Jan van Nes
1895-1983, Advocaat en Kantonrechter
Jan van Nes werd op 30 augustus 1895 in ’s-Gravenhage geboren als eerste en enige zoon van Petrus Johannes Houwink van Nes (1861-1936) en Johanna Suzanna Sybilla Zwanenbeek Pauw (1862-1908). Hij huwde op 6 mei 1939 in Breukelen met Hendrika Johanna Adriana Barmen ’t Loo (1913-1995). Uit dit huwelijk werden vier dochters geboren. Op 17 januari 1983 overleed Van Nes in Tiel. Aldaar werd hij begraven op de Algemene Begraafplaats aan de Papesteeg.
http://www.historici.nl/media/bwg/images/3/-037.jpg
J. van Nes (foto: particuliere collectie)

Bij zijn afscheid als kantonrechter op 31 augustus 1965 zei een van de sprekers over Jan van Nes: “De euvelen van deze tijd, – gejaagdheid en overhaasting – zijn U vreemd; rust en bezadigdheid gaan van U uit en U probeert dit aan anderen over te brengen. Het ambt van Kantonrechter heeft u steeds niet alleen uit hoofde van liefde voor het beroep en plichtsbetrachting, doch ook met een praktisch niet te evenaren ijver en accuratesse vervuld. De uitspraken, op welk terrein ook, getuigden niet alleen van een zeer ruime juridische kennis, maar ook van grote rechtvaardigheid en ruim inzicht in menselijk falen, soms vermengd met sprankelende humor. Door optreden en houding boezemde deze Kantonrechter ieder eerbied en ontzag in.” In deze beschrijving is al veel gezegd. Andere typeringen kunnen eraan toegevoegd worden: vriendelijk, verdraagzaam, bescheiden, zeer positief ingesteld, introvert wat zijn gevoelsleven betreft, vrij onzakelijk, een man met twee linkerhanden. Wie was deze persoon?

Aan het eind van zijn leven zou hij zeggen dat hij in het grote huis aan de Laan van Meerdervoort in Den Haag, waar hij in zijn jeugd woonde, “in de allerdiepste eenzaamheid” verkeerde. Nog geen dertien jaar oud verloor hij zijn moeder. Zij was, zoals hij zei, “een edele vrouw”, die de Reinlevenbeweging aanhing en zich het lot van meisjes uit arme gezinnen aantrok. Zijn vader was ambtenaar bij het Departement van Oorlog en een niet onverdienstelijk amateur-schilder, die zijn zoon regelmatig meenam naar de schildersvereniging Pulchri. Hoewel Jan van Nes Victoriaans werd opgevoed, stonden vrijheid in denken en verdraagzaamheid hoog in het vaandel. De opleiding gymnasium-α aan het Eerste Nederlandse Haags Lyceum versterkte deze eigenschappen. Hij had daar voortreffelijke leraren, van wie een aantal hoogleraar werd, zoals de rector-pedagoog Rommert Casimir (1877-1957) en de oud-historicus David Cohen (18821967). Van belang voor zijn geloofsleven was de remonstrantse dominee Gerrit Jan Heering (1879-1955), die in 1919 hoogleraar aan het Remonstrants Seminarium te Leiden werd, en bij wie hij belijdenis deed. Jan van Nes was sportief, fietste veel en was een enthousiast hockeyer.

In 1914 begon hij zijn studie rechten aan de Rijksuniversiteit Utrecht en werd hij lid van het Utrechts Studenten Corps. Hij stortte zich ook op het schaken, hetgeen hij zijn gehele leven is blijven doen. Na zijn diensttijd in 1918 in de Morspoortkazerne te Leiden promoveerde hij op 31 oktober 1919 op stellingen. Van Nes, tot 1939 vrijgezel, kocht in 1924 zijn eerste auto, een Ford. Hij reisde veel en ondernam daarbij tal van bergtochten, met name in Zwitserland. Toen de Eerste Wereldoorlog uitbrak, was hij in Berlijn. Een bijzondere reis maakte hij in 1925 per SimplonOrient Express en per schip naar het Midden-Oosten: Turkije, Rhodos, Cyprus, Syrië en Egypte, waar hij zich in een winterjas met pet op, gezeten op een kameel, liet fotograferen voor de sfinx en de piramide van Cheops. Het jaar daarop reisde hij per trein naar Spanje: Granada, Malaga, Sevilla, Cordoba, Madrid en Barcelona. Met zijn oom David bezocht hij in de zomer van 1933 Trinidad en Suriname, waar hij onder andere een tocht met de Paramaribo-express door de binnenlanden maakte.

Als jong jurist begon hij zijn loopbaan in 1920 als secretaris van de Raad van Arbeid in Tiel. Tezelfdertijd vestigde hij zich als advocaat en procureur. Na twee jaar werkzaam geweest te zijn op het kantoor van mr. S. Rink associeerde hij zich. Hij maakte toen de jaren mee dat de rechtbank nog in Tiel gevestigd was, alvorens deze in 1933 naar Arnhem werd overgeplaatst. Het indrukwekkende, uit 1882 daterende Gerechtsgebouw fungeert sedertdien als kantongerecht. Een beruchte zaak waarin Van Nes als raadsman voor een beklaagde optrad, was de Culemborgse moordzaak in 1927. Over de advocatuur zei Van Nes: “Je eigen cliënt is je grootste vijand.” Hij publiceerde artikelen in het Weekblad van het Recht en het Nederlandse Juristenblad. In 1942 volgde zijn benoeming tot kantonrechter te Zaandam en twee jaar later te Tiel. Met grote nauwgezetheid kweet hij zich van zijn taak. Om een goed oordeel te kunnen vellen ging hij vaak ter plaatse kijken. Op die manier doorkruiste hij de Betuwe en leerde hij de bevolking kennen, waarmee hij goed overweg kon en waarin hij echt geïnteresseerd was. Regelmatig maakte hij gebruik van getuige-deskundigen. Bij geschillen streefde hij er zoveel mogelijk naar tot een voor beide partijen acceptabel oordeel te komen. De functie van kantonrechter achtte hij een eenzaam beroep, omdat hij de enige in het kanton was. Ondanks het feit dat Van Nes een natuurlijk gezag en eerbiedwaardigheid uitstraalde, wist hij door zijn gevoel voor humor menigeen tot lachen te brengen, ook tijdens de zittingen in de ontzag inboezemende, grote rechtszaal met zijn hoge ramen en mooie laat-19deeeuwse decoratie. Er vonden eveneens zittingen in Zaltbommel plaats. Tijdens zijn afscheid in 1965 werd over de kantonrechter gesproken als “een vrederechter”, iemand die “excellente uitspraken in strafzaken” deed. Vooral werd hij geroemd om zijn meegaan met de moderne ontwikkeling, en er werd gewezen op het steeds omvangrijker wordende werk van de kantonrechter: alleen al in 1964 deed hij 1878 uitspraken in strafvonnissen. In zijn dankwoord achtte Van Nes nauwgezette en toch snelle uitvoering van het werk onmisbaar voor een goede rechtsbedeling. Hij sprak zijn afkeuring uit over het toegenomen gebruik van “geestdodende formulieren, welke slordigheid, onnadenkendheid en het niet nauwkeurig lezen van de wet in de hand werken”.

Naast zijn ambt bekleedde hij een groot aantal uiteenlopende functies. Van 1927 tot 1975 was hij regent van het Burger Weeshuis en vanaf 1924 voorzitter van de Van Heumen de Sitterstichting. Van 1923 tot 1946 zat hij de CHU-kiesvereniging Tiel voor en was hij secretaris van de statenkring Tiel der CHU en van 1935 tot 1947 tevens lid van de gemeenteraad. Zijn bestuurlijke kwaliteiten kwamen tussen 1927 en 1970 ook tot uiting in het curatorschap van het Stedelijk Gymnasium. De Nederlandse Spaarbankbond onderscheidde hem op 2 maart 1979 met de Gouden Draagspeld voor het werk dat hij gedurende vijftig jaar deed als bestuurslid voor de Bondsspaarbank. Vanaf 1944 tot aan zijn overlijden was Van Nes secretaris en penningmeester van de Fundatie voor Christelijke Belangen te Tiel en van 1939 tot 1975 bestuurslid-secretaris van het protestants-christelijke ziekenhuis Bethesda. Het samengaan met het katholieke ziekenhuis Andreas kwam mede door zijn vermogen mensen tot elkaar te brengen tot stand. Daarnaast vervulde hij dezelfde functie bij het verpleegtehuis Nieuw Vrijthof. Zijn sociaal gevoel kwam met name tot uiting in zijn betrokkenheid bij de werkplaats voor minder validen De Jonge Schutskooi, waarvan hij in het oprichtingsbestuur zat en van 1954 tot 1965 voorzitter was. De stad Tiel eerde hem voor dit werk met de erepenning. Verder was hij bestuurslid van de Tielse leeszaal, de Oranjevereniging, de Hulpbank en de Oudheidkamer.

Hoewel hij tijdens de oorlog kantonrechter in Zaandam was, bleef hij wonen in Tiel, op St.Walburg 5, een 19de-eeuws patriciërshuis dat hij in 1936 had gekocht. Gedurende de laatste oorlogswinter werd tijdens hevige beschietingen veelvuldig geschuild in de gewelfde kelder van het huis. Ook aan anderen werd een slaapplaats geboden en tevens aan mensen die in de winter van 1944 probeerden de Waal over te steken om het bevrijde Zuiden te bereiken. Begin januari 1945 moest hij met zijn vrouw en twee kinderen evacueren. Na terugkeer in Tiel heeft het echtpaar Van Nes vele mensen met raad en daad bijgestaan, het verleende onderdak aan woningzoekenden en gaf logies aan buitenlandse musici die kamermuziekconcerten in Tiel gaven.

Van Nes had een sterk geloof, was rechtzinnig, daarnaast zeer verdraagzaam en liet ieder zijn overtuiging, ook zijn kinderen. Ondanks het grote leeftijdsverschil was hij zeer geïnteresseerd in jongeren, hun ideeën, overtuigingen en hobby’s. Een popconcert in de jaren ’70 op de Kade te Tiel vond hij “hoogst interessant”. Als gevolg van de eenzaamheid van zijn eigen jeugd genoot hij intens van zijn dochters, aan wie hij veel tijd besteedde. Met groot plezier las hij opnieuw de klassieke schrijvers, toen twee van hen het gymnasium bezochten. Hij trachtte zijn kinderen voor het leven sterk te maken met zinnen als: “Wie besloten heeft te overwinnen of te sterven, kan zeker van de overwinning zijn”, “Je moet je nooit terneer laten slaan”, of “Je moet in alle omstandigheden een gelijke geest bewaren”. Ondanks zijn vele taken straalde hij een grote rust uit. Hij deelde zijn dag goed in. “Je moet overal rustig de tijd voor nemen”, was een regelmatig gehoorde zinsnede. Dat je het leven niet te zwaar moest nemen, blijkt uit de opmerking “Je moet af en toe een beetje glissant zijn”, en “Leicht soll man leben. Wer das nicht tut, den straft das Leben und Gott erbarmt sich über ihn nicht.”

Gedurende een kleine zestig jaar heeft Van Nes zich op velerlei terreinen ingezet voor de stad Tiel, het kanton Tiel en de Betuwe, waarbij zijn bestuurlijke kwaliteiten, zijn interesse in de medemens, zijn accuraatheid en de rust die van hem uitging, maar ook zijn gevoel voor humor tekenend voor hem waren.

Werken

  • ‘Het verhaal bij vaderschapsacties’, in: Nederlands Juristenblad 1937, 979-985
  • ‘Opmerkingen en mededeelingen. Het echtscheidingsvraagstuk’, in: Nederlands Juristenblad 1944, 21-22
  • ‘Naar den censor’, in: Nederlands Juristenblad 1944, 70-72
  • ‘De kantonrechter als boeman’, in: Nederlands Juristenblad 1949, 811
  • ‘Rechtskundige curiosa’, in: Nederlands Juristenblad 1949, 835
  • ‘Afschaffing der pachtkamers?’, in: Nederlands Juristenblad 1951, 731-732
  • ‘De kantongerechtsprocedure’, in: Nederlands Juristenblad 1952, 231
  • ‘Het hek van den dam?’, in: Nederlands Juristenblad 1952, 595-596
  • ‘Inefficiënt’, in: Nederlands Juristenblad 1956, 916
  • ‘Verkeersovertredingen tegen verbalisanten’, in: Nederlands Juristenblad 1960, 859 en 1961, 147-148

Literatuur

  • H.P. van den Aardweg en J.P.J.C. Hüllstrung (red.), Persoonlijkheden in het Koninkrijk der Nederlanden in woord en beeld, Amsterdam 1938, 1070
  • ‘Afscheid van mr. J. van Nes als Kantonrechter te Tiel’, in: De Praktijkgids 1965, nr. 10, 198-199
  • ‘De Culemborgsche moordzaak voor de Tielsche Rechtbank’, in: Het Leven, 21-5-1927, 652-653
  • ‘Kroniek van de Bondsspaarbanken’, in: Bondsspaarbanken. Maandblad van de Nederlandse Spaarbankbond 61 (1979), nr. 4, 125
  • H. Manders, Meer dan een hoenderik vol.... Tielse herinneringen, Zutphen z.j.
  • ‘Oud-Kantonrechter mr. Van Nes overleden’, in: De Nieuwe Krant. Dagblad voor Tiel en Neder-Betuwe, 20-1-1982
  • ‘Stroom van waarderende woorden voor scheidende kantonrechter mr. J. van Nes’, in: Stad en Streek, 2-9-1965
  • P.L.J. Wapenaar, H.W.S. Een Tiels voorbeeld van dienende liefde, Tiel 2001

Bronnen

  • Familiearchief Van Nes (in particulier bezit)
  • E. van Heuven-van Nes
    Uit: Biografisch Woordenboek Gelderland, deel 3, Bekende en onbekende mannen en vrouwen uit de Gelderse geschiedenis. Redactie: drs. C.A.M. Gietman (eindredactie), drs. R.M. Kemperink, dr. J.A.E. Kuys, E. Pelzers en drs. P van Wissing .W.. Verloren Hilversum, 2002, pagina's 108-111.