Adam Caspar Willem Nies
1747-1820, Notaris, Secretaris en Schout
Adam Caspar Willem Nies werd op 23 november 1747 te Ruurlo geboren als zoon van Caspar Johan Lodewijk Nies († 1775), richter en rentenier, en A.W.C.M. Lich. Hij huwde op 10 november 1775 met Arnoldina Turnbull († 1786).Uit dit huwelijk werden vijf dochters geboren.Nog geen half jaar na het overlijden van Arnoldina trad Nies opnieuw in het huwelijk. Zijn tweede echtgenote, Hermina Wilhelmina Carolina de Bruin-Victor [of: Vietor] (1757-wrsch. 1828), schonk hem zijn zesde dochter. Nies overleed te Loenen op 29 april 1820.
http://www.historici.nl/media/bwg/images/4/-030.jpg
Handtekening van A.C.W. Nies (Apeldoorns Archief)

Adam Caspar Willem Nies heeft een opmerkelijke bestuurlijke carrière gekend. In de eerste plaats was hij notaris. Ten tweede was hij secretaris, eerst tot 1795 van de hoge heerlijkheid Het Loo, daarna tot 1806 van het schoutambt Apeldoorn. Vervolgens werd hij in 1806 aangesteld tot schout van dit schoutambt.

Nies heeft zich al vroeg toegelegd op het verkrijgen van een bestuurlijke/ambtelijke functie; in die dagen een niet zo heel vreemde keuze voor zonen van wie de vader een bestuurlijke functie vervulde of rentenier was. Nies’ vader voldeed aan beide kwalificaties. Evenals andere jongemannen met dezelfde ambities volgde hij een rechtenstudie te Harderwijk. Hij behaalde er in 1768 zijn meestertitel. Nu was het zo dat er tot de 18de eeuw hoegenaamd geen notarissenopleiding bestond; het vak leerde je in de praktijk. In die tijd keek de samenleving niet al te hoog op tegen het notariaat. Het heette nog een beroep, geen ambt. Had een juridisch opgeleide geluk, dan kon hij werkervaring opdoen in een functie die enig aanzien genoot. Nies was zo iemand, want hij belandde in het (dagelijks) bestuur van de hoge heerlijkheid Het Loo. Hij zal, zoals te doen gebruikelijk, aanvankelijk niet veel meer dan klerk zijn geweest, belast met maken van afschriften die bewaard dienden te worden. Dat bewaren moet hem goed zijn afgegaan, want vanaf 1787 was hij secretaris van de hoge heerlijkheid. In deze functie legde hij protocollen vast betreffende de vrijwillige-, criminele- en civiele rechtspraak. Ook verzond hij uitnodigingen aan betrokken schepenen wanneer de drost van de hoge heerlijkheid namens de stadhouder recht sprak. De werkzaamheden die Nies nu verrichtte, werden mede door ontwikkelingen in Frankrijk, waar het ‘ambt’ van notaris begon te stijgen op de maatschappelijke ladder, steeds meer onmisbaar geacht voor een goed functionerend bestuur.

Juist in deze jaren was er in de Republiek veel politieke en maatschappelijke onrust vanwege het weifelend bestuur van stadhouder Willem V, een stroef draaiende economie, het verlies van een rol van enige betekenis op het wereldtoneel en een samenleving die in de ogen van sommigen hoognodig bestuurlijk en economisch hervormd diende te worden. De Patriotten, politiek bewuste burgers en democratische en aristocratische regenten, moesten niets hebben van het stadhouderlijk bestuur. Weliswaar verloren ze na het Pruisische militaire ingrijpen vanaf september 1787 tijdelijk hun machtspositie, maar de hierop volgende stadhouderlijke Restauratie had evenmin enig kans van slagen.

Nies stond sympathiek tegenover de Patriotten; evenzeer was hij ervan overtuigd dat het bestuur intussen door moest gaan. De jaren 1787-1795 waren voor hem een tijd waarin hij als secretaris enerzijds openlijk loyaal tegenover Willem V had te zijn, anderzijds verstond hij sinds de gebeurtenissen volgend op de Franse Revolutie (1789) de tekenen des tijds. Zijn werk heeft er niet onder geleden, maar we zien wel dat hij het notarisschap meer en meer vanuit zijn woonplaats Loenen beoefende en steeds minder op Het Loo vertoefde. Naast secretaris-protocolhouder van de hoge heerlijkheid was hij in Loenen dankzij landerijen in Veld- en Veenhuizen, alles bijeen zo’n 112 morgen, die zijn tweede echtgenote in het huwelijk had ingebracht, een niet onbemiddeld grootgrondbezitter. Het meeste werk daaraan liet hij over aan een knecht. In Loenen raakte hij bevriend met de katholieke edelman O.G.W.J. Hackfort tot ter Horst, die evenals hij de patriotse zaak ‘zeer aangedaan’ was.

In de winter van 1794/95 moesten Hessische en Engelse huurlegers de grens bij de grote rivieren verdedigen tegen de Franse revolutionaire volkslegers die ook de inwoners van de Republiek wilden ‘bevrijden van hun tirannen’. Toen Nies werd gevraagd aan deze huurlegers hand- en spandiensten te verlenen, weigerde hij dit op grond van zijn politieke overtuiging. Nadat de Fransen in januari de Republiek hadden ‘bevrijd’ werd het bestuur van de toen ontstane Bataafse Republiek grondig hervormd.

Omdat de stadhouderlijke familie naar Engeland was gevlucht en het Bataafs bestuur de zaken van onderop wilde wijzigen, werd de hoge heerlijkheid Het Loo opgeheven en het schoutambt Apeldoorn heringevoerd. Enkele papiermakers en voormalige ambtenaren van de heerlijkheid streden om het hardst wie de belangrijkste lokale bestuurders zouden worden. Nies en Hackfort echter namen vanuit Loenen voor het Intermediair Gelders Bestuur de honneurs waar. Eerstgenoemde kreeg de administratieve en financiële taken toegewezen en bleef secretaris. Hackfort verrichtte de gerechtelijke opsporings- en aanhoudingstaken. Vanaf januari 1798 kregen de Unitarissen het enige maanden voor het zeggen. Om het land beheersbaar te kunnen besturen wensten ze grotere lokale bestuurseenheden. Dit hield voor Apeldoorn in dat van bovenaf een samengaan met het schoutambt Voorst werd opgelegd. Het was vooral aan Nies te danken – hij werd augustus 1798 eerste secretaris – dat dit samengaan geen financieel rampspoed met zich heeft meegebracht, zoals elders. Al direct werd besloten een kleine kas voor lopende zaken in te richten. Bovendien kwamen Nies’ kwaliteiten als notaris goed te pas. Van alle gewichtige zaken maakte hij akten die vervolgens in protocollen werden vastgelegd.

In 1800 was de samenvoeging al weer voorbij. Apeldoorn en Voorst konden zonder al te veel problemen van elkaar worden gescheiden. Het zijn wellicht de bij deze en eerdere gelegenheden getoonde administratieve kwaliteiten van Nies geweest die hem na 1801 van pas kwamen bij de uitoefening van het schoutambt. Dat deze functie voor hem geknipt bleek, lag des te meer voor de hand daar de opsporingstaken uit het ambt van schout werden gelicht. De Hattemse baljuw-drost E.A. Daendels was voortaan de regionale opsporingsambtenaar.

Voordat Nies zich kon laten gelden als de nieuwe schout had hij tot 1806 een competentiestrijd te voeren met het Apeldoorns municipaal bestuur, bestaande uit leden van de lokale middenklasse. Het Departementaal Bestuur van Gelderland greep ten slotte in. Daarmee was de rol van de plaatselijke bevolking in dat lokaal bestuur uitgespeeld. Voortaan namen notabelen als admiraal J.H. van Kinsbergen iedere gelegenheid te baat om zich met dat bestuur te bemoeien. Nies bleef, stellig vanwege zijn kwaliteiten, telkens buiten schot. Het was zelfs zo dat na de komst van koning Lodewijk Napoleon, die vanaf 1807 steeds vaker op Het Loo vertoefde, Nies schout bleef. De koning had vergaande plannen met het gebied rond het paleis. Hij wilde er een bestuurlijk centrum van maken en liet per 1 januari-1809 het kerkdorp Vaassen samengaan met Apeldoorn, Beekbergen en Loenen. De naam van het nieuwgevormde gebied werd: schoutambt Het Loo. Welke plannen Lodewijk Napoleon met het gebied heeft voorgehad, zullen we nooit precies weten, want na zijn abdicatie op 2 juli 1810 werd de situatie van voor 1809 heringevoerd.

Het schoutambt van Nies kreeg evenals dat van zijn plattelandscollega’s in het begin van de 19de eeuw een ander aanzien. De plattelandsschout zat de municipaliteitsraad voor en hield toezicht op de al maar toenemende administratieve werkzaamheden. Voorts zag hij toe op de juiste uitvoering van de stroom van nieuwe wetten en maatregelen vanuit Den Haag of Arnhem. Met het klimmen der jaren viel Nies het besturen van een der grootste schoutambten van Nederland niet mee. Voor hem kwam de zoveelste wijziging van het plattelandsbestuur, ditmaal op last van keizer Napoleon, die Nederland in de zomer van 1811 had ingelijfd, als een geschenk uit de hemel.

In augustus 1811 volgde de overhandiging van een goed bijeengehouden administratie en op orde zijnde financiën van Nies aan zijn opvolgers J.C. van Lichtenberg en J.H. Gunningh. Toch wilde het verfranste bestuur Nies erbij blijven betrekken en stelde hem aan als maire van Loenen. Verscheidene Franse wetten werden intussen ook in Nederland ingevoerd, waaronder die op het notariaat (16 maart 1803). In Frankrijk was de notaris een onmisbaar zelfstandig onderdeel van het lokaal en departementaal bestuur geworden. In Nederland zette zich een zelfde ontwikkeling in rap tempo in. Het verklaart waarom Nies zich weinig gelegen liet liggen aan dat Loenense mairieschap, het zelfs volgens zijn superieuren verwaarloosde. Hij liet het werk over aan Hackfort tot ter Horst. Ondanks zijn hoge leeftijd zette hij zich in voor het in aanzien stijgende notarisambt. Hij noemde zich met graagte ‘Notaire Imperial, à la résidence de Loenen, Canton Brummen, Arrondissement d’Arnhem, département d’IJssel Supérieur’. In deze tijd van toenemende verwarring, onder meer ten gevolge van de verschillende Napoleontische oorlogen, naast de vele wetgeving die het continent teisterde, was het juist zo’n waarborg van juridische zekerheid die de burgerij bij voorkeur zocht. Ook nadat het Koninkrijk der Nederlanden in 1815 definitief werkelijkheid werd, bleef Nies voor de Loenense en nu ook de Eerbeekse en Brummense bevolking de notaris bij uitstek.

Nadat de nieuwe bestuursreglementen voor het platteland van Gelderland op1 januari 1818 van kracht waren geworden, werd naast schout en assessoren (voorlopers van de latere wethouders) een gemeenteraad in het leven werd geroepen, waarvan de leden tot de aanzienlijke burgerij diende te behoren. De voor het schoutambt Apeldoorn benoemde schout J.A.J. baron Sloet tot Olthuis zocht Nies aan hierin namens Loenen plaats te willen nemen. Tot aan zijn dood heeft Nies deze functie getrouwelijk bekleed. Hij etaleerde daarbij meer dan eens zijn inzichten op administratief en juridisch terrein.

Op 29 april 1820 stierf Nies te Loenen. Zijn invulling van zijn verschillende functies zorgde voor continuïteit van het bestuur. Hierdoor traden minder spanningen op dan elders, waar deze onder meer vanwege financieel en bestuurlijk wanbeheer onmiddellijk na 1813 aan het licht traden. Nies was geen baantjesjager, zoals er toentertijd wel voorkwamen. Of zoals hij het desgevraagd eens zei: “Ik stel geen roem in aristocratie, noch eer in heerszucht.”

Literatuur

  • C.J.C.W.J. Arnold, Apeldoorn in opkomst, Zutphen 1971
  • H.B.N.B. Adam, J. Hofman, G.J. Mentink, Van Gelre naar Gelderland. Aspecten van de overgang van de achttiende naar de negentiende eeuw, Arnhem 1984
  • J.C.H. Nelis, De Notariswet, Zwolle 1982
  • A.F. Gehlen, ‘Het Notariaat der Lage Landen in historisch perspectief’, in: Atlas van het Notariaat. Opstellen, Ars Notariatus XLII, Deventer 1989, 477-492
  • E. Luikens, ‘Bestuurlijk en bureaucratisch Apeldoorn 1810-1813: druk, druk, druk’, in: P.J.A.N. Rietbergen (red.), Bureaucraten betrapt. Historische opstellen aangeboden aan Hugo de Schepper, Amersfoort 2001, 199-217
  • E. Luikens, ‘Politieke en bestuurlijke ontwikkelingen’, in: R.M. Kemperink e.a. (red.), Geschiedenis van Apeldoorn, Zutphen 1993, 213-246
  • E. Luikens, Apeldoorn in de schaduw van Het Loo 1785-1905. Politieke, bestuurlijke en maatschappelijke ontwikkelingen in Apeldoorn, Zutphen 1999
  • G.J. Mentink, ‘De provisionele representanten uit het Kwartier van Veluwe in de Staten van Gelderland in 1795’, in: P. Brood e.a. (red.), Homines novi. De eerste volksvertegenwoordigers van 1795, Amsterdam 1993, 387-479
  • S.W. Verstegen, Gegoede ingezetenen. Jonkers en geërfden op de Veluwe 1650-1830, Zutphen 1990
  • P.W. van Wissing (eindred.), De eerste volksvertegenwoordigers van Gelderland in 1795, Amsterdam 1996

Bronnen

  • Apeldoorns Archief, Oud-archief tot 1818, Ingekomen en afschriften van uitgegane stukken, inv. nrs. 322, 327, 432-439
  • Apeldoorns Archief, Gemeentebestuur 1818-1945, notulen gemeenteraad, inv. nr. 1
  • Apeldoorns Archief, Gemeentebestuur 1818-1945, notulen B en W, inv. nr. 1
  • Apeldoorns Archief, Kleine inventarissen, Notarieel Archief, inv. nr. 1030
  • Streekarchief Voorst, Bataafs-Frans archief, Notulen van de vergadering van de municipaliteit, inv. nrs. 293 en 294
  • Streekarchief Voorst, Bataafs-Frans archief, Vergadering 8 mei 1798, inv. nr. 322
Elze Luikens
Uit: Biografisch Woordenboek Gelderland, deel 4, Bekende en onbekende mannen en vrouwen uit de Gelderse geschiedenis. Redactie: dr. J.A.E. Kuys (eindredactie), drs. C.A.M. Gietman, drs. R.M. Kemperink, E. Pelzers en dr. P.W. van Wissing. Verloren Hilversum, 2004, pagina's 92-94.