Alard Wijnand Hacfort tot ter Horst
1711-1784, Katholiek ambtsjonker en Schepen
Alardus Wijnandus Hacfort werd in 1711 geboren als eerste van zes kinderen van Olivier Hacfort tot ter Horst (1670-1730) en Maria Cornelia van der Borch (1680-1757). In 1759 trad hij in het huwelijk met Angela Wendelina van der Heyden (1739-1796), dochter van Gerard Willem Joseph van der Heyden en Aleida Richarda Geertruida Haack. Uit dit huwelijk werden drie kinderen geboren, van wie er twee jong overleden. Hacfort overleed op 3 februari 1784 op huis Ter Horst.
http://www.historici.nl/media/bwg/images/5/-013.jpg
Handtekening van A.W. Hacfort, 1761 (Apeldoorns Archief, Oud Archief, inv.nr. 36)

Op 6 december 1711 werd in Amersfoort het eerste kind van het katholieke echtpaar Olivier Hacfort en Maria Cornelia van der Borch geboren. Amersfoort was de woonplaats van de vermogende Stichtse adellijke familie Van der Borch (niet te verwarren met de gelijknamige uit Lippe afkomstige adellijke familie). Bij de doop kreeg het kind de namen Alardus Wijnandus, Alard Wijnand. Er zouden nog vijf kinderen volgen, drie zonen, van wie er een jong overleed, en twee dochters. De familie Hacfort was een van oorsprong Betuwse riddermatige familie, waarvan een tak zich in het midden van de 16de eeuw op huis Ter Horst bij Loenen in het Kwartier van Veluwe vestigde. De Veluwse Hacforts bleven ook na de Reformatie het katholieke geloof trouw. Ze waren daardoor sinds begin 17de eeuw van ambten en bedieningen op kwartierlijk, gewestelijk en generaliteitsniveau uitgesloten. Alleen in het locale bestuur konden ze als ambtsjonker nog een rol spelen. In het bestuur van het schoutambt Apeldoorn waarin Ter Horst en de meeste bezittingen waren gelegen, was de familie dan ook een constante factor. Zij leverde in de periode 1590-1750 zes van de 23 ambtsjonkers van Apeldoorn. Er was in die tijd eigenlijk nauwelijks een moment waarop geen Hacfort aan het bestuur deelnam. Alard Wijnand was de laatste en wellicht meest invloedrijke ambtsjonker uit zijn familie.

Over zijn jeugdjaren is weinig bekend. Hij doorliep het gymnasium dat verbonden was aan het minderbroederklooster te Vreden (Westfalen). In 1728 kreeg “adolescens Alardus Winandus L.B. [liber baro, vrijheer] de Hacfort ex Horst” een testimonium voor goed volbrachte studiën. Het is onduidelijk of Alard Wijnand vervolgens is gaan studeren, dan wel naar goed gebruik onder vermogende families een grand tour heeft gemaakt. Veel tijd was daar ook niet voor, want zijn vader overleed op 10 september 1730. De jonge Hacfort moest immers zo snel mogelijk als ambtsjonker tot het bestuur van Apeldoorn worden toegelaten. Eind 1731 zou hij weliswaar de minimum leeftijd van twintig jaar hebben bereikt, maar hij kon nog niet aan de bepalingen omtrent bezit voldoen. Daartoe moest hij over een aaneengesloten goederenbezit beschikken met een omvang van minstens 25 morgen (een kleine 22 hectare) en een waarde van tenminste fl. 18.000,– gelegen in één schoutambt. Om die reden vond een voorlopige verdeling van de erfenis plaats tussen hem, als feodaal erfgenaam van zijn vader, en zijn moeder Maria Cornelia van der Borch. Alard Wijnand kreeg onder andere huis Ter Horst toegewezen. Deze bezittingen waren voldoende om op 6 juni 1732 toegelaten te worden als ambtsjonker van Apeldoorn. Overigens werd op dezelfde dag door de Staten van het Kwartier van Veluwe het zogenaamde reglement op de admissie aangepast, zodat katholieke jonkers niet meer tot de ambtsbesturen konden worden toegelaten.

Samen met de protestantse jonker Lucas Willem van Broeckhuysen tot Wolthuys, tevens zijn oom, vormde Hacfort het bestuur van het schoutambt Apeldoorn. Omdat collega Van Broeckhuysen vanwege andere zaken nogal eens afwezig was, kwam het geregeld voor dat Alard Wijnand de enige bestuurder was. Afgaande op de archieven uit die tijd nam hij zijn taken zeer serieus en heeft hij die naar behoren vervuld. Zijn naam is dan ook herhaaldelijk op stukken te vinden. Er werd in die tijd veelal op huis Ter Horst vergaderd. De bestuurlijke activiteiten brachten ook conflicten met zich mee. Zo was het gereformeerde kerkelijk leven in Apeldoorn in de jaren 1741-1749 nagenoeg verlamd vanwege het proces tegen dominee Jacobus Crayenhoff die van ernstig wangedrag werd beschuldigd. Het is waarschijnlijk dat Hacfort als katholiek zich in deze affaire terughoudend heeft opgesteld. Anders was dat in het geschil tussen de ambtsjonkers en schout Hubert van Hamel. De jonkers waren al dan niet terecht van mening dat Van Hamel in zijn hoedanigheid van substituut-ontvanger van de verponding niet op afdoende wijze verantwoording aflegde. De politiek-bestuurlijke verhoudingen waren hierdoor in de jaren 1743-1749 grondig verziekt. Uiteindelijk werd de zaak in der minne geschikt. Na de verheffing van Willem IV tot algemeen erfstadhouder in 1747, werd in het daaropvolgende jaar de Hoge Heerlijkheid Het Loo hersteld. Dit had tot gevolg dat het ambt Apeldoorn ophield te bestaan. Weliswaar bleef het zuidelijk deel nog twee jaar als ambt Beekbergen gehandhaafd, maar toen werd dit bij de heerlijkheid gevoegd. Alard Wijnand was ambtsjonker af. Wel verzocht en verkreeg hij in 1752 van de Ridderschap van het Kwartier van Veluwe een verklaring dat hij in andere schoutambten als ambtsjonker toegelaten zou kunnen worden. Een jaar eerder, op 31 maart 1751, was hij overigens door de stadhouder tot zesde en oudste schepen van de Hoge Heerlijkheid Het Loo aangesteld. Hiermee werd zijn deelname aan bestuur en rechtspraak in Apeldoorn hersteld. Alard Wijnand trad verder bij tijd en wijle op als vervanger in een aantal bestuurlijk-juridische functies. Zo was hij in 1744 en 1745 ‘verwalter’ van landdrost Lubbert Adolf Torck tot Rosendael voor zover het de rechtspraak in het ambt Apeldoorn betrof. In 1757 trad hij op als vervanger van de Veluwse dijkgraaf Frederik Johan van Isendoorn à Blois. Gold Alard Wijnand in het gehele ambt Apeldoorn als een bijzonder invloedrijk man, in het dorp en kerspel Loenen waar de Hacforts niet alleen op bestuurlijk, maar ook op economisch vlak een behoorlijke vinger in de pap hadden, werd hij door tijdgenoten de grote machthebber genoemd. Net zoals zijn voorvaderen fungeerde hij als beschermheer van de plaatselijke katholieke minderheid. Deze kerkte toentertijd op huis Ter Horst of in het ernaast gelegen spijker.

Op persoonlijk vlak deden zich in de jaren 1757-1759 de nodige ontwikkelingen voor. Op 8 december 1757 overleed zijn moeder Maria Cornelia van der Borch. De vijf kinderen kwamen bijna anderhalf jaar later, op 5 maart 1759, tot een verdeling van de erfenis. Het netto erfdeel van Alard Wijnand Hacfort bedroeg ƒ 65.505-19-14, terwijl zijn broers en zusters zo’n ƒ 24.000,– kregen. Waarschijnlijk maakte het verkrijgen van de erfenis de weg vrij voor het huwelijk met Angela Wendelina van der Heyden, dochter van Gerard Willem Joseph van der Heyden tot Baak, Meyerinck en Meynerswijck en Aleida Richarda Geertruida Haack. Angela Wendelina stamde uit een vermogende katholieke familie uit het Kwartier van Zutphen. Op 8 mei 1759 werd de akte van huwelijksvoorwaarden opgemaakt. Vijf dagen later ging het paar in Loenen in ondertrouw. Enkele weken daarna volgde in Doetinchem de huwelijksinzegening. Uit het huwelijk werden drie kinderen geboren: Olivier Gerrit Willem Joseph (1768-1824), Hendrik Johan (1770-1782) en Maria Cornelia (geboren en overleden 1774). Alleen de oudste zoon overleefde zijn vader. Deze zou in de Bataafs-Franse Tijd nog een belangrijke rol spelen.

Het gezin had een groot aantal bedienden tot zijn beschikking. Op de loonlijst komen de volgende beroepen voor: hovenier, jager, kamenier, keukenmeid, kindermeid, knecht, koetsier, lijfknecht en melkmeid. Gezin en bedienden woonden meestentijds op Ter Horst. Dit huis was sinds de bouw in het midden van de 16de eeuw niet wezenlijk veranderd. Het is heel goed mogelijk dat Alard Wijnand Hacfort de initiator was van de grote verbouwing die in 1791-1792 voltooid werd. De voltooiing heeft hij echter niet meer mogen meemaken, want op 3 februari 1784 sloot hij voorgoed de ogen. Alard Wijnand werd op 18 februari bijgezet in de grafkelder van de familie Hacfort in de dorpskerk van Loenen.

Literatuur

  • W.J. d’Ablaing van Giessenburg, De Ridderschap van Veluwe of geschiedenis der Veluwse jonkers, ’s-Gravenhage 1859, LX en LXIII
  • M.A.M. Franken, ‘Politieke en bestuurlijke ontwikkelingen’, in: R.M. Kemperink, C.J.C.W.H. Arnold, M.A.M. Franken en J. de Mol (red.), Geschiedenis van Apeldoorn, Zutphen 1993, 61-78, speciaal 70
  • M.A.M Franken, ‘Godsdienstige en kerkelijke ontwikkelingen’, in: Kemperink e.a., Geschiedenis van Apeldoorn, 101-116, speciaal 109-110
  • C.C. de Kool-Verhoog, Kasteel Ter Horst. Een lagchend landhuis in Loenen, Loenen 2002
  • Nederland’s Adelsboek 84 (1994), H-Hee, 1–13

Bronnen

  • Gelders Archief, Archief Huis Ter Horst, inv.nrs. 1, 64, 67, 78, 91, 93, 94, 95, 97, 141
  • Apeldoorns Archief, Oud Archief, inv.nrs. 20, 21, 24, 25, 94
  • Apeldoorns Archief, Retroacta Burgerlijke Stand, Trouwboek Nederduits Gereformeerde Gemeente Loenen, 1752-1772
M.V.T.Tenten
Uit: Biografisch Woordenboek Gelderland, deel 5, Bekende en onbekende mannen en vrouwen uit de Gelderse geschiedenis. Redactie: dr. J.A.E. Kuys (eindredactie), drs. C.A.M. Gietman, drs. R.M. Kemperink, E. Pelzers en dr. P.W. van Wissing. Verloren Hilversum, 2006, pagina's 45-47.