Willem Frans Godard baron van Lynden tot Hemmen
1729-1787, Adellijk regent en Stadhouderlijk raadsman
Geboren op 11 oktober 1729 te Utrecht en overleden op 15 juni 1787 te IJsselmonde.Zoon van mr. Frans Godard baron van Lynden van Hemmen (1702-1786), lid van de ridderschap en later burggraaf van het Rijk van Nijmegen, en van Constantia Isabella van der Muelen (1703-1745). Gehuwd op 30 oktober 1755 te Rotterdam met Anna Wilhelmina gravin van Hogendorp (1735-1779). Uit dit huwelijk werden veertien kinderen geboren.
http://www.historici.nl/media/bwg/images/2/-021.jpg
W.F.G. baron van Lynden tot Hemmen in jachtkostuum door G.J.J. de Spinny, circa 1757 (foto: Iconografisch Bureau, Den Haag)

Willem van Lynden was een telg uit een oud en aanzienlijk geslacht dat in de 18de eeuw tot de machtigste adelsfamilies van Gelderland moest worden gerekend. De Van Lyndens kwamen uit het kwartier van Nijmegen, waar zij te Hemmen in de Over-Betuwe hun gelijknamige stamslot hadden. Willem was de oudste zoon van de elf kinderen van Frans Godard van Lynden, de dertiende vrijheer van Hemmen en lid van de kwartiersridderschap. Willems moeder behoorde tot het regentenpatriciaat van Utrecht, de stad waar ze verbleef toen haar zoon in 1729 ter wereld kwam.

Vader Frans Godard van Lynden stond in de gunst bij het stadhouderlijke hof, en toen in 1754 het belangrijkste ambt in het kwartier, het burggraafschap van Nijmegen, vrijkwam, werd dit door Oranje aan hem toebedeeld. In deze functie kon hij niet alleen de politieke gang van zaken in het kwartier naar zijn hand zetten, maar ook op de Gelderse Landdag zijn invloed doen gelden. Voor het hof in Den Haag leek de burggraaf dan ook de aangewezen persoon om als vertrouweling ter plaatse op te treden. Als zodanig, als een van de ‘luitenant-stadhouders’ in Gelderland, was het zijn officieuze taak het hof op de hoogte te houden van de gebeurtenissen en verhoudingen in zijn kwartier en gewest en om de politieke besluitvorming op de door Oranje gewenste wijze te laten verlopen. De ambtenbegeving aan de regenten, waarover hij de stadhouder adviseerde, vormde daarbij een essentieel machtsmiddel.

Ook de oudste zoon van Frans Godard van Lynden kreeg zijn deel van de stadhouderlijke gunstbewijzen. Van 1750 tot 1768 mocht hij aan het hof een van de drie posten van kamerjonker bezetten op een door Gelderland betaald traktement. Zodoende verbleef Willem van Lynden al op jonge leeftijd in Den Haag. Hij ontmoette er zijn echtgenote, een rijke wees en dochter van een geadeld Rotterdams vroedschapslid, met wie hij op zesentwintigjarige leeftijd trouwde. Tussen 1758 en 1779 – het jaar waarin zijn vrouw in het kraambed stierf – zouden er uit dit huwelijk zes zoons en acht dochters worden geboren, van wie twee zoons en een dochter jong overleden.

Toen Willem van Lynden in 1751 tot de ridderschap van het kwartier van Nijmegen werd toegelaten, opende zich voor hem een regentencarrière in de ambten en colleges op gewestelijk en nationaal niveau. Al in 1753 werd hij namens Gelderland voor drie jaar lid van de Generaliteits-Rekenkamer in Den Haag, een functie die hij dus goed kon combineren met zijn betrekking ten paleize. Om dezelfde praktische reden zal hij in 1757 door het hof tot Gelders afgevaardigde in de Staten-Generaal zijn benoemd. Hier zou hij dertig jaar lang, tot aan zijn dood, zitting hebben. Voor Van Lynden was dit geen ambt dat hij slechts omwille van het aanzien en de inkomsten bekleedde. Integendeel, allengs ontpopte de Gelderse edelman zich als een bijzonder actieve en in velerlei zaken deskundige afgevaardigde, wiens invloed – ook op grond van zijn rang als eerste gedeputeerde van het eerst stemmende gewest – ter Generaliteitsvergadering en daarbuiten snel groeide.

Vanuit Den Haag kon Willem van Lynden tevens zijn vader in Nijmegen in diens rol van luitenant-stadhouder van dienst zijn door hem op de hoogte te houden van wat er in het machtscentrum van de Republiek voorviel. Vanaf de jaren ’70 werd ook in deze hoedanigheid zijn invloed groter, omdat Frans Godard van Lynden keer op keer als ‘directeur’ ter plaatse in gebreke bleef. Het onderhouden van het geregelde contact met de stadhouder en het behartigen van de algemeen Gelderse belangen kwamen zodoende in handen van zijn oudste zoon. Pogingen van het hof om Willem van Lynden deze werkzaamheden op officiële wijze te laten verrichten door een aanstelling als adjunct-burggraaf, liepen zowel in 1772 als in 1784 op niets uit.

Met Willem V, stadhouder sinds 1766, en met diens echtgenote, prinses Wilhelmina van Pruisen, stond Willem van Lynden op zeer goede voet. De Prins kende de Geldersman vanaf zijn vroege jeugd en waardeerde hem als “een arbeydsaam, braaf, kundig en religieusch mensch”. Vanwege zijn altijd kalme, beheerste optreden – volgens een tijdgenoot was hij “de stilswijgentheyd selve” – en zijn behoedzame, naar concessie en compromis neigende standpunten hechtte Willem V zeer aan zijn oordeel. Op den duur ondernam hij letterlijk niets zonder eerst Van Lyndens advies te hebben ingewonnen. Zeer verdienstelijk maakte de Gelderse gedeputeerde zich in de ogen van de Prins door in de jaren ’70, tijdens de moeizame onderhandelingen over de uitbreiding van leger en vloot, bemiddelingsvoorstellen op te stellen, die namens Oranje bij de StatenGeneraal werden ingediend.

Voor zijn inspanningen werd Van Lynden door Willem V vorstelijk beloond. Sinds 1767 al extraordinaris raadsheer in het Hof van Gelderland, mocht hij dit ambt in 1776 inwisselen voor het felbegeerde, want uiterst lucratieve ambt van landrentmeester-generaal van Gelderland. Hetzelfde gebeurde met het baljuwschap van Axel, Terneuzen en Biervliet, dat hij sinds 1762 bekleedde en in 1780 door toedoen van de Prins kon inruilen voor de meest winstgevende sinecure in de Generaliteitslanden, namelijk het schoutambt van de stad en Meijerij van ’s-Hertogenbosch. Van Lyndens houding was bij deze ambtenverwerving overigens allesbehalve passief. Fijntjes herinnerde hij er zijn weldoener aan dat hij de vader was van een grote kinderschaar. Die kinderen profiteerden dan ook mee. De raadszetel in de stemhebbende stad Zaltbommel, die Van Lynden sinds 1775 bezette, mocht hij in 1782 overdragen op zijn oudste zoon, terwijl er voor andere zoons en dochters aanstellingen waren als kamerjonker en hofdame, alsmede officiersrangen in het prestigieuze Haagse regiment Gardes du Corps.

Toen in de patriottentijd de oppositie tegen het stadhouderlijk beleid toenam en de politieke standpunten zich verhardden, werd de invloed van Willem van Lynden als vertrouweling van Willem V nog groter. Spottend noemde men hem ‘de eerste minister die alles dirigeert’. Dat was te veel eer, want daarvoor bezat hij onvoldoende doorzettingsvermogen en visie. Maar door zijn naar onpartijdigheid zwemende integriteit en zijn toegevingsgezinde ‘moderaatheid’ had hij ontegenzeggelijk een heilzame invloed. Hij werd er door zowel prinsgezinden als patriotten om gerespecteerd. De achting van de laatstgenoemden dreigde hij evenwel in 1783 te verspelen, toen Willem V – naar verluidt om deze raadsman zoveel mogelijk in zijn nabijheid te hebben – hem tot gouverneur van zijn twee zoontjes en tot president van de Nassause Domeinraad benoemde. In de patriotse pers stak hierover een storm van verontwaardiging op, niet alleen vanwege Van Lyndens zo langzamerhand absurde ambtenaccumulatie, maar ook omdat hij in deze hoffuncties als regent – dat wil zeggen als ‘heer’ – de stadhouder moest dienen, terwijl deze formeel de ‘dienaar’ van de regenten was. Van Lynden zelf was overigens weinig gelukkig met de situatie en klaagde “dat hij thans soo beset was, dat hij naauwelijks meerder in sijn eyge huys konde zijn, des dat hij dikwerf verlangde van alles af te wesen en sig op sijne buijtengoederen te konnen retireren”. De last van zovele verantwoordelijkheden leidde in 1783 tot een beroerte, waarvan hij grotendeels herstelde.

Die verantwoordelijkheden werden er niet minder op toen in februari 1786 Frans Godard van Lynden overleed. Zijn zoon Willem kon hem nu opvolgen, niet alleen als veertiende vrijheer van Hemmen, maar ook – ten lange leste – als burggraaf van het Rijk van Nijmegen. Zijn aanwezigheid in Gelderland was hierdoor nog vaker gewenst, niet alleen om de Landdag te leiden, maar ook omdat de stadhouder en zijn gezin vanaf november 1785, ver weg van de radicale Hollandse patriotten, in vrijwillige ballingschap in Gelderland verbleven. Sinds november 1786 trad Van Lynden zelfs persoonlijk als gastheer op door het vorstelijke gezelschap op het Valkhof, zijn Nijmeegse ambtswoning als burggraaf, een onderkomen te bieden.

Op 13 juni 1787 vertrok Willem van Lynden, zoals zo vaak, vanuit Den Haag, waar hij de vergaderingen van de Staten-Generaal had bijgewoond, via Rotterdam naar Nijmegen. Toen hij echter bij IJsselmonde de Maas wilde oversteken, werd hij bij het betreden van het veer opnieuw door een beroerte getroffen. Overgebracht naar een nabijgelegen buitenplaats overleed hij daar twee dagen later. Groot was de verslagenheid over zijn onverwachte dood, niet in de laatste plaats bij Willem V. “Ik verlieze in hem een getrouw vrient en de Provintie verliest een braaf en kundig Regent. Dit verlies kon nimmer erger vallen dan nu”, schreef de Prins in een condoleancebrief. En inderdaad, door het overlijden van Van Lynden verdween een belangrijke matigende factor aan het stadhouderlijk hof. Er is dan ook wel beweerd dat de Gelderse edelman door zijn behoedzame adviezen wellicht tot dan toe de tocht van Wilhelmina van Pruisen naar Den Haag had weten te voorkomen. Hoe het ook zij, nog geen twee weken na zijn dood werd de Prinses door patriotse vrijkorporisten aangehouden bij de Goejanverwellesluis.

Literatuur

  • A.J.C.M. Gabriëls, De heren als dienaren en de dienaar als heer. Het stadhouderlijk stelsel in de tweede helft van de achttiende eeuw, ’s-Gravenhage 1990
  • Gedenkschriften van Gijsbert Jan van Hardenbroek, 1747-1788, F.J.L. Krämer en A.J. van der Meulen (eds.), Amsterdam 1901-1918, 6 delen, Werken uitgegeven door het Historisch Genootschap, derde serie 14, 17, 24, 36, 39, 40
  • E.B.F.F. Wittert van Hoogland, ‘De afstammelingen van Dirk I, Heer van Lienden’, in: Genealogische en Heraldische Bladen 10 (1915), 346-349

Bronnen

  • Correspondentie tussen W.F van Lynden tot Hemmen en .G. Willem V (1773-1787) in het Koninklijk Huisarchief in Den Haag
  • A.J.C.M. GabriĆ«ls
    Uit: Biografisch Woordenboek Gelderland, deel 2, Bekende en onbekende mannen en vrouwen uit de Gelderse geschiedenis. Redactie: dr J.A.E. Kuys (eindredactie), drs R.M. Kemperink, E. Pelzers en drs P.W. van Wissing. Verloren Hilversum, 2000, pagina's 66-68.