Jan Stuvers
1913-1980, Voorlichter, Dijkgraaf en Strijder voor streekverbetering
Johannes Elisa (Jan) Stuvers werd geboren in Hedel op 5 juli 1913 als zoon van de landbouwer Huibert Stuvers (1877-1970) en Aaltje Hoeflake (1876-1927). Op 14 juni 1945 huwde hij te Hedel met Geertrui Quik (Hedel 23 maart 1905 - Ammerzoden 22 maart 1988), dochter van Dirck Quik en Antonia Quik.Het echtpaar bleef kinderloos.Jan Stuvers overleed te Hedel op 16 december 1980.
http://www.historici.nl/media/bwg/images/5/-042.jpg
Jan Stuvers (foto: Cor de Kock)

Jan Stuvers groeide op in een gezin dat zijn bestaan vond in een klein gemengd boerenbedrijfje, zoals er destijds zoveel waren in dorp en streek. De Nederlandse landbouw verkeerde in de jaren voor de Tweede Wereldoorlog in moeilijke omstandigheden en dat gold met name voor de agrarische bedrijven in de Bommelerwaard. Vooral de verkaveling en de ontwatering van de percelen daar lieten veel te wensen over. De versnipperde perceeltjes bouwland lagen dichtbij de dorpen, en het grasland, bestaande uit zware klei, lag in het middengedeelte van het gebied.

De opleiding van de bevolking bestond meestal uit enkele jaren lagere school. Doorleren was er voor de meesten niet bij, ook voor Jan Stuvers niet. Met zijn twaalfde jaar verliet hij de lagere school om te gaan werken op het bedrijfje van zijn ouders. Wel heeft hij getracht door zelfstudie zijn kennis te verrijken. Hij volgde achtereenvolgens een landbouwwintercursus, een tuinbouwwintercursus met boekhouden en een schriftelijke cursus ‘Vaste betrekkingen’. Ook was hij een actief lid van de Bond van Oud-leerlingen van Land- en Tuinbouwonderwijs in Gelderland.

In 1937 kreeg de toen 24-jarige Stuvers een aanstelling tot rayonassistent bij de Rijkslandbouwvoorlichtingsdienst. Hij werd belast met de steunmaatregelen voor kleine boeren in de Bommelerwaard. In die functie heeft hij zich beijverd om de landbouw in zijn werkgebied op een hoger plan te brengen. Hij trachtte zijn kennis over te dragen aan de eenvoudige boeren door hen te wijzen op het nut van een goede grondbewerking, de juiste rassenkeuze en het gebruik van meststoffen. Soms deed hij dit groepsgewijs, zo maar op een boerenerf. Staande op een verhoging, meestal een veilingkist, hield hij zijn gehoor de resultaten voor die elders in den lande, zoals bij de teelt van aardappelen, behaald werden. In zijn Hedels dialect sprak hij dan over ‘duuzende mudde, onnuumelijk veul’. Voor veel agrariërs in de streek leken deze opbrengsten haast te mooi om waar te zijn.

Door zijn afkomst, alsmede door zijn functie bij de voorlichtingsdienst, was Stuvers goed op de hoogte van het armoedige bestaan van vele Bommelerwaarders. Het gemiddelde jaarinkomen in Nederland bedroeg in de jaren 1937-1938 ƒ1.579,–. In de Bommelerwaard (zonder Zaltbommel) was dit slechts ƒ1.108,– per jaar. In dezelfde periode was het aantal aangeslagenen in de inkomstenbelasting 25% van de Nederlandse bevolking, maar in de Bommelerwaard slechts 15%. Ook wist Stuvers dat het ploeteren door veel arme kleine boeren mede veroorzaakt werd door de verspreide ligging van de percelen, alsook door de gebrekkige waterafvoer. Velen moesten zelfs hun grond verkopen, die dan in handen van vreemden raakte. Stuvers heeft de strijd aangebonden tegen publieke verpachtingen en tegen de slechte waterbeheersing.

In 1945 werd Jan Stuvers bevorderd tot hoofdassistent bij de Rijkslandbouwvoorlichtingsdienst. Vervolgens werd hij in 1954 benoemd tot opzichter bij de Cultuurtechnische Dienst. Drie jaar later volgde zijn aanstelling tot technisch hoofdambtenaar bij deze dienst. Vanaf 1964 was hij technisch hoofdambtenaar voor bijzondere diensten.

De beste oplossing voor het Rivierengebied zag Stuvers, net als enkele anderen, in ruilverkaveling. Dankzij de activiteiten van de in 1951 in het leven geroepen Gelderse Komgrondencommissie en de steun van het provinciaal bestuur van Gelderland en van de Cultuurtechnische Dienst kwam na verloop van enkele jaren in het westelijke Rivierengebied de ruilverkaveling op gang. Maar de boeren waren nog lang niet overtuigd van het nut van herverkaveling van hun landerijen. Er was veel overredingskracht nodig om het wantrouwen tegen vernieuwing te overwinnen en om de over het algemeen behoudende bevolking ervan te overtuigen dat Stuvers en de zijnen het beste met haar voorhadden. Door zijn enorme inzet en door zijn optreden wist hij echter van lieverlee het vertrouwen van de mensen te winnen. Ook heeft Stuvers vele malen op zijn eigen indringende wijze bij allerlei instanties een lans gebroken voor ontsluiting van de Bommelerwaard. Een van zijn uitspraken was: “Willen we de leefbaarheid vergroten, dan zullen we eerst moeten zorgen dat we betere wegen krijgen, want daaraan mankeert nogal wat.”

Vanaf de oprichting in 1938 was Jan Stuvers actief betrokken bij de Stichting ter Bevordering van de Welvaart in de Bommelerwaard. In het begin van de jaren ’60 nam hij het voorzitterschap van deze stichting op zich. Bij Koninklijk Besluit van 23 februari 1959 werd hij benoemd tot heemraad bij het Polderdistrict Bommelerwaard boven de Meidijk, op 13 mei 1967 werd hij tot dijkgraaf van dit polderdistrict en op 18 december 1968 tot dijkgraaf van het Polderdistrict Bommelerwaard benoemd. In deze functies heeft Stuvers zich krachtig ingezet voor de verbetering van de rivierdijken. Hij wist dat de staat waarin de dijken verkeerden, zodanig was dat onder bepaalde omstandigheden een dijkdoorbraak niet denkbeeldig was.

Echter niet iedereen was overtuigd van de noodzaak tot verzwaring van de rivierdijken. Stuvers kreeg te maken met plaatselijke verzetsgroepen die zich danig roerden. Zelfs de ANWB toonde zich op een bepaald moment verontrust over de gevolgen van de dijkverhoging. Stuvers nodigde deze instantie uit de zaak met hem te komen bekijken. Hij voegde eraan toe dat hij dit het liefst op korte termijn deed, uitgaande van zijn standpunt dat de aanval de beste verdediging is.

In zijn ruim veertigjarige ambtsperiode heeft het Rivierengebied een heel ander gezicht gekregen. De kleine gemengde boerenbedrijfjes zijn verdwenen. In de polders werden moderne agrarische bedrijven gesticht. Door een betere ontwatering en een goede bereikbaarheid van de percelen werd de kwaliteit van de kleigrond sterk verbeterd. Dichter bij de dorpen, met name in de Bommelerwaard, verrezen flinke tuinbouwbedrijven. Vooral de bloementeelt bood mogelijkheden voor een goed bestaan. Dankzij de verbetering van de dijken is het gevaar voor doorbraken bezworen.

Naast zijn drukke werkkring was Jan Stuvers veertig jaar bestuurslid van het Rode Kruis, afdeling Bommelerwaard. In zijn woonplaats Hedel richtte hij samen met een huisarts een afdeling van het Groene Kruis op, een vereniging waarbij hij – onder meer als voorzitter – zijn leven lang betrokken bleef. Ook de plaatselijke afdeling van het CDA diende hij als voorzitter. Het is niet verwonderlijk dat een man die zo’n druk bestaan leidde, meestal moeilijk bereikbaar was. Stuvers’ telefoniste verzuchtte dan ook eens dat hij ‘niet te krijgen’ was en alleen ’s morgens vóór half acht of ’s avonds na half tien kon worden ‘gevangen’.

Zelf heeft hij zich blijkbaar gelukkig gevoeld in zijn werkzame leven. Na zijn pensionering liet hij zich ontvallen, dat het werk hem altijd veel voldoening had gegeven en dat hij zich een gelukkig mens voelde wanneer hij door het gebied reed en zag wat er allemaal tot stand was gekomen.

De enige hobby van Stuvers was zijn belangstelling voor de paardensport. Hij trachtte die belangstelling ook op anderen over te dragen. Zo rustte hij niet voordat een neef en een nichtje, die van huis uit deze liefhebberij niet hadden meegekregen, gingen paardrijden. Bestuurlijk was hij nauw bij de paardenwereld betrokken in de functie van voorzitter van de Stichting Hippisch Centrum Bommelerwaard en van de Stichting Concours Hippique Bommelerwaard.

Voor zijn vele verdiensten op velerlei gebied werd hij in 1957 benoemd tot ridder in de Orde van OranjeNassau en in 1978 bevorderd tot officier in diezelfde orde. In februari 1973 besloot de toenmalige gemeente Kerkwijk de naam van een weggedeelte te wijzigen in Jan Stuversdreef. Bij dit alles is Stuvers een gewone man gebleven, die een grondige afkeer had van dikdoenerij. Kenmerkend voor hem was dat hij nooit zijn Bommelerwaardse dialect, ook niet in gesprekken met hooggeplaatsten, heeft afgezworen.

Literatuur

  • Brabants Dagblad, 26-6-1962, 21-12-1965, 7-2-1969, 18-61973 en 13-7-1978
  • Groenten en Fruit, 6-6-1973

Bronnen

  • Geldermalsen, collectie R.D. Timmer
  • R.D.Timmer
    Uit: Biografisch Woordenboek Gelderland, deel 5, Bekende en onbekende mannen en vrouwen uit de Gelderse geschiedenis. Redactie: dr. J.A.E. Kuys (eindredactie), drs. C.A.M. Gietman, drs. R.M. Kemperink, E. Pelzers en dr. P.W. van Wissing. Verloren Hilversum, 2006, pagina's 128-130.