Jan Martinus Smit
1852-1942, Leraar en Socialist
Jan Martinus Smit werd op 4 januari 1852 te Amsterdam geboren als zoon van Alexander Smit, timmerman, en Johanna Holm. Hij trad op 27 november 1879 in het huwelijk met Barendina Frowein.Uit dit huwelijk werden twee dochters geboren.Kort na de geboorte van het tweede kind overleed de moeder. Smit hertrouwde op 15 juli 1886 met zijn schoonzuster Josephina Frowein. Hij overleed te Haarlem op 7 april 1942.
http://www.historici.nl/media/bwg/images/3/-044.jpg
Jan Martinus Smit (foto uit: J.A. Nieuwenhuis,

Na zijn gymnasiumopleiding studeerde Jan Martinus Smit natuurwetenschappen aan de universiteit van Amsterdam. Hij koos daarna voor het leraarsambt en zijn eerste betrekking vond hij in Apeldoorn. Voor het cursusjaar 1879-1880 werd Smit benoemd tot leraar natuurkunde en kosmologie aan de pas opgerichte Apeldoornse Koninklijke Hoogere Burger School. Zijn amusante en heldere wijze van lesgeven sprak zijn leerlingen aan, die dan ook met hem wegliepen. Voor de meer volwassen gegoeden bleef zijn aanwezigheid niet onopgemerkt, vanwege de door hem vrijwillig gegeven en drukbezochte natuurkundige demonstratielessen in de avonduren. In 1881 promoveerde hij aan de Gemeente-universiteit te Amsterdam, waar hij zijn academische opleiding volgde, op het proefschrift Het beginsel van Canot. Een historische critische beschouwing (Zutphen 1881).

Al gauw gaf Smit blijk van zijn diepgewortelde sociale bewogenheid en zijn betrokkenheid met de problemen waarmee de volksklasse, ook in Apeldoorn, dagelijks worstelde. Hij werd in 1881 met C.V. Gerritsen en B.H. Heldt medeoprichter van de Neo-Malthusiaanse Bond, die onder meer ijverde voor geboortebeperking onder mingegoeden. Deze opstelling werd hem door de sociale bovenlaag van Apeldoorn niet in dank afgenomen.

Na het overlijden van zijn eerste vrouw raakte Smit door toedoen van zijn radicaal-liberale zwager P.C. Frowein meer en meer geïnteresseerd in de kiesrechtbeweging. In de aanloop naar de uiteindelijke grondwetswijziging van 1887 was het vooral op het vlak van een mogelijke uitbreiding van het kies- en stemrecht onrustig in Nederland. Verschillende belangenverenigingen probeerden al naar gelang hun opstelling de bestaande Kieswet gewijzigd te krijgen. Na 1886 begon Smit zich openlijk in het socialistisch kamp op te houden, met name in de Bond voor Algemeen Kiesen Stemrecht. Ook schreef hij regelmatig in Recht voor Allen en het Groninger Weekblad, waarvan hij een van de redacteuren werd. Samen met K. Kroeseklaas verzorgde hij voor Apeldoorn de verschijning van het radicaal tijdschrift Voorwaarts. Iedere woensdagavond werd een nieuwe editie van het blad in de plaatselijke sociëteit bezorgd, hetgeen de ongerustheid over de gevolgen van het socialisme alleen maar deed toenemen. Op dat moment was in Apeldoorn het socialisme nog een onderstroom, die zich echter in snel tempo ontwikkelde tot een factor van betekenis. Kleine Apeldoornse socialistisch georiënteerde vakverenigingen, zoals ‘Eendracht is de Sterkste Band’, begonnen in steeds feller klinkende bewoordingen eisen te stellen aan de plaatselijke ondernemers, wanneer daglonen en werkomstandigheden voor de bij hen aangesloten arbeiders ter sprake kwamen.

Toen Smit vanaf de zomer van 1886 in zijn vrije uren door het land trok om voor een telkenmale talrijk opgekomen menigte te betogen vóór de invoering van het algemeen kies- en stemrecht, was voor veel welgestelde Apeldoorners de maat vol. Daarbij kwam dat Smit tijdens dergelijke meetings eveneens van leer trok tegen de koloniale toestanden, de Drankwet en de Jachtwet. Dit laatste werd als een regelrechte aanval beschouwd op de veelvuldig op Het Loo residerende koning Willem III, die – zo was de algemene opvatting – zoveel goeds voor de Apeldoornse samenleving had gedaan.

In de zomer van 1887 werd Smit derhalve in opdracht van kantonrechter en gemeenteraadslid jhr. mr. G.W. Mollerus, in diens functie als voorzitter van de plaatselijke schoolcommissie voor het middelbaar onderwijs, door burgemeester J.A. van Hasselt op het matje geroepen. Hij werd ernstig toegesproken en hem werd opgedragen zich waar dan ook in het land niet meer in politieke zin uit te laten. Van Hasselt meende dat een gemeenteambtenaar daartoe geen recht bezat, Smit beriep zich op zijn grondrechten en weigerde, ook na een onderhoud met schoolopziener Van Eck, van zijn politieke toespraken af te zien.

Het landelijk verschijnend radicaal-liberaal dagblad De Amsterdammer maakte gewag van deze gebeurtenissen. Weldra volgde een stroom van ingezonden brieven, waarin de briefschrijvers het bijna zonder uitzondering opnamen voor de Apeldoornse leraar en diens ‘afgenomen’ politieke rechten. De inmiddels ‘kwestie-Smit’ genoemde affaire vulde maandenlang de kolommen van verscheidene lokale, regionale en landelijke (dag)bladen. Het Apeldoorns gemeentebestuur reageerde hierop door Smit met ingang van oktober te schorsen. De verontwaardiging hierover was echter groot. De motivatie van de schorsing lag volgens het gemeentebestuur in een (overigens gemanipuleerde) uitleg van de Wet op het middelbaar onderwijs uit 1863. In artikel 29, lid 3, stond dat een gemeentebestuur het recht bezat een leraar te ontslaan, maar de daar opgesomde gronden zwegen over politieke voorkeuren, en werden veiligheidshalve ook niet door B en W en gemeenteraad aangehaald. Plots heette Smit een ‘politiek agitator’ vanwege een vermeend oproepen tot revolutie. Er was echter slechts sprake van een verkeerd aanhalen van een deel van een door Smit gehouden toespraak in Goes. Daarin citeerde hij uit een rede van wijlen minister A.E.J. Modderman, waarin deze waarschuwde voor revolutie en geweld, wanneer niet spoedig zou worden overgegaan tot een uitgebreider kiesrecht.

Socialisten en radicaal-liberalen in Apeldoorn en elders in Gelderland namen het op voor Smit, de meerderheid schaarde zich echter achter minister Heemskerk en koning Willem III. De zaak spitste zich weldra toe op twee aspecten: worden leerlingen bedreigd in hun mentale ontwikkeling wanneer een der docenten er socialistische opvattingen op na houdt; en ten tweede, is het een gemeenteambtenaar toegestaan zich in het openbaar in woord en daad met politieke vraagstukken te bemoeien? De meerderheid van de gemeenteraad en de in Gelderland verschijnende kranten meende dat het gevaar voor de geestelijke ontwikkeling van de Apeldoornse HBS-leerlingen groot was, hoewel het ervoor aangevoerde bewijs uiterst schamel bleek. De Tweede Kamer discussieerde tijdens de beraadslagingen van de Algemene Beschouwingen met minister J. Heemskerk Azn. over de door verscheidene kamerleden als beknot ervaren rechten van gemeenteambtenaren. Het debat werd met felheid gevoerd, waarop Heemskerk de kamerleden adviseerde dan maar een initiatiefwet in te dienen, maar hun tevens ontraadde dit te doen. De zaak was hiermee voor jaren afgedaan.

Smit was inmiddels doorgegaan met zijn ‘meetingactiviteiten’ en werd per 1 januari 1888 ontslagen. Hierop ging hij beurtelings wonen in Den Haag en Amsterdam en was hij nauw betrokken bij de totstandkoming van het geïllustreerde weekblad Morgenrood. De radicaal-liberalen waren inmiddels tot de conclusie gekomen dat de ex-leraar voor hun beweging verloren was gegaan en zwegen in de kolommen van De Amsterdammer over de kwestie.

In juni 1889 verruilde Smit Nederland voor de Verenigde Staten, maar hij keerde al in september van het jaar daarop terug. Kort na de dood van koning Willem III werd hij opnieuw leraar natuurkunde en kosmologie, ditmaal aan de Rijks-HBS te Warffum. Zijn tijdelijke benoeming werd in 1891 in een vaste omgezet. In 1898 werd hij er directeur en dit bleef hij tot aan zijn pensionering in 1917.

Een journalist van De Amsterdammer merkte terecht op, dat wanneer deze affaire zich had afgespeeld in bijvoorbeeld Arnhem, er nauwelijks ophef over zou zijn gemaakt. Blijft overeind staan dat deze kwestie er tevens de oorzaak van is geweest, dat het voor (gemeente)ambtenaren nog vele decennia nagenoeg onmogelijk was zich politiek mondig op te stellen.

Literatuur

  • B. Bymholt, Geschiedenis der arbeidersbeweging in Nederland, 2 dln., Amsterdam 1976 (1ste druk 1894)
  • E. Luikens, ‘Politieke en bestuurlijke ontwikkelingen’, in: R.M. Kemperink e.a. (red.), Geschiedenis van Apeldoorn, Zutphen 1993, 213-246
  • E. Luikens, Apeldoorn in de schaduw van Het Loo 1785-1905. Politieke, bestuurlijke en maatschappelijke ontwikkelingen in Apeldoorn, Zutphen 1999
  • J.A. Nieuwenhuis, Een halve eeuw onder socialisten. Bijdrage tot de geschiedenis van het socialisme in Nederland, dl. 1, Zeist 1933
  • H.J. Scheffer, Henry Tindal. Een ongewoon heer met ongewone besognes, Bussum 1976

Bronnen

  • De Amsterdammer, juli-dec. 1887, jan. 1888
  • Apeldoornsche Courant, 1880-1888 Deventer Courant, juli-dec. 1887, jan. 1888
  • GA Apeldoorn, Gemeentebestuur 1818-1915, inv.nr. 330, jaarverslag onderwijs 1888; inv.nr. 121, ingekomen stukken okt. 1887; inv.nr. 54, notulen B en W sept.-okt. 1887
Elze Luikens
Uit: Biografisch Woordenboek Gelderland, deel 3, Bekende en onbekende mannen en vrouwen uit de Gelderse geschiedenis. Redactie: drs. C.A.M. Gietman (eindredactie), drs. R.M. Kemperink, dr. J.A.E. Kuys, E. Pelzers en drs. P van Wissing .W.. Verloren Hilversum, 2002, pagina's 127-129.