Arnold Tinneveld
1907-1977, Onderwijzer, Politicus en Heemkundige
Arnold (Nol) Tinneveld werd op 2 september 1907 geboren te Sterkrade als eerste kind van Theodorus Tinneveld (1876-1949) en Rika Wilhelmina Kraus (1886-1959). Het gezin bestond uit 10 kinderen. Tinneveld trouwde op 24 mei 1945 te Didam met Do Bouwmans (19021977). Uit het huwelijk werden geen kinderen geboren.Tinneveld overleed op 21-08-1977 te Elten.
http://www.historici.nl/media/bwg/images/5/-044.jpg
Nol Tinneveld temidden van zijn archeologische verzameling (foto: Heemkundige Vereniging Didam)

Nol Tinneveld keerde in 1912 met zijn ouders terug uit het in Duitsland gelegen Sterkrade, naar het Oost-Gelderse Didam, toen een kleine gemeente met nog geen 5000 inwoners. Zijn ouders waren eenvoudige maar hardwerkende mensen, die eerst in het Ruhrgebied hadden gewerkt, omdat men daar meer verdiende en er meer werk was. Aan deze vorm van arbeidsmigratie was met de naderende crisis van de Eerste Wereldoorlog een plotseling einde gekomen. In Didam begonnen zij een klein boerenbedrijf, waar de handel in kleinvee af en toe voor extra inkomsten zorgde.

Nol Tinneveld trok in 1922 naar de onderwijzersopleiding in Terborg, waar hij vier jaar later zijn diploma haalde. Aan het begin van de jaren ’30 kreeg hij een vaste aanstelling in Nieuw-Dijk, dezelfde school die hij op 15-jarige leeftijd had verlaten. Hier leerde hij ook zijn vrouw, Do Bouwmans, kennen met wie hij kort na de Tweede Wereldoorlog in het huwelijk zou treden.

Naast het dagelijkse lesgeven had hij tijd voor het schrijven van stukjes in het weekblad De Liemers, waar hij onder het pseudoniem ‘Tijl’ plaatselijke kwesties op de korrel nam. Vermoedelijk ontwikkelde hij als redacteur veel interesse voor de gemeentepolitiek, ondanks het feit dat hij in zijn verslaggeving liet doorschemeren dat hij zich flink kon ergeren aan het oeverloos geleuter van de raadsleden; de oplage leed hier niet onder, integendeel. Naast zijn onderwijsfunctie en raadslidmaatschap besteedde hij ook tijd aan het plaatselijk verenigingsleven en was hij actief als secretaris van de afdeling Zevenaar van de R.K. Onderwijzers Vereniging (KOV).

In 1958 stelde hij zich kandidaat voor de gemeenteraadsverkiezingen van Didam met de Lijst Tinneveld. Het was een gouden greep, want meer dan een kwart van de toenmalige kiesgerechtigden bracht zijn stem uit op de Lijst Tinneveld. Tinneveld werd vrijwel direct benoemd tot wethouder en loco-burgemeester. Zijn onafhankelijkheid, hij had immers een betaalde baan, maakte hem erg populair, want hij kon zich hierdoor, geheel belangeloos, wijden aan de gemeentepolitiek, een houding die niet alle raadsleden zich konden veroorloven. Voeg hierbij zijn integriteit, politieke durf én het feit dat hij als vooruitstrevend katholiek de conservatieve dorpspolitiek durfde aan te pakken, dan verklaart dit zijn populariteit. De uitoefening van zijn onderwijzerschap enerzijds en zijn wethouderschap anderzijds, hield hij ruim 10 jaar vol. In 1974 motiveerde Tinneveld zijn plotselinge vertrek als wethouder én de beëindiging van zijn lidmaatschap van de plaatselijke afdeling van de Katholieke Volkspartij (KVP) als volgt:... “de KVP-afdeling Didam bestaat slechts op papier, [...] doet niets en wordt slechts misbruikt voor verkiezingsdoeleinden [...] van een normale democratische organisatie is géén sprake”. Tegen deze politiek had hij té lang alleen moeten vechten.

De grote betrokkenheid van Nol Tinneveld bij zijn woonplaats en woonomgeving, blijkt mede uit zijn gedrevenheid voor de plaatselijke- en regionale historie. Naast de ordening en zorg voor vele stukken van het plaatselijk archief, zorgde hij ook voor onderdak voor particulier materiaal in het Rijksarchief te Arnhem, zoals dat van de familie Van Nispen tot Sevenaer. Grote belangstelling toonde hij ook voor archeologische voorwerpen, zoals artefacten. Veel toevallige opgravingen en vondsten werden dan ook vaak naar Tinneveld gebracht om te vragen wat het voorstelde. Zijn woning herbergde langzamerhand een bijzondere archeologische collectie en zijn grootste wens was dan ook deze in een streekmuseum onder te brengen. Vanaf 1948 had hij al concrete plannen klaarliggen voor zo’n regionaal museum, maar zoals zo vaak bleef de realisatie hiervan lang uit, namelijk tot 1981, vier jaar na zijn overlijden. In de buurgemeente Zevenaar kwam toen het Liemers Museum van de grond en hierin kreeg de archeologische collectie van Nol Tinneveld een ereplaats in de naar hem genoemde Tinneveldkamer.

Naast het verzamelen van archeologisch materiaal, was Nol ook geboeid geraakt door het archiefmateriaal van Didam en van ‘zijn streek’ de Liemers. Als redacteur van De Liemers schreef hij ook vele korte verhalen of stukjes over uiteenlopende lokale en regionale onderwerpen, bijdragen die in enkele gevallen werden gebundeld en waartoe de Westervoortse onderwijzer A. G. van Dalen hem vermoedelijk had gestimuleerd. Naast onderwerpen als havezaten of volksverhalen, waaronder sprookjes, onderzocht Tinneveld ook de veld- of perceelsnamen. Hij was niet te beroerd om de gesprekken op bandrecorder vast te laten leggen. Door deze wijze van archivering in ‘naamgeving’ kwam hij veel te weten over het gewone, dagelijkse leven in Didam en omgeving. Later zijn veel van dergelijke notities bij de afdeling Volkskunde van het P.J. Meertensinstituut te Amsterdam beland.

Tinneveld was geen onderzoeker, eerder een verzamelaar. Dankzij de grote hoeveelheid kennis die hij hieraan ontleende, kon hij in 1949 een belangrijke bijdrage leveren aan de dissertatie van F.W.G. Pijls, toen leraar aan de middelbare landbouwschool in Didam, waarvoor hij een zeer gedetailleerde bodemkaart van de gemeente tekende. Een kleine vier jaar later volgde onder zijn redactie een andere bijzondere uitgave, die bestond uit zeer uiteenlopende bijdragen over diverse onderwerpen betreffende de Liemers. Het boek werd uitgegeven ter gelegenheid van de 80ste verjaardag van de Twentse industrieel J.H. van Heek, die evenals Tinneveld grote interesse toonde voor zijn woonomgeving en zijn geliefkoosde bezit, Huis Bergh. In de jaren hierna kwam ook de organisatie tot bevordering van culturele grenscontacten, Liemers-Niederrhein, van de grond. Tinneveld was bij de oprichting betrokken en vanaf 1965 tot aan zijn dood lid van het algemeen bestuur. Een belangrijke mijlpaal bereikte hij in 1973, toen hij samen met dr. D.P. Blok een publicatie realiseerde op het gebied van de toponymie of ‘naamkunde’ over Didamse veld-en perceelsnamen, met een bijdrage over de nederzettingsgeschiedenis van Didam. Voor al deze inspanningen kreeg hij een jaar later een regionale onderscheiding: de Turmac-Liemersprijs.

Door een tragisch auto-ongeluk in Elten kwam Nol Tinneveld in augustus 1977 om het leven. Zijn vrouw raakte zwaargewond en werd naar het nabij gelegen Emmerikse ziekenhuis vervoerd, maar stierf een aantal weken later.

In hun inleiding bij De Liemers van Nol Tinneveld betitelen Thoben en Mombarg op treffende wijze Tinneveld als ‘De stem en het cultureel geweten van de Liemers’. Tinneveld was de stem van Liemers, omdat hij aandacht vroeg voor de cultuur en geschiedenis van de Liemers, waarbij hij het accent overigens wel bij Didam legde. Hij was het cultureel geweten van de streek, omdat hij zich sterk maakte voor een regionaal museum en wees op het belang van het verantwoord omgaan met historisch-archeologisch erfgoed.

Werken

  • F.W.G. Pijls, De bodemkartering van Nederland. Een gedetailleerde bodemkartering van de gemeente Didam (deel 1) en bijlagen (deel 2), Verslag Landbouwkundig Onderzoek No. 54.1, ’s-Gravenhage 1948
  • A. Tinneveld e.a. (red.), De Liemers. Gedenkboek dr. J.H. van Heek bij zijn tachtigste verjaardag, 20 oct. 1953, Didam 1953
  • A. Tinneveld, m.m.v. D.P. Blok, Toponymie van Didam, Bijdragen en Mededelingen van de Commissie voor Naamkunde en Nederzettingsgeschiedenis van de Koninklijke Nederlandse Academie van Wetenschappen te Amsterdam, Amsterdam 1973
  • J. Thoben en J. Mombarg (eds.), De Liemers van Nol Tinneveld. Historische aantekeningen, Nijmegen 1984
J.B. Smit
Uit: Biografisch Woordenboek Gelderland, deel 5, Bekende en onbekende mannen en vrouwen uit de Gelderse geschiedenis. Redactie: dr. J.A.E. Kuys (eindredactie), drs. C.A.M. Gietman, drs. R.M. Kemperink, E. Pelzers en dr. P.W. van Wissing. Verloren Hilversum, 2006, pagina's 133-135.