De jurist Willem van de Poll, geboren te Haarlem, bracht zijn lagere-schooljaren door in Borculo en volgde het gymnasium te Zutphen. Zijn rechtenstudie sloot hij in 1840 in Utrecht af met een proefschrift over het huwelijksrecht. Na zijn promotie vestigde hij zich als advocaat te Nijmegen. Zijn vader woonde inmiddels op een buiten te Ubbergen. Zijn loopbaan in de rechterlijke macht begon als kantonrechter te Geldermalsen (1843-1855). Een benoeming tot rechter te Tiel volgde in 1855.
In datzelfde jaar publiceerde hij een boek: Schets van den watervloed in Gelderland, Noord-Brabant, Utrecht en Zuid-Holland in maart 1855. Een exemplaar van dit boek mocht hij zelf aan Koning Willem III aanbieden op kasteel Neerijnen. Van de Poll leverde bijdragen van historische aard aan het tijdschrift Gelderland en aan De Tielsche Courant en kreeg spoedig ook nog een benoeming tot schoolopziener. Aan de Geïllustreerde Almanak leverde hij tussen 1858 en 1864 bijdragen van uiteenlopende aard: bellettrie en studies over schilderkunst en militaire gebeurtenissen.
Toen de vacature van president van de rechtbank Nijmegen in 1869 ontstond, solliciteerde hij, maar werd niet benoemd. Zo bleef hij te Tiel tot 1 november 1882, toen hij op eigen verzoek vanwege toenemende doofheid met pensioen ging. Terug in Nijmegen, 67 jaar oud, werd hij benoemd tot archivaris en bibliothecaris van de gemeente. Een vruchtbare publicitaire periode nam een aanvang. Willem van de Poll, die reeds in 1855 was benoemd tot lid van de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde, verdiende zijn sporen op het gebied van de letterkunde en Gelderse geschiedenis: tal van opstellen van zijn hand op het terrein van de folklore en het verleden van de stad Nijmegen verschenen in De Provinciale Geldersche en Nijmeegsche Courant, De Geldersche Volks-almanak en andere tijdschriften. De Inventaris van het oud-rechterlijk archief der gemeente Nijmegen (1890) en de Catalogus van de openbare bibliotheek (1892) verdienen nog aparte vermelding.
Tijdens zijn archivariaat was Van de Poll ook raadsman van het College van Regenten van het Oud-Burgeren Gasthuis in kwesties van het Nijmeegs oud-burgerrecht. Zo adviseerde hij in 1895 het College van Regenten onder verwijzing naar een raadssignaat van 11 februari 1722 dat de vader alleen het burgerrecht op zijn wettige kinderen overbrengt, voor zover deze kinderen geboren zijn nadat hun vader het burgerschap heeft verkregen. Het College van Regenten sloot op basis van dit advies derhalve afstammelingen van ‘onechte’ kinderen uit van het recht om in het Oud-Burgeren Gasthuis te worden opgenomen.
Afnemende gezondheid van lichaam – zijn geest bleef helder tot het laatst – noopte Willem van de Poll in 1897 zijn ontslag als archivaris en bibliothecaris bij de gemeente Nijmegen in te dienen. Hij bleef echter tot zijn dood over Gelderse geschiedenis publiceren. Hij overleed te Nijmegen 4 januari 1904 en werd herdacht door zijn oud-collega archivaris J.G.C. Joosting met de woorden: “Toch schijnt ’t mij goed, hier er aan te herinneren, dat na zijn overlijden zoowel te Tiel als te Nijmegen zijn herdacht niet alleen de gaven van zijn hoofd, waarbij zijn kennis en smaak werden geroemd, maar ook de gaven van zijn hart, het nobele van zijn karakter.”