Johannes Kneppelhout
1890-1976, Bankier en Burgemeester
Johannes (Jan) Kneppelhout werd op 28 februari 1890 geboren in Zeist als enig kind van Johannes Kneppelhout (1861-1944) en Marie Louise jonkvrouw van Rappard (1863-1938). Op 16 november 1916 trouwde hij jonkvrouw Wilhelmina Catherine Quarles van Ufford (18921977). Zij kregen vijf kinderen, drie zonen en twee dochters. Kneppelhout overleed op 11 juli 1976 in ’s-Gravenhage.
http://www.historici.nl/media/bwg/images/4/-023.jpg
J. Kneppelhout, 1938 (foto: Stichting Kneppelhout, Doetinchem)

Na zijn vroegste jeugdjaren in Zeist te hebben doorgebracht, verhuisde Kneppelhout met zijn ouders naar Den Haag en vervolgens in 1902 naar Warnsveld. Tegenover een in zekere mate wat afstandelijke opvoeding werd Kneppelhout thuis de nodige vrijheid gegund. Paardrijden was een geliefde bezigheid en tijdens zijn HBS-jaren te Zutphen kon hij zich aansluiten bij de Zutphense voetbalclub Be Quick. Ten tijde van zijn eindexamen in 1907, hetgeen hij met goed gevolg aflegde, was hij echter alleen thuis; zijn ouders waren op reis in Frankrijk.

Kneppelhout studeerde vervolgens werktuigbouw aan de Technische Hogeschool te Delft, waar hij zich het studentenleven liet welgevallen. Zo deed hij als Girolamo Tornabuoni, gezeten op een schimmel, mee aan de op 30 juni 1908 te Delft gehouden studentenmaskerade voorstellende de intocht van Lorenzo de Medici il Magnifico binnen Florence in het jaar 1480 na de vrede van Napels. In Delft behoorde jonkheer J.A. Quarles van Ufford (Jimmy) tot zijn beste vrienden. In het ouderlijk huis van Jimmy was Kneppelhout een geziene gast en hij leerde er zijn toekomstige echtgenote Wilhelmina Catherine kennen.

Omstreeks die tijd koos hij voor een loopbaan in het bedrijfsleven en volgde hiervoor de opleiding aan de Tymstra Middelbare school voor Handel en Administratie. Na beëindiging van deze opleiding in 1910 kon Kneppelhout al snel bij de firma Wm.H. Müller & Co te Rotterdam aan de slag. Al spoedig werd hij benoemd tot hoofd administratie bij de ijzermijnen in Chili. Hij scheepte zich in op de ‘Tubantia’ van de Koninklijke Hollandsche Lloyd voor de oversteek naar Buenos Aires, de hoofdstad van Argentinië. Vanuit Buenos Aires zou de verdere reis per trein naar Valparaiso in Chili leiden. In Chili zou hij Willy Quarles van Ufford met de handschoen trouwen, waarna zij zou overkomen. Toen zijn echtgenote later echter op de Tubantia de oceaan wilde oversteken, werd het schip getroffen door een Duitse torpedo. De Tubantia zonk, maar gelukkig konden alle pasagiers en bemanningsleden worden gered. In verband met zijn trouwplannen, eind 1916, had Kneppelhout de firma Müller verzocht hem te ontslaan van een nieuwe verbintenis voor een functie in Chili.

Enige jaren hierna koos hij voor het bankvak. Na Zeist, waar hij directeur was bij de Van Lanschotbank, volgde Lochem, waar hij bankdirecteur van de Nationale Bankvereeniging werd. Daar doorliep hij met goed gevolg de opleiding Gemeenteadministratie als volontair op de gemeentesecretarie. Na afsluiting van deze opleiding volgde in december 1926 zijn benoeming tot burgemeester van Hendrik-Ido-Ambacht. In augustus 1938 werd Kneppelhout burgemeester van Winterswijk. Hij trof in de gemeenteraad de partij Gemeentebelangen – die nauw verwant was met de NSB – aan, met drie zetels onder leiding van dr. W.P.C. Bos. Tijdens de installatie van Kneppelhout viel Bos in zijn rede fel uit naar de overige partijen in de raad. In zijn nieuwjaarsrede van 1940 tot de gemeenteraad memoreerde Kneppelhout de verbeterde werkgelegenheid en de daling van het aantal werklozen.

Na de inval van de Duitsers nam Kneppelhout bewust geen contact op met Duitse instanties; de Duitsers hadden zich bij hem te melden! Hij wekte zijn dorpsgenoten op zich waardig te gedragen: “Wij hebben, zij het ook met bloedend hart, de inmiddels geschapen toestand te aanvaarden. Winterswijkers, onthoudt U van elke spontaan overijlde daad.” In de loop van dit jaar 1940 en begin 1941 botste Kneppelhout enkele malen met de Duitse autoriteiten over zijn – in Duitse ogen – aanstootgevende Oranjeaanhankelijkheid. Een Duits verzoek om een ‘waardig schoolgebouw’ beschikbaar te stellen voor oprichting van een Duitse school werd voorgelegd aan het ministerie van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen. Dat werd Kneppelhout zeer kwalijk genomen. Traineren op formele gronden was het wapen waarvan Kneppelhout handig gebruik maakte.

Hij wekte regelmatig de woede op van Winterswijkse NSB-ers. Op 7 april moest Kneppelhout, nadat hij op de zondag daarvoor een op de kerk aangebracht pro-Duits affiche had laten verwijderen, zich bij de Sicherheitspolizei in Arnhem melden. Mogelijk hadden NSB-ers en sympathisanten de Duitse autoriteiten ingelicht. Na een kort verhoor in Arnhem werd Kneppelhout overgebracht naar de strafgevangenis te Scheveningen. Tijdens zijn verblijf daar, dat ongeveer tien weken duurde, werd hij ontslagen als burgemeester. Als ambteloos burger keerde Kneppelhout eind juni 1941 terug in Winterswijk. Na een tussenbenoeming werd op 17 maart 1942 de eerdergenoemde Bos benoemd tot burgemeester.

Een jaar later, op 4 mei 1942, terwijl ouders en kinderen aan de middagtafel zaten, arresteerde de Sicherheitsdienst Kneppelhout. Na enige dagen bleek dat Kneppelhout met enkele honderden andere personen uit alle geledingen van de Nederlandse samenleving in St. Michielsgestel in het seminarium Beekvliet als gijzelaar was geïnterneerd. In een proclamatie van 18 mei 1942 werd bekendgemaakt dat deze gijzelaars met hun leven borg stonden voor de ‘rust in het land’, dat wil zeggen dat geen sabotagedaden zouden worden gepleegd. Niet alleen werd er gedreigd met een mogelijke fusillade van de gijzelaars; na een aanslag op een militaire trein in Rotterdam op 8 augustus 1942 werd in het blok waar Kneppelhout sliep, een van de medegijzelaars van zijn bed gelicht. Hij en vier anderen werden als represaille gefusilleerd. Voor Kneppelhout kwam op 18 december 1942 een einde aan de gijzeling. Hij keerde terug naar Winterswijk, waar hij zich iedere week bij de politie moest melden. Zijn terugkeer zinde burgemeester Bos niet. Op 9 april 1943 schreef Bos in slecht Duits een brief “An den Herrn Fachvermittler beim Arbeitsamt”, waarin hij Kneppelhout aanbeval “für Arbeit in Deutschland”. Kneppelhout was immers ontslagen uit zijn ambt “wegen Unfähigkeit unter ein nationaal-socialistisch Regime zu dienen”, hij was gezond en goed in staat tot werken, “und schlendert den ganzen Tag in den Strazen herum, bis Ärgernis von den vielen gutwilligen Arbeiter.” Maar tot een oproep voor tewerkstelling in Duitsland kwam het niet. Kneppelhout was getipt en wist dit gevaar – hij zou in een munitiefabriek te werk gesteld worden – te ontwijken door zich te laten aanstellen als kerkelijk ontvanger.

In augustus 1943 kreeg hij het bevel Winterswijk te verlaten. Met zijn gezin vertrok Kneppelhout eerst naar Barchem, daarna naar Zwiep bij het Gelderse Laren. Een oproep voor spitwerk kon Kneppelhout, weer gewaarschuwd, ook hier ontlopen door onder te duiken. Na de bevrijding van Winterswijk – op 31 maart 1945 – vertrok Kneppelhout op de fiets met zijn vrouw en twee van zijn kinderen naar Winterswijk. Bos was gevlucht.

Vanaf 4 april 1945 kon Kneppelhout weer zijn oude functie als burgemeester uitoefenen. In de eerste periode na de bevrijding stonden vooral onderwerpen als wederopbouw, het herstel van oorlogsschade aan gebouwen en infrastructuur, de woningnood en de terugkeer naar hun woonplaatsen van de in Winterswijk verblijvende evacués op de agenda. Hij diende in januari 1947 bij de regering een voorstel in tot een drietal kleine grenscorrecties uit oogpunt van landbouwbelangen van de plaatselijke bevolking. Dit voorstel werd niet gehonoreerd. Als grensgemeente herstelde Winterswijk met Kneppelhout al snel de vriendschapsbanden met zijn Duitse buurgemeenten, zoals Vreden en Bocholt.

In de naoorlogse jaren tot 1 maart 1955, toen Kneppelhout wegens het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd met ontslag ging, werden onder zijn bewind beslissingen genomen over uitbreidingsplannen voor woningbouw en industrie door aankoop van bouwgronden, over verbetering van bestaande wegen en de aanleg van nieuwe, verharding van de meeste zandwegen in het zeer uitgestrekte buitengebied, de aanleg van elektriciteit in de buurtschappen en de uitbreiding van de riolering en het waterleidingnet. Maar ook kwamen er besluiten ter stimulering van kunst en cultuur door subsidiëring van het Gelders Orkest, de toneelgroep Theater en plaatselijke verenigingen. Er werd een begin gemaakt met de bouw van een openluchttheater, de uitbouw van de HBS tot lyceum, en met nieuwe scholen (ULO en LO). Er werd grond aangekocht voor sportvelden, de schoolartsendienst werd ingesteld en er werd een nieuw politiebureau gebouwd.

Kneppelhout vervulde tijdens zijn burgemeesterschap verschillende functies in allerlei organisaties; hij was gedelegeerde van de gemeente in het bestuur van de Ambachtsschool, voorzitter van het college van curatoren van het lyceum, gedelegeerde in het bestuur van de Openbare leeszaal en bibliotheek, voorzitter van de Maatschappij Tot Nut van ’t Algemeen, bestuurslid van de Nutsspaarbank, bestuurslid van de Gelderse Provinciale Brandweerbond, bestuurslid van de zwakzinnigeninrichting te Rekken en vele jaren kerkvoogd van de Nederlands Hervormde Gemeente.

Bij zijn afscheid in de raad werd Kneppelhout door alle partijen geprezen voor zijn onpartijdig optreden. Voor zijn verdiensten was hij op 29 April 1952 benoemd tot Officier in de Orde van Nassau. Hij vertrok later met zijn echtgenote opnieuw naar den Haag, waar hij op 11 juli 1976 op 86-jarige leeftijd overleed.

Literatuur

  • H. Algra e.a., Gedenkboek Gijzelaarskamp Beekvliet, St. Michielsgestel, Schiedam z.j. [1946]
  • J.J.G. Boot, Burgemeester in bezettingstijd, Apeldoorn z.j. [1967]
  • C.J. Kneppelhout, Een drietal schetsen uit de geschiedenis van de familie Kneppelhout geschreven ter gelegenheid van het herdenkingsjaar 1988, Doetinchem 1988
  • J. Kneppelhout, ‘Persoonlijke ervaringen van een overheidsdienaar in de bezettingstijd’, toegelicht door C.J.Kneppelhout, in: G.J.H. Krosenbrink e.a. (red.), Winterswijk in de Tweede Wereldoorlog, Winterswijk 1985, 151-159
  • G.A. Kooy, Het echec van een “volkse” beweging. Nazificatie en denazificatie in Nederland 1931-1945, Assen 1964
  • Ru Wewer e.a. , De Winterswijkse politie. Geschiedenis van het Winterswijkse politiekorps,1811-1993,Winterswijk z.j. [1994]

Bronnen

  • Archief gemeente Winterswijk, raadsverslagen
  • Archief Stichting Kneppelhout, Doetinchem
  • Winterswijksche Courant
C.J. Kneppelhout
Uit: Biografisch Woordenboek Gelderland, deel 4, Bekende en onbekende mannen en vrouwen uit de Gelderse geschiedenis. Redactie: dr. J.A.E. Kuys (eindredactie), drs. C.A.M. Gietman, drs. R.M. Kemperink, E. Pelzers en dr. P.W. van Wissing. Verloren Hilversum, 2004, pagina's 74-76.