Willem Pieter Cornelis Bos
1897-1961, Veearts en Politicus
Willem Pieter Cornelis (Wim) Bos werd op 30 mei 1897 te Rouveen geboren als zoon van de hoofdonderwijzer Jacob Bos en Aaltje Berenschot.Wim Bos had één zuster, Nellie. Hij trouwde op 13 november 1924 in Winterswijk met Johanna Geertruida (Jo) Heersink (1902-1983) uit Miste, met wie hij twee dochters kreeg. Bos overleed op 19 oktober 1961 in Bosch en Duin.
http://www.historici.nl/media/bwg/images/3/-006.jpg
W.P.C. Bos (foto: Staring Instituut, Doetinchem)

Jacob Bos verhuisde in 1899 naar Hoorn op Terschelling, waar hij hoofdonderwijzer werd, en in 1914 naar de gemeente Winterswijk, waar hij al eerder onderwijzer was geweest. Hij werd hoofd der school in de buurtschap Miste. De jeugdige Wim Bos bezocht in Winterswijk de Rijks-HBS. In 1916 startte Bos in Utrecht met zijn studie aan de Veeartsenijkundige Hoogeschool. In 1922 sloot hij die studie met goed gevolg af. Hij verwierf bij de hoogleraar Wester een assistentplaats en promoveerde op 5 november 1923. Deze promotie verliep niet geheel vlekkeloos omdat hij als onderwerp een chemisch thema koos, terwijl zijn sterke kant de klinische geneeskunde was. Bos overwoog zelfs zijn doctorsbul terug te geven.

Eind 1923 hield het assistentschap op en Bos vestigde zich als zelfstandig veearts in Winterswijk. Op 13 november 1924 trouwde hij met Jo Heersink, de dochter van een kruidenier in Miste. Voordat Bos trouwde had hij gesolliciteerd naar de functie van gouvernementsveearts in Indië, maar hij werd hiervoor afgewezen.

In Winterswijk bouwde hij al snel een bloeiende praktijk op. Men erkende hem als zeer bekwaam veearts, die bovendien goed met de agrarische bevolking overweg kon, mede doordat hij de taal van de streek sprak. Zijn populariteit werd nog vergroot doordat hij als leider van de Winterswijksche Ruiterclub met die vereniging grote triomfen vierde. Niet alleen landelijk, maar ook internationaal. In 1928 behaalden twee leden van de club een eerste prijs op een sterk internationaal concours in Keulen. Bos deelde in de glorie.

In 1931 begaf Bos zich op het terrein van de gemeentepolitiek. Hij liet zich voor de verkiezingen van dat jaar kandidaat stellen voor de partij van de Vrijzinnig Democraten (VD). Bos stond nummer 4 op de lijst, maar werd op 11 juni, met bijna de helft van de uitgebrachte stemmen voor die partij, tot lid van de gemeenteraad gekozen. Zijn interesse ging vooral uit naar het functioneren van het plaatselijke slachthuis en van het destructiebedrijf, waarbij diverse problemen speelden die vooral de agrarische wereld beroerden.

Inmiddels was in Drenthe de organisatie Landbouw en Maatschappij opgericht, die ten doel had de crisismaatregelen, die vooral de kleine boeren troffen, het hoofd te bieden. Bos was al snel de grote voorman in Winterswijk en de Achterhoek, waar door zijn toedoen het ledental van deze boerenorganisatie snel steeg. Bos was een vurig propagandist.

Eind oktober 1933 maakte Bos een plotselinge ommezwaai van de VD naar de inmiddels opgerichte NSB. Hij werd leider van de kleine plaatselijke afdeling, terwijl ds. E. Reeser, de Nederlands-hervormde predikant, de propagandaleider werd. Beiden hadden grote invloed op de plaatselijke bevolking. Bos bleef echter, ondanks protesten van de andere partijen, lid van de gemeenteraad.

Ondanks zijn overstap naar de NSB bleef Bos bij de bevolking en de kiezers populair. Bij de Statenverkiezingen op 26 april 1935 kreeg de NSB in Winterswijk 20,3% van de stemmen. Bos haalde voor de Staten nét niet genoeg voorkeurstemmen om te worden gekozen. In de gemeenteraad werd hij bij de verkiezingen van 19 juni 1935 met grote meerderheid gekozen voor Gemeentebelangen, welke partij een paar maand van tevoren was opgericht. De plaatselijke NSB nam als zodanig niet deel aan de verkiezingen.

In 1936 werd Bos alsnog lid van de Provinciale Staten van Gelderland, omdat een partijgenoot opstapte. Over zijn functioneren in de Staten is weinig bekend. De plaatselijke politiek had voor hem een grotere aantrekkingskracht. In 1939 nam Bos afscheid als gemeenteraadslid. De NSB, die toen wel deelnam aan de plaatselijke verkiezingen, kreeg nog geen 10% van de uitgebrachte stemmen. Bos had zich niet kandidaat gesteld. Naar zijn mening bestond het raadswerk teveel uit politiek geharrewar en deed men te weinig voor het algemeen belang.

Ondertussen mocht Bos zich verheugen in een nog steeds groeiende veeartsenpraktijk. Hij was de richting ingeslagen van de homeopathische geneeswijze. Hij had daarmee succes, maar zijn collega’s en de wetenschap oordeelden hierover sceptisch.

Nadat in 1940 de Duitsers ons land waren binnengevallen, begon de plaatselijke afdeling van de NSB in Winterswijk sterk te groeien, evenals elders in het land. Bos was en bleef de plaatselijke leider. In april 1941 werd burgemeester J.W. Kneppelhout door de Duitsers afgezet als burgemeester. Er werd eerst een plaatsvervanger, mr. J. Voorink, benoemd, maar op 28 maart 1942 werd Bos burgemeester van Winterswijk. Hij begon met een felle installatierede, waarbij echter het joodse volksdeel buiten schot bleef.

De periode Bos kenmerkte zich door enkele markante gebeurtenissen. Op 27 november 1942 werd een twintigtal ondergedoken joden uit het Korenburgerveen gehaald, nadat hun verblijf was verraden. In april 1943 moesten de laatste Winterswijkse joden, 99 in getal, afreizen naar Vught, en eind april 1943 brak ook hier de April-Meistaking uit. Bos heeft voorkomen dat deze voor Winterswijk een rampzalig gevolg had. In mei 1944 werd een plaatselijke verzetsgroep opgerold en de laatste oorlogswinter werd Winterswijk overstroomd door NSB-vluchtelingen en Duitse militairen. Al deze gebeurtenissen in Winterswijk zullen Bos niet onberoerd hebben gelaten, omdat hij voor deze toestanden medeverantwoordelijk was. Een dag vóór de bevrijding van Winterswijk op 31 maart 1945 vluchtte Bos naar Drenthe, waar hij enkele weken later in Ruinen werd gearresteerd.

In juni 1948 werd hij berecht. Zijn straf was betrekkelijk licht, 41/2 jaar. De motivering voor het vonnis was dat Bos, naast de verkeerde dingen die hij had gedaan, ook veel mensen had geholpen. Bovendien werd rekening gehouden met zijn hartkwaal. Eind 1948 kwam hij weer vrij nadat hem gratie was verleend. Tijdens zijn kampperiode schreef hij een omvangrijk werk over de homeopathische geneeswijze bij dieren, dat echter tot op heden in manuscript is gebleven.

Aanvankelijk vestigde Bos zich na zijn vrijlating weer in Winterswijk. Hij oefende daar op een boerderij zijn praktijk uit en verstrekte tevens homeopathische geneesmiddelen aan patiënten. Eind 1949 vertrok Bos met zijn gezin naar Bosch en Duin bij Bilthoven, waar hij zijn praktijk voortzette. Hij werd weer een bekend veearts, die regelmatig geraadpleegd werd door de Faculteit der Diergeneeskunde van de Rijksuniversiteit Utrecht, maar ook door de Koninklijke Stallen in Den Haag, wanneer daar problemen waren. Bovendien bleven Winterswijkse patiënten hem bezoeken vanwege de homeopathische middelen die hij verstrekte.

W.P.C. Bos stierf op 19 oktober 1961 in Bosch en Duin. Zijn vrouw overleefde hem ruim twintig jaar. Zij overleed op 28 februari 1983.

Literatuur

  • G.A. Kooy, Het echec van een ‘volkse’ beweging, Nazificatie en denazificatie in Nederland 1931-1945, Assen 1964
  • G.J.H. Krosenbrink, Dr. W.P.C. Bos, zijn leven en zijn tijd, Doetinchem/Winterswijk 1995
G.J.H. Krosenbrink
Uit: Biografisch Woordenboek Gelderland, deel 3, Bekende en onbekende mannen en vrouwen uit de Gelderse geschiedenis. Redactie: drs. C.A.M. Gietman (eindredactie), drs. R.M. Kemperink, dr. J.A.E. Kuys, E. Pelzers en drs. P van Wissing .W.. Verloren Hilversum, 2002, pagina's 25-27.