Arnoldus Adrianus van der Burg
1818-1862, Priester, Subprior en Huissen
Arnoldus Adrianus van der Burg werd op 20 november 1818 geboren te Schiedam als het derde van de acht kinderen van Arnoldus van der Burg jr. (1792-1867), koopman, brander en mouter, en Anna Maria Nolet (1794-1837). Hij deed zijn professie als lid van de dominicaner orde op 15 augustus 1845 te Neerbosch bij Nijmegen en werd op 20 april 1849 tot priester gewijd. Zijn kloosternaam werd Albertus. Hij overleed op 31 juli 1862 in het dominicanenklooster te Huissen en werd twee dagen later in de grafkelder van het klooster bijgezet.
http://www.historici.nl/media/bwg/images/3/-009.jpg
Voor- en achterzijde van het bidprentje van pater Albertus van der Burg O.P. (foto: particuliere collectie)

Pater Albertus van der Burg O.P. geldt als de kwartiermaker van het dominicanenklooster te Huissen. Het kasteel te Huissen aan de Stadsdam is onder zijn leiding tot klooster ingericht en kreeg een bijbehorende kapel, gebouwd door de bekende Roermondse architect dr. P.J.H. Cuypers. Bij het vijftigjarig bestaan in 1908 was Huissen als moederklooster het middelpunt van het dominicaanse leven in Nederland.

De bekeringsgeschiedenis van pater Albertus als oudste zoon van een rijke Schiedamse brander begint bij een preek in de kathedraal van Den Bosch door de beroemde volksprediker pater Bernard Hafkenscheid C.ss.R. Het kwam na de H. Mis tot een gesprek en een retraite. Terug in Schiedam gaf de zoon aan zijn vader te kennen priester en dominicaan te willen worden. Deze was inmiddels veel gewend van zijn zoon, doch dit besluit wekte grote verbazing. Uiteindelijk gaf hij zijn toestemming. Na de humaniora bij de orde van de dominicanen gedaan te hebben trad hij in 1844 te Schiedam in en legde hij op 15 augustus 1845 te Neerbosch bij Nijmegen zijn kloostergelofte af. Als lid van de dominicanenorde nam hij de naam Albertus aan, naar de grote 13de-eeuwse dominicaan Albertus Magnus. Op 22 april 1849 droeg hij in de Nijmeegse Broerkerk zijn eerste H. Mis op.

Vervolgens vertrok hij naar Santa Sabina, het moederklooster van de orde te Rome, en behaalde daar het licentiaat in de theologie. In 1852 keerde hij uit Rome, na een pelgrimsreis via Loretto en Bologna, in Nederland terug en hij werd op 7 februari 1853 benoemd tot prior van het klooster te Langenboom in Noord-Brabant. Dit klooster verkeerde bouwkundig in slechte staat en de orde zag voor het noviciaat in Nederland om naar een groter klooster. Intussen bood pater Albertus in 1854 om gezondheidsredenen zijn ontslag aan als prior van Langenboom, maar dit werd door zijn provinciaal geweigerd. Hij bleef daarom voorlopig aan.

Inmiddels werd bekend dat de eigenaar van een aantrekkelijk herenhuis aan de Stadsdam te Huissen, het zogenaamde ‘kasteel van Huissen’, van deze buitenplaats afwilde. Tipgever was L.Fr.Th.H.J. baron van Lamsweerde (1824-1896), een vooraanstaande inwoner van Huissen. Albertus’ vader kwam in oktober 1855 vanuit Schiedam naar Huissen en liet in het bijzijn van baron Van Lamsweerde de (protestantse) eigenaar J.J. Fabricius weten dat hij als koper in het huis geïnteresseerd was ten behoeve van zijn ziekelijke oudste zoon. Hij vertelde er echter niet bij dat deze dominicaan was. Ter uitvoering van het plan om van het kasteel van Huissen een dominicanenklooster te maken en om – het herstel van de kerkelijke hiërarchie in Nederland in 1853 had recent veel heftig protestants verzet opgeleverd – de protestantse verkoper en andere protestanten om de tuin te leiden, werd op 27 december 1855 voor notaris L.P Rietstap te Rotterdam ten huize van de . provinciaal van de dominicanen de onroerendgoedmaatschap Van der Burg opgericht. De last tot oprichting werd gegeven door de vier paters, onder wie pater Albertus, die het klooster in Langenboom bevolkten. De provinciaal, J.D. Raken O.P kreeg volgens de maat., schapregels bestuurs- en tekenbevoegdheid.

Na overleg met de aartsbisschop van Utrecht, mgr. J. Zwijsen, de vicaris-generaal van de dominicanen te Rome en de Nederlandse provinciaal viel het besluit tot aankoop van het kasteel van Huissen op 3 januari 1856. Eigenaar werd de burgerlijke maatschap Van der Burg. Pater Albertus’ vader A. van der Burg jr. trad als geldschieter op en fourneerde de koopsom van ƒ 10.500,–. Spoedig daarna werd bekend dat ‘de Heer uit Schiedam’ het buitenhuis tot klooster voor de paters dominicanen had bestemd. Reeds op 26 oktober 1855 ontving A. van der Burg jr. uit Rome als dank voor dit gulle gebaar het Diploma van Affiliatie met de Dominicaner Orde. Zijn portret zou vanaf 1858 als ‘Benefactor conventus’ (weldoener van het klooster) de refter van het Huissense klooster sieren. Na zijn dood (1867) werd voor hem als weldoener dagelijks het De profundis gebeden.

Nadat men aan het idee van een nieuw klooster in Huissen had kunnen wennen, vertrokken pater Albertus en enige andere ordegenoten op 30 september 1858 in een huifkar vanuit Langenboom naar hun nieuwe onderkomen, dat op 7 oktober werd ingewijd. Deze laatste datum geldt als stichtingsdatum van het klooster. Als subprior had pater Albertus de leiding en moest hij tijdens de verbouwing en de bouw van de kloosterkapel diverse problemen met de aannemer oplossen. Voor de inrichting van de kapel wist hij van zijn gefortuneerde vader geld voor het hoofdaltaar, een stel gouden paramenten en een beeld van Albertus Magnus los te krijgen. Zijn oom Joannes van der Burg Az. (1789-1886) sloot met hem een weddenschap over een dampartij af, die hij verloor, en schonk ƒ 10.000,– voor het orgel in de kapel. Ook Albertus’ broer, C.A. van der Burg (1820-1906), speelde een rol bij de financiering van het klooster. De bezoeken van de familie uit Schiedam hebben duidelijk bijgedragen tot een spoedige inrichting van de nieuwgebouwde kapel.

Ondanks zijn zwakke gezondheid, waardoor een actief pastoraat onmogelijk geworden was, heeft pater Albertus met drie, en later vier, confraters tot aan zijn dood succesvol het noviciaat van de dominicanen geleid, eerst in Langenboom en later in Huissen. Huissen is een begrip geworden en gebleven in katholiek Nederland. Als kwartiermaker heeft pater Albertus daarvoor in de jaren 1858-1862 de basis gelegd.

Literatuur

  • V.A.M. van der Burg, Van der Burg, Schiedam.Vijf eeuwen geschiedenis van een Zuid-Hollands R.K. geslacht afkomstig uit Zouteveen, Rotterdam/Zeist 1999
  • ‘Eeuwfeest dominicanenklooster Huissen’, themanummer van Neerlandia Dominicana 13, nr. 14 (1-10-1958)
  • G.A. Meijer, Gedenkboek der Dominicanen in Nederland 1803-1910, Nijmegen 1912
  • G.A. Meijer, De Paters Dominicanen te Schiedam 1616-1916, Schiedam 1916
  • G.A. Meijer, De Sint-Janskerk te Schiedam 1824-1924, Schiedam 1924
  • B.H. Molkenboer, ‘Het gouden feest te Huissen’, in: Katholieke Illustratie 43 (1908-1909), 17-10-1908, 9-11 en 24-101908, 15-17
  • ‘75-jarig bestaan van het klooster te Huissen’, in: De Maasbode, 24-9-1933

Bronnen

  • Gemeentearchief Rotterdam, Nieuw notarieel archief, notaris L.P Rietstap, inv.nr. 1324, akte nr. 140 (27-12-1855)
  • Provinciaal Archief der Dominicanen in Nederland, Nijmegen, Kroniek van het klooster te Huissen, 14 (overlijden van pater Albertus O.P 31-7-1862)
V.A.M. van der Burg
Uit: Biografisch Woordenboek Gelderland, deel 3, Bekende en onbekende mannen en vrouwen uit de Gelderse geschiedenis. Redactie: drs. C.A.M. Gietman (eindredactie), drs. R.M. Kemperink, dr. J.A.E. Kuys, E. Pelzers en drs. P van Wissing .W.. Verloren Hilversum, 2002, pagina's 34-36.