Geer Aalders
1931-1998, Vakbondsman en Initiator van het Vakbondshistorisch Archief Nijmegen en Omstreken
Gerardus Johannes Aalders werd op 12 december 1931 te Nijmegen geboren als tweede kind van Geertruida Roelofsma (1907-1978) en Gerhard Johann Aalders (1903-1967). Op 23 januari 1953 trad hij in het huwelijk met Gesina Theodora Louisa Sewalt (1932-1998),met wie hij in 1953 dochter Louise Geertruida Gesina en in 1957 zoon Gerardus Johannes Lambertus kreeg. Hij overleed op 29 juni 1998 in Nijmegen.
http://www.historici.nl/media/bwg/images/4/-001.jpg
Geer Aalders, 1985 (foto: particuliere collectie)

Geers vader gold als een man met veel beroepen maar weinig succes: los arbeider, kolenboer, bouwvakker en werk in Duitsland. In Geers herinnering verspeelde hij soms zijn loon of uitkering met kaarten in de kroeg. Zijn moeder moest dan poffen, lenen en bietsen. Geer werd er met een boodschappenlijstje op uitgestuurd met de mededeling dat moeder de volgende week zou betalen. Als dit niet gebeurde, moest hij een andere kruidenier zoeken. Toen Nijmegen in de frontlinie kwam te liggen (1944) begon het gezin een tocht naar veiligere delen van de stad. Tijdens een beschieting kwam een buurtgenoot, die zich op straat over Geer ontfermde, om het leven. Op zijn veertiende begon Aalders, die verder geen beroepsopleiding kreeg, bij de verffabriek aan de Groenestraat. Hierop zouden nog 32 werkgevers volgen, voornamelijk in de bouw, waar hij zich als schilder bekwaamde. Na de nodige omzwervingen belandde het ouderlijke gezin in de wijk Bottendaal, waar Aalders verkering kreeg met zijn buurmeisje Sien Sewalt. Hoewel zijn ouders weinig kerks waren, trouwden zij, toen zij zwanger werd, begin 1953 in de St. Jozefkerk. Tijdens de zwangerschap kwam het tot een botsing tussen Aalders en de kapelaan, die hun seksuele voorlichting gaf en daarbij volgens Aalders te grof werd. Sien wist hem ervan te weerhouden de man te lijf te gaan, maar het voorval leidde tot een verdere verwijdering van de kerk, tot ongenoegen van haar ouders. Het jonge paar kreeg bij haar ouders de voorkamer ter beschikking, waarvoor het een flink kostgeld moest betalen. Met de geboorte van hun dochter werd de kamer te krap. Na een half jaar trokken ze bij zijn ouders in. Het duurde nog tot 1957 voordat zij een eigen huis, vlak om de hoek, konden betrekken. Vlak voor de geboorte van zijn zoon zat Aalders drie weken in de gevangenis in Scheveningen, omdat hij verf van zijn werk mee naar huis had genomen. Het betekende een nieuwe baan zoeken, wat ge- zien de vele bouwactiviteiten in die jaren niet moeilijk was.

Net als anderen verhoogde hij in de jaren ’50 en ’60 het gezinsinkomen door er ’s avonds bij te werken. Aalders, die op zijn achttiende door zijn vader lid van de katholieke bouwbond St. Joseph gemaakt was, wendde zich verschillende keren tot de vakbond, omdat hij bij zijn reguliere baas minder vakantiebonnen kreeg uitgekeerd of minder loon ontvangen had dan waar hij recht op had. Het bijwerken werd door het gechicaneer met de lonen ook als vorm van verzet ervaren. Onrechtvaardig gedrag griefde Aalders diep en dit kon tot heftige reacties leiden. Dit gebeurde ook toen hij na de begrafenis van zijn vader in 1967 zijn broers en zussen zag ruziën over de nalatenschap. Hij vond dit ongepast en zei: “Ik ga er vandoor en jullie zien me niet meer terug”. Hij sprak hen nauwelijks meer, al bezocht hij zijn moeder nog een enkele keer. Zijn oudere broer Ben zag hij vaker, omdat zij beiden kort nadien actief werden in de Wijkraad Bottendaal en later in de vakbeweging, zij het Geer in de katholieke bouwbond en Ben in die van het Nederlands Verbond van Vakverenigingen (NVV). Maar ook met Ben bleef de persoonlijke verhouding slecht. In de wijk ageerden zij desondanks samen tegen de zeepfabriek van Dobbelman en ijverden zij voor speelterreinen en verbetering van de woningen. Na de opening van het Wijkcentrum Bottendaal begin 1972 werd Aalders voorzitter van de Wijkraad. Deze functie oefende hij een jaar uit. Toen verschillende wijkprojecten waren gerealiseerd, nam de belangstelling van de bewoners af. Bovendien was Aalders inmiddels actiever geworden in de vakbeweging, nadat hij weer een probleem met zijn werkgever over het niet betalen van tariefuren had gekregen.

In maart 1973 kwam Aalders in het afdelingsbestuur van de bouwbond. Hierin begon hij zich thuis te voelen. Zoals hij eerder de avonden voor bijwerken benutte, was hij nu elke avond in de weer met de vakbeweging. Hij volgde binnen de bond de nodige cursussen, leerde discussiëren en legde er veel persoonlijke contacten. Toen hij later lid werd van de districtsraad en de landelijke bondsraad, wist hij dit netwerk te benutten door van tevoren en in de wandelgangen steun voor zijn beleid te zoeken. In Nijmegen werd hij secretaris van de afdeling en in 1981 voorzitter. Bovendien kwam hij in 1979 namens de bouwbond in het algemeen bestuur van het Nederlands Katholiek Vakverbond (NKV) Nijmegen, waarvan hij het penningmeesterschap kreeg toebedeeld. In het fusieproces tussen NKV en NVV kwamen Geer en Ben elkaar opnieuw tegen en werkten zij, ondanks hun slechte persoonlijke verstandhouding, samen. Ook in zijn werk tekende zich een ontwikkeling af, doordat Aalders in 1973 bij zijn – naar later zou blijken – laatste werkgever in dienst trad. Bij het bouwbedrijf Tiemstra werd hij voorman en vervolgens voorman-opleveraar. Hierbij controleerde hij aan de hand van de bestekken of de woningen goed waren opgeleverd en maande zo nodig tot aanpassingen. Deze functie bracht hem op uiteenlopende werkplekken en stelde hem in staat de nodige activiteiten voor de bond te verrichten. Als vakbondsman werd hij in de ondernemingsraad gekozen, maar Aalders had het er moeilijk mee de werknemersbelangen en het belang van het bedrijf tegen elkaar af te wegen. Hij verwachtte zowel rechtvaardigheid van de werkgever als inzet voor het bedrijf en nam noch tegen de bazen, noch tegen de werknemers een blad voor de mond. Na een paar jaar besloot hij ermee te stoppen.

Bij zijn aantreden als penningmeester van het Nijmeegse NKV en de verkoop van het daarmee gelieerde Unitas-pand ontfermde Geer Aalders zich over het ‘archief’ dat hij aantrof, feitelijk een kamertje volgestouwd met dozen, ordners en stapels papieren. Hij zag er de waarde van in en begon de papieren zo goed als mogelijk te ordenen. Aalders was bovendien een verzamelaar. Ontdekte hij op een rommelmarkt iets wat met de vakbeweging te maken had, zoals een boek, bord of ander voorwerp, dan kocht hij het, omdat hij vond dat zoiets bij de bond en niet op de markt thuishoorde. Jeroen Sprenger van de landelijke bouwbond, tevens bekend met de sociaal-historische wereld, wees hem erop dat er meer mensen in de geschiedenis van de arbeidersbeweging geïnteresseerd waren en bracht hem met hen in contact. Met hen en Johan Biemans, voorzitter van het Nijmeegse NVV, ontwikkelde Aalders plannen om iets met het materiaal te doen. Het resultaat was een kleine tentoonstelling in 1981 bij gelegenheid van plaatselijke NKV- en NVV-jubilea. De reacties waren enthousiast en Aalders bezocht de mensen die zeiden nog materiaal te hebben. Hij maakte hun duidelijk dat hij het goed zou bewaren en vooral dat er iets mee gedaan zou worden. Want dat laatste stond hem helder voor ogen. De bonden en de leden moesten via het materiaal meer over hun verleden ter plaatse te weten kunnen komen, waarbij hij duidelijk wilde maken dat het nooit meer zo slecht mocht worden als het vroeger geweest was. Hij keek over vakbondsgrenzen heen en wist Herman van Soest, bestuurder van de grafische bond van het NVV in Nijmegen, te bewegen zijn archiefspullen bij Aalders onder te brengen. Doordat er middelen overgebleven waren uit de verkoop van het Unitas-pand, kon Aalders de activiteiten financieren. Hij slaagde erin allerlei mensen te mobiliseren, bestuurders enthousiast te krijgen en zorgde ook voor praktische bijdragen. In het NVV-gebouw kwam een vitrine, waarin elke maand andere voorwerpen tentoongesteld werden en in 1982 volgde in het cultureel centrum De Lindenberg een tentoonstelling over het ontstaan van de Nijmeegse vakbeweging. Landelijk vakbondsleider Herman Bode opende de tentoonstelling. Op basis van het verzamelde materiaal kwam in 1983 het boek De vroege jaren van de Nijmeegse vakbeweging uit. Het bleek de eerste in een reeks te zijn: Steen voor steen (1985, over de plaatselijke bouwbonden), Zorglijke tijden (1986, over de jaren 1919-1942), De Vakbeweging bewaart (1989) en 100 jaar grafische vakbeweging in Nijmegen (1991). Omdat ook materiaal uit de omgeving verzameld werd, konden in omliggende plaatsen eveneens resultaten worden geboekt, zoals een bijdrage aan een boek over 1100 jaar Wamel (1993), een uitgave over de herinneringen van Gelderse vakbondsleden aan crisis, bezetting en wederopbouw (1995) en een herdruk van het boek Het eerste verzet (over de vroege Arnhemse arbeidersbeweging).

De kracht van Aalders lag in alle mobilisatie en coördinatie die nodig was om met gebruikmaking van het verzamelde materiaal de tentoonstellingen en boeken tot stand te brengen. Hij zorgde er bovendien voor dat de middelen van de uit 1932 daterende katholieke St. Jan Stichting voor het vakbondshistorisch archief konden worden aangewend. De statuten werden aangepast en de inmiddels burgerlijke stichting kocht het pand in de Burghardt van den Berghstraat 141 aan. Hierin werd, met medewerking van stichtingsvoorzitter Herman van Kesteren, Louis Holleman van de bouwbond en anderen, het inmiddels flink gegroeide archief ondergebracht en bijgehouden. Bij de opening in 1983 kon de archiefruimte direct als stakingslokaal worden benut. Geleidelijk aan werden de schappen en tafels, alsook het gebouw zelf steeds fraaier. Elk jaar bracht de Stichting Vakbonds Historisch Archief Nijmegen en Omstreken (SVAN) een jaarverslag uit. In 1996 volgde een archiefbeschrijving, nadat in januari 1994 met een systematische ordening van het archief was begonnen. Aalders verminderde zijn werkzaamheden voor het archief als gevolg van gezondheidsproblemen van zijn vrouw. Zij had in 1992 borstkanker gekregen. Deze genas uiteindelijk wel maar keerde in 1997 plotseling terug. Vlak hierna kreeg Aalders een hartaanval. Hij kwam korte tijd in het ziekenhuis terecht en bleek tegen haar hernieuwde ziekte moeilijk opgewassen. Deze benam hem elke zin tot verder leven. In juni 1998 overleed hij. Zij overleefde hem slechts enkele maanden.

Literatuur

  • ‘Arbeidersgeschiedenis levend houden’, in: J. Biemans en W. van het Hekke (red.), Drijfveren en idealen. Gesprekken met linkse Nijmegenaren, Nijmegen 1991, 5-8
  • L. Barten en W. Wittekamp, ‘Een onverwachts afscheid’, in: Bouw Mee, september 1998, 7
  • G. Lammers, Bottendaal, de strijd om een leefbare woonwijk 1967-1992, Nijmegen 1992
  • B. Reinalda, ‘Geer Aalders: bezielende kracht van Nijmeegs Vakbondshistorisch Archief’, in: Nieuwsbrief Vakbondshistorische Vereniging (VHV-Nieuwsbrief) 11, nr. 4 (1998), 9-12
Marijn Alofs, Bob Reinalda
Uit: Biografisch Woordenboek Gelderland, deel 4, Bekende en onbekende mannen en vrouwen uit de Gelderse geschiedenis. Redactie: dr. J.A.E. Kuys (eindredactie), drs. C.A.M. Gietman, drs. R.M. Kemperink, E. Pelzers en dr. P.W. van Wissing. Verloren Hilversum, 2004, pagina's 11-13.