Dirck van Haeften
ca.1530-1578, Heer van Gameren en Gouverneur van Zaltbommel
Dirck van Haeften werd omstreeks 1530 geboren als oudste zoon van Johan van Haeften, heer van Gameren (ca.1500-1549) en Lucresia van Brederode (ca.1500-ca.1580), bastaarddochter van Reinoud III van Brederode. Hij huwde Margaretha van Duivenvoorde (ca.15401624), dochter van Dirck van Duivenvoorde, baljuw en dijkgraaf van Schieland, en Baerte Pieters van Rhoon. Het huwelijk bleef kinderloos.Van Haeften overleed in 1578 of 1579.
http://www.historici.nl/media/bwg/images/4/-020.jpg
Huis te Gameren, tekening door H. Spilman (1721-1784) (Collectie Gemeentemusea Arnhem)

Dirck van Haeften, lid van het riddermatige geslacht Van Haeften dat uitgebreide bezittingen in de Tieleren Bommelerwaard had, speelde een rol in het begin van de Tachtigjarige Oorlog en trad in de voetsporen van enkele krijgshaftige voorouders. Aan het begin van de 15de eeuw was zijn betoudovergrootvader Otto van Haeften, heer van Herwijnen, ambtman van de Tieleren Bommelerwaard en lid van het Verbond der Kabeljauwen, tijdens de Arkelse Oorlog betrokken bij de activiteiten van zijn schoonvader Bruysten van Herwijnen. Het geslacht Van Haeften verkreeg later door vererving lenen en allodiale goederen die mede afkomstig waren van Bruysten van Herwijnen. In 1511 veroverde Dircks grootvader Dirck van Haeften voor hertog Karel van Gelre de stad Zaltbommel op de Bourgondiërs. Als beloning voor zijn verdiensten verpandde de hertog aan hem een uiterwaard in Gameren en Nieuwaal. Dircks vader Johan kwam in 1539 in bezit van het huis Wayestein te Herwijnen en de heerlijkheid Gameren, en in 1548 van een uiterwaard in Gameren.

In 1544 werd Dirck zelf beleend met het huis Wayestein en diverse tienden en hofsteden. Hij droeg het huis over aan zijn oom Alard. In 1549 droeg – de nog steeds minderjarige – Dirck daarnaast twee tienden en een hofstad te Herwijnen over aan Alard. Waarom Dirck de goederen in Herwijnen afstootte is onduidelijk. Hij koos in ieder geval voor een domicilie aan de overzijde van de Waal en vestigde zich te Gameren in de Bommelerwaard. Het huis en de heerlijkheid Gameren waren in 1484 in bezit van het geslacht Van Haeften gekomen door het huwelijk van Dircks betovergrootvader Otto met Jutta Pieck, vrouwe van Gameren en dochter van Franck Pieck. Dirck werd waarschijnlijk met het huis en de heerlijkheid beleend na de dood van zijn vader in 1549, de exacte datum is niet bekend.

Weinig is van hem bekend tot hij in 1566 toetrad tot het Verbond der Edelen, samen met zijn zwager Alexander van IJsselsteyn, een bastaardzoon van Maximiliaen van Egmond, die met zijn zuster Agnes was getrouwd. Beiden waren in krijgsdienst bij Hendrick, graaf van Brederode. Hun politieke keuze hield waarschijnlijk verband met de familierelatie met Willem van Oranje: Alexander was een broer van Anna van Buren, de tweede vrouw van de Prins.

Op 20 juni 1568 werd Dirck gedagvaard naar Antwerpen, waar hij niet verscheen. Alva’s rechtbank veroordeelde hem bij verstek tot verbanning en verbeurdverklaring van zijn goederen. Ongetwijfeld droeg de getuigenis van Johannes Storm, pastoor van Gameren, bij tot de veroordeling: “Gevraecht zynde na de persoon van Dirck van Haeften, geweest hebbende dagelicx Heer van Gameren, segt die selve altyt geweest te zyn van den huyse van Brederode, ....., ende de voors. Dirck van Haeften wylen Heeren Hendrick van Brederode in zyne zaecke der troublen angaende aenhengich geweest te zyn, zoe zy gehoert hebben ende als die gemeene faem is. ..... Ende angaende die persoen van Alexander van Ysselsteyn ..... segt hy somtyt te syn op Gameren ende somtyt elders, ende geen seekere plaetze te holden. Wyders gevraecht zynde off hy gedragen heeft idt goesen teyken aen een rode sloeyer oft nyet, segt hy hem ’t zelve om den hals te hebben sien hebben, ende somtyts nyet ende naest omtrent een jaer herwerts off minder tselve hem nyet en heeft sien dragen.” Dirck van Haeften had, ruim voor hij werd gedagvaard, geprobeerd zijn goederen in veiligheid te stellen. Op 28 maart 1567 verkocht hij de heerlijkheid en het huis te Gameren, met alle daarbij behorende goederen, het collatierecht en de inkomsten van de geestelijke goederen aan zijn moeder Lucresia. Zij bleef met haar dochters katholiek en had “angaende die zaecke van haer soen altyt beclaecht”, volgens de pastoor van Gameren. Het zou haar echter niet vrijwaren van de verbeurdverklaring. Op 10 augustus 1568 maakte Robert van Heerdt, ambtman van Zaltbommel en de Tieler- en Bommelerwaard, voor het raadhuis in Zaltbommel, ten huize van Lucresia in Gameren en in de kerk te Gameren de dagvaarding bekend en op 17 augustus inventariseerde Evert Pannecoeck, richter in de Bommelerwaard, in het bijzijn van de schepenen van Zuilichem, de goederen van Dirck van Haeften. Naast het huis en de heerlijkheid Gameren, ging het om uiterwaarden, landerijen en diverse tienden. Zijn moeder had moeten verklaren dat geen goederen of bezittingen waren achtergehouden.

Waarheen Dirck, nog voor de verbanning werd uitgesproken, was gevlucht, is niet bekend. Maar, zoals veel anderen, is hij waarschijnlijk naar Duitsland gegaan. Daar heeft hij vermoedelijk Willem van Oranje ontmoet en moet het plan zijn gerijpt om Zaltbommel terug te winnen voor de Prins. In 1572 was het zover. Op 31 juli van dat jaar nam hij zonder veel moeite met een klein legertje geuzen de stad in. Er was maar een kleine Spaanse bezetting en het stadsbestuur was vertrokken naar Arnhem (wellicht waren zij op de hoogte). In navolging van zijn grootvader Dirck, die in 1511 met een schip rijshout de Bourgondiërs verraste, had ook hij een krijgslist bedacht. Vroeg in de ochtend was Dirck met een wagen, geladen met hooi, bij de Boschpoort gearriveerd en overrompelde hij de stadswacht. Tot zijn legertje behoorden luitenant Johan Tengnagel en vaandrig Johan van Rossem. In korte tijd waren de bezetters verdreven en zo behoorde Zaltbommel, met Buren, tot de eerste twee steden die in Gelderland de zijde van Willem van Oranje kozen. Deze benoemde Dirck tot gouverneur van de stad, legerde er een garnizoen Schotse huurlingen en versterkte de verdedigingswerken. Alva probeerde het tij te keren en bood Van Haeften een pardon aan. Hij zou – met vier door hem aan te wijzen metgezellen – vergiffenis krijgen, teruggave van de verbeurd verklaarde goederen en een bedrag van 20.000 gulden. Uiteraard moest hij Zaltbommel overgeven aan de Spanjaarden. Van Haeften sloeg het aanbod af en stelde Willem van Oranje op de hoogte.

Het jaar 1574 was van groot belang in de strijd tegen Spanje. Lodewijk en Hendrick, de broers van Willem van Oranje, werden bij Mook verslagen en gedood en Leiden werd door Alva belegerd. Het beleg van Zaltbommel in dat jaar heeft altijd veel minder aandacht gekregen. Toch was dit van belang voor de strijd, omdat de stad aan de Waal op de route lag van Brussel naar Utrecht en Holland via Den Bosch. In juni 1574 sloeg Gillis van Berlaymont, heer van Hierges, het beleg voor de stad. Dirck van Haeften was voorbereid en had de stad in staat van verdediging gebracht. Zo had hij de molens buiten de stad laten afbreken. In april had hij kasteel Waardenburg veroverd op de Spanjaarden, waarbij hij gewond was geraakt aan zijn been. Het kasteel werd door Catharina van Gelder, een bastaarddochter van hertog Karel van Gelre, verdedigd. Na de overgave werd zij naar Zaltbommel gebracht, waar men haar wilde ophangen. Willem van Oranje verhinderde dit en verbande haar naar het kasteel Heukelom.

De troepen van Berlaymont bouwden schansen rond de stad in Hurwenen, Bruchem, Tuil en rond het kasteel in Gameren. Het beleg kenmerkte zich door voortdurende schermutselingen buiten de stad tussen belegerden en belegeraars, vooral aan de westzijde tussen Zaltbommel en Gameren. De Bommelaars probeerden vaak de oogst binnen te halen, hetgeen de Spanjaarden trachtten te verhinderen. Dirck van Haeften was zelf meerdere malen persoonlijk bij de gevechten betrokken. Eind juli wist hij bij een van de gevechten maar nauwelijks te ontkomen. Hij verloor zijn geweer en paard en ontkwam te voet naar de stad. Vanuit de schans bij Tuil aan de overzijde van de Waal werd Zaltbommel voortdurend beschoten. Het beleg duurde tot begin oktober toen de Spanjaarden de aftocht bliezen, daartoe gedwongen door het hoge water als gevolg van het doorsteken van de dijken door de belegerden.

In de jaren na de aftocht van de Spanjaarden probeerde het stadsbestuur van Zaltbommel, in navolging van andere steden, meerdere malen om onder de lasten van het garnizoen uit te komen. Willem van Oranje voelde hier in het geval van de grensstad Zaltbommel niets voor. Dirck van Haeften had als gouverneur met deze problemen te maken en hoewel prins Willem hem in een brief van eind maart 1577 nog “zijn getrouwe” noemde, legde Dirck kort daarna zijn functie neer. Het is mogelijk dat dit op aandringen van de Prins gebeurde, maar dat is onzeker. Op 9 april 1577 benoemde de prins Dirck Vijgh tot gouverneur van Zaltbommel. Vijgh was commandant van Buren geweest, maar toen deze stad in 1575 in handen van de Spanjaarden viel, vluchtte hij naar Zaltbommel.

Van Haeften keerde niet meer naar Gameren terug. Hij overleed in 1578 (of 1579) en werd vermoedelijk in Zaltbommel begraven. In de Sint Maartenskerk aldaar bevond zich vroeger een grafsteen, toebehorend aan het huis van Gameren, met de naam van zijn zuster Aleyt en van enkele nazaten. Niets in Zaltbommel herinnert thans nog aan Dirck van Haeften; er is geen gedenksteen en geen straat is naar hem vernoemd. Een opmerkelijke omissie, gezien zijn verdienste voor de zaak van Willem van Oranje op een moment dat de ontwikkelingen in de strijd tegen Spanje niet gunstig waren. De vraag mag worden gesteld of het mislukken van het beleg van Leiden niet mede te danken was aan het feit dat de Spanjaarden veel troepen moesten inzetten in de Bommelerwaard.

Na Dircks overlijden werden het huis en de heerlijkheid Gameren weer in bezit gesteld van zijn moeder Lucresia. De uiterwaarden die Dircks grootvader al had verkregen, werden door Willem van Oranje opnieuw aan Dircks erven verpand. Zijn vrouw Margaretha hertrouwde met ritmeester Alexander Wischart, heer van Pittaro. Hij was commandant van een Schotse compagnie herquebusiers, in dienst van de StatenGeneraal. Margaretha overleed op 7 december 1624 en werd begraven in de Ruychrockkapel te Den Haag. In 1617 hebben Alexander en Margaretha de rechten die zij nog hadden op goederen in Gameren verkocht aan Judith van Haeften, een zuster van Dirck, die op dat moment vrouwe van Gameren was. In de jaren daarna verdwenen alle sporen van het geslacht Van Haeften uit Gameren, mede als gevolg van het kinderloos blijven van de huwelijken van Dirck en van Reinier, de zoon van zijn broer Alard. De resten van het huis, dat bij het beleg in 1574 zwaar was beschadigd, bleven nog tot het eind van de 18de eeuw in bezit van het geslacht van Haeften van Ophemert (afstammend van Dircks oom Alard) en hun erfgenamen uit het geslacht Van Balveren. De heerlijkheid Gameren, met uitzondering van vrijwel alle goederen, werd in 1618 door Willem van IJsselsteyn, een kleinzoon van Dircks zuster Agnes, verkocht aan Jacob van Randwijck. Zijn nazaten bleven tot 1795 in bezit van de heerlijkheid.

Literatuur

  • J.G.R. Acquoy, Jan van Venray (Johannes Ceporinus) en de wording en vestiging der Hervormde gemeente te Zaltbommel, ’s-Hertogenbosch 1873
  • G. Berends en R.S. Hulst, ‘Het slot te Gameren’, in: BM Gelre 65 (1971), 1-9
  • D. Brouwer, ‘Diederik Vijgh, gouverneur van Bommel’, in: BM Gelre 22 (1919), 61-67
  • M.D. van Duijvenvoorde, ‘Een jongere tak van de familie van Duivenvoorde’, in: De Nederlandsche Leeuw 116 (1999), kol. 433-450, aldaar 441
  • A.F. van Goelst Meijer, ‘De belegering van kasteel Waardenburg in 1573 en 1574’, in: BM Gelre 61 (1962-1964), 135-144
  • Th. Goossens, ‘Kerk- en Kloostervisitaties in het bisdom ’sHertogenbosch uit de 16de eeuw’, in: Bossche Bijdragen 5 (1922-1923), 134-167, aldaar 144
  • G. van Hasselt, Stukken voor de Vaderlandsche Historie, Arnhem 1792-1793, nr. 155
  • A. van Hulzen, De Grote Geus en het falende Driemanschap, Hilversum 1995
  • H.F.M. Huybers en J. Kleyntjens (eds.), De blokkade van Zalt-Bommel. Dagverhaal van Gasparus de L’Agarge, geestelijke, behoorende tot het gevolg van Gillis de Berlaimont, heer van Hierges ....., 1574, Arnhem 1925
  • P. de Groot, ‘Verbeurdverklaringen in 1567’, in: De Navorscher 84 (1935), 184-190, aldaar 187

Bronnen

  • Nationaal Archief, Den Haag, Stukken afkomstig van het geslacht Mackay van Ophemert en van leden van aanverwante geslachten, inv. nr. 1643 (Extract uit het leenregister van het huis Rossem)
  • Streekarchief Bommelerwaard, Zaltbommel, ORA Zuilichem, inv.nr. 663, f. 18
J.N.A. Groenendijk
Uit: Biografisch Woordenboek Gelderland, deel 4, Bekende en onbekende mannen en vrouwen uit de Gelderse geschiedenis. Redactie: dr. J.A.E. Kuys (eindredactie), drs. C.A.M. Gietman, drs. R.M. Kemperink, E. Pelzers en dr. P.W. van Wissing. Verloren Hilversum, 2004, pagina's 66-69.