Henk van Wissing SVD
1910-1999, Priester-missionaris
Hendrikus (Henk) Gerhardus van Wissing werd op 9 april 1910 te Nijmegen geboren als zoon van de meubelmaker Theodorus van Wissing (1872-1956) en diens tweede echtgenote Maria Barbara Diesveld (1868-1929). Naast een bij zijn geboorte overleden zoon telde het gezin twee dochters: Gijsberta Maria (1908) en Maria Theodora (1913-1969). Henk van Wissing werd op 25 oktober 1936 tot priester gewijd. Hij is op 20 maart 1999 te Breda overleden.
http://www.historici.nl/media/bwg/images/4/-046.jpg
Henk van Wissing SVD omstreeks 1937 (foto: particuliere collectie)

Ik ga “helemaal voor de zielen, in de wereld”, zo karakteriseert Henk van Wissing zijn ambitie in een ongedateerde brief van omstreeks mei 1937 aan een van zijn weldoeners. In een geslacht dat drie eeuwen lang tabaksplanters, gasstokers, slagers, metaalbewerkers en andere ambachtelijke beroepsbeoefenaars voortbracht, was hij in verschillende opzichten een buitenbeentje.

Na de lagere school stuurden zijn ouders hem naar het kleinseminarie van de Paters van het Heilig Sacrament te Nijmegen-Brakkenstein ter voorbereiding op het kloosterleven en het priesterschap. Daar werd hij ook novice en volgde hij lessen filosofie. Later bekende hij dat hij die orde te contemplatief vond. Hij wilde graag een benoeming in een overzeese missie en besloot daarom over te stappen naar de SVD (Societas Verbi Divini), de Orde van Steyl, na zich verzekerd te hebben van de steun van enige weldoeners, die zijn opleiding en uiteindelijke missie-uitzendingen (mede) zouden financieren. In Steyl ontving hij op 25 oktober 1936 de priesterwijding. Een half jaar later werd hij benoemd op een missiepost op Timor. De eerste brieven uit die tijd ademen een worsteling met het land en de bevolking, maar zijn praktische instelling gevoed door een optimistische levens- en geesteshouding bevestigde zijn roeping. Henk toonde zich een gedreven missionaris, die vol ongeduld de dagelijkse plagen schrijvend uit de weg ruimde: “Ik heb juist weer een schorpioen kapotgemaakt”, schrijft hij in een brief van 16 februari 1938 met alle details compleet met tekening. Elders vermeldt hij nauwkeurig wat de bouw van een kapel aan zorgen over bouw en financiering vergt en hij is trots wanneer de bouw uiteindelijk voltooid is. Hij hield familie en kennissen op de hoogte van de delen uit het Nieuwe Testament en andere boeken die hij las. In al zijn brieven toont hij zich wars van contemplatie; hij drong er keer op keer op aan dat het thuisfront bad om zijn missiewerk te mogen afmaken. Bovenal hunkerde hij naar een voortdurend contact met ‘Holland’ en wenste hij geen detail van het leven hier te missen. Henk onderhield zijn leven lang een uitgebreide briefwisseling, niet alleen met leden van zijn congregatie, maar ook met familie en talloze vrienden, weldoeners en kennissen. Hij had al die tijd in den vreemde veel behoefte aan contact, maar zijn brieven, die gedetailleerde informatie bevatten over de missieprocuur, waren ook even zovele blijken van dankbaarheid jegens zijn weldoeners, van wie een aantal tot de familie behoorde. Gekscherend noemde hij zich “koloniaal in het Rijk van Christus”, maar hij verbond zijn lot met dat van zijn inlandse parochianen.

De voorspoedige eerste missiejaren werden met de komst van de Japanners wreed verstoord. Drie jaar lang was Van Wissing gedeporteerd in het kamp ParePare op Celebes. Op de lijst van geïnterneerden die Rik Valkenburg aan zijn overzichtswerk over het leven van gevangenen in de Japanse kampen in Indonesië toevoegt, staat simpel: “Wissing, H.G.van, pastoor op Timor, geb. 9-4-1910 in Nederland. Gevangen op Timor. Wil terug naar Timor. Kwam in het kamp 21-5-1942”. Zelf heeft hij over het kampleven nooit veel losgelaten, maar uit de verhalen van lotgenoten weten we dat vernederingen aan de orde van de dag waren. Voor de hulp van de NICA (Nederlands-Indische Civiele Administratie), het naoorlogse Nederlands-Indische civiele bestuur voor Indonesië, had hij geen goed woord over, onder meer vanwege de eindeloze wachttijden voor transport en de gebrekkige coördinatie ten aanzien van de mogelijkheden tot terugkeer naar zijn missiepost. Bij terugkomst op zijn missieplaats bleek dat de Japanners bijna alle missiegebouwen hadden vernield. Naast het kampsyndroom, waarmee hij levenslang worstelde, zou Van Wissing met andere trauma’s te maken krijgen.

Aanvankelijk had hij sympathie voor het Indonesië onder Soekarno en diens geleide democratie; hij is enige tijd lid geweest van een van de talloze deelparlementen. Maar in 1957 werd hij ervan beschuldigd door een Nederlands vliegtuig gedropte wapens te hebben verborgen en te hebben verdeeld onder aanhangers van de anti-Javaanse afscheidingsbeweging Permesta. Permesta ontketende een opstand op Sumatra en Noord-Sulawesi; de beweging wilde zich losmaken van de Indonesische Republiek met hulp van de Verenigde Staten, die meer lokale opstanden ondersteunden. Henk werd gearresteerd op verdenking van wapensmokkel, maar de wapens werden niet gevonden. Na bijna twee maanden in gevangenschap te hebben gezeten werd hij in december 1957 door de rechtbank op Timor vrijgesproken en in januari 1958 van alle blaam gezuiverd. In april 1958 uitte de Indonesische vice-premier Idham Chalid de beschuldiging opnieuw zonder naar de vrijspraak te verwijzen. Een tweede arrestatie mislukte: uit angst dat een nieuw verhoor weer tot celverblijf zou leiden en onzeker over de politieke ontwikkelingen in Indonesië, vluchtte Henk in mei 1958 zonder iemand op de hoogte te stellen hals over kop via het Portugese Oost-Timor naar Australië. In Indonesië werd gesuggereerd dat zijn vlucht in verband stond met zijn weigering voor verhoor naar Djakarta te komen. Zijn overste achtte hem onschuldig, maar veroordeelde zijn vlucht, omdat die voor anderen een schijn van schuldigheid had. Op zijn beurt voelde Henk zich door zijn oversten in de steek gelaten. Een medemissionaris die een demonstratie voor de rehabilitatie van pater Henk op touw zette, werd gearresteerd en na verhoor weer vrijgelaten. Vier jaar lang werkte Henk onder Nederlandse emigranten in Sydney en Melbourne, totdat hij vernam dat de beschuldiging niet tot een nieuwe rechtsprocedure had geleid. In het gedetailleerde verslag dat hij over deze affaire heeft geschreven, geeft hij aan dat angst voor het verlies van zijn vrijheid hem met zijn kampervaringen tot de vlucht had aangezet.

In 1961-1962 was hij korte tijd weer in zijn geboortestad Nijmegen. Sedert het uitbreken van de oorlog had zijn familie nauwelijks contact met hem gehad. In 1962 kreeg hij een missie in Papoea Nieuw-Guinea. Daar heeft hij niet echt kunnen aarden; Timor en de Timorezen lagen hem ondanks de kampervaringen veel meer, zoals we uit zijn brieven kunnen opmaken. Niettemin bleef hij er tien jaar op zijn post.

Na ruim 35 jaar missionaris te zijn geweest keerde Henk in 1972 weer terug naar Nederland. Hij trok veel belangstelling in Nijmegen en omgeving met zijn lezingen met dia’s en films over het leven op Timor, die hij bij elk bezoek ad patriam hield. Hij zocht naar een nieuwe pastorale bestemming, maar liever niet in Nederland. Een mogelijke benoeming in Swalmen wees hij af, “want dan was ik midden in het probleem-Gijsen terecht gekomen, en daar had ik helemaal geen zin in”, bekende hij, verwijzend naar de toenmalige geruchtmakende bisschop van Roermond (waar Swalmen onder valt), die in die tijd een opmerkelijk conservatieve beleidslijn voorstond. Die paste niet bij de flamboyante Henk van Wissing. Tijdens een interview in 1984 zei hij, dat “Holland kerkelijk gezien een rotland is. Ze zijn er zo gemept eigenwijs”, doelend op de conservatieve golf die de katholieke Kerk vanuit het zuiden overspoelde. Een vriend, Jan Bomans, trappist in de abdij van Zundert, lichtte hem in over een vacature in Duitsland; in juni 1973 werd hij benoemd tot pastoor te Brual in het Duitse Emsland. Pastoraal gezien interpreteerde hij daar de kerkelijke wetten ruim genoeg om ook niet-parochianen in nood te helpen. Dat leverde hem prompt klachten van parochianen bij zijn bisschop op. Zo zou hij de biecht hebben willen afschaffen, de generale absolutie hebben gegeven, aan protestanten de communie hebben uitgereikt en voor zijn gegaan in een oecumenische huwelijkssluiting. “Die dingen zijn allemaal waar”, zei hij in een interview met de Gelderlander in 1984. “Ik heb er een verklaring voor gegeven en dat was ook voldoende. Eens per week verplicht biechten bijvoorbeeld is niet functioneel en dat is ook niet de praktijk.” Hij memoreerde hoe hij als missionaris ruim tweeduizend biechten per week heeft afgenomen, in Duitsland vele honderden. Dertien jaar zou de ‘Hollandse rebel’, zoals hij in Duitsland werd genoemd, te Brual pastorale zorg bieden. Daar zou hij het liefst willen sterven: “O, ik hoop dat ze me hier een keer, getroffen door een hartinfarct of beroerte dood zullen vinden. Want ik moet er niet aan denken, dat ik in een bejaardentehuis zou moeten. Nee, ik hoop het hier vol te houden tot ik er bij neer val”, bekent hij in hetzelfde interview in 1984.

Toch nam hij in 1989 gedwongen zijn intrek in het bejaardentehuis van de congregatie. Daar had hij het vooral moeilijk in de dagelijkse omgang met de medewerkers. Een nog grotere afhankelijkheid ondervond hij toen hij opgenomen moest worden in het verpleegtehuis Sint Elisabeth te Breda. Onomwonden liet hij in 1996 blijken dood te willen, maar daaraan zou een lang ziekbed voorafgaan.

De correspondentie van Henk van Wissing verraadt een luchtige, enigszins onderkoelde toon, zijn regelmatige handschrift een stabiele instelling. Degenen die hem hebben gekend herinneren zich hem als iemand die geen blad voor de mond nam en daardoor in zijn dagelijks leven op meer problemen is gestuit dan hem lief is geweest. De dood moet voor Henk een verlossing zijn geweest. Zijn laatste rustplaats heeft hij gevonden op het kerkhof van het missiehuis St. Franciscus Xaverius in Teteringen.

Literatuur

  • Katholische Kirchengemeinde St. Bernhard Brual, z.p. z.j. [Brual 1986]
  • K. Prent CM, Missie verhalen. Interviews met missionarissen, deel 1, Indonesië, Nijmegen 1989, interview nr. 95
  • Rik Valkenburg, Djoenkeng Owari/ Het appèl is afgelopen, Dordrecht 1977
  • Vijf en twintig jaren “Brakkenstein” 1908-1933, Brakkenstein-Nijmegen z.j. [1933]

Bronnen

  • Katholiek Documentatie Centrum, Nijmegen, Archief van het aartsbisdom Jakarta 1807-1975
  • Particuliere collectie, Correspondentie Pater Van Wissing
  • Henk van Wissing SVD, Gevangenschap op Timor 1957-1958, ongepubliceerd, ongedateerd verslag
  • Jibbo Poppe, interview met Henk van Wissing in de Gelderlander van 20 januari 1984
  • Interview met Henk van Wissing in de Gelderlander van 2 september 1986
P.W. van Wissing
Uit: Biografisch Woordenboek Gelderland, deel 4, Bekende en onbekende mannen en vrouwen uit de Gelderse geschiedenis. Redactie: dr. J.A.E. Kuys (eindredactie), drs. C.A.M. Gietman, drs. R.M. Kemperink, E. Pelzers en dr. P.W. van Wissing. Verloren Hilversum, 2004, pagina's 134-136.