing. Verloren Hilversum, 2000, pagina's 90-93.