Maarten Schenk van Nydeggen
1540/49-1589, Vechtjas
Maarten Schenk van Nydeggen werd in de jaren ’40 van de 16de eeuw geboren te Goch, hij verdronk op 10 augustus 1589 in de Waal bij Nijmegen. Hij was een zoon van Dirk Schenk en N.N. van Berlaer. Hij was gehuwd met Maria van Gelre (begraven Goch 1616), die na Maartens dood hertrouwde met Sander van Tellicht. Maria was een dochter van Dirk van Gelre, heer van Arcen,Velden en Schandelo, die behoorde tot een bastaardtak van de hertogelijke familie; haar moeder was Frederica van Heeckeren genaamd Rechteren. Maarten en Maria kregen één dochter, Frederica, die op jonge leeftijd overleed.
http://www.historici.nl/media/bwg/images/5/-036.jpg
Maarten Schenk van Nydeggen (uit: Ferber,

Maarten Schenk van Nydeggen stamde uit een bastaardtak van een oude Gelderse familie, die van oudsher de heerlijkheden Afferden, Walbeck en later ook Bleijenbeek in het Overkwartier bezat. Hij behoorde tot de tak Bleijenbeek, naar het gelijknamige kasteel bij Afferden (de ruïnes staan er nog). Wanneer hij precies geboren werd, is onbekend. Waarschijnlijk was het in de jaren ’40 van de 16de eeuw. Ook zijn geboorteplaats is niet geheel zeker. Vermoedelijk was het Goch, omdat zijn vader daar woonde. Maarten kreeg een militaire opleiding. In Staatse dienst diende hij eerst onder kapitein Enkhuyzen, later onder overste Christoffel van IJsselstein. Over de eerste periode van zijn militaire carrière is verder niet veel bekend. Alras ontpopte hij zich evenwel tot een eigenzinnige vechtjas, die enkele malen van ‘partij’ wisselde.

In 1576 maakte hij aanspraak op het kasteel Bleijenbeek, dat aan een achterneef van hem toebehoorde. Toen deze het niet wenste af te staan, overviel hij het met een groep trawanten bij nacht en maakte zich ervan meester. Van de Staten en de stadhouder van Gelderland verlangde hij vervolgens dat hij in dit bezit bevestigd zou worden. Die weigerden echter. De familietwisten over Bleijenbeek gingen terug tot de overgrootvader van Maarten, Dirk Schenk van Nydeggen. Deze leidde een woest en ongebonden leven. Hij had verhoudingen met een drietal vrouwen uit Arcen zonder met hen te trouwen. Met een van hen, Aleid Custers, kreeg hij acht kinderen. Met z’n allen woonden ze op Bleijenbeek. Naar verluidt heeft een priester op Dirks sterfbed nog het huwelijk tussen hem en Aleid voltrokken. Dit huwelijk is evenwel niet erkend. Zijn bastaarden hebben er zowel wereldlijk als kerkelijk (tot aan de paus toe) over geprocedeerd, maar uiteindelijk verloren. Ze moesten Bleijenbeek opgeven. Dit viel toe aan een dochter van Dirks oudste broer Wijnand. Toen Maarten het veroverde, was het kasteel in het bezit van haar zoon Caspar van der Lippe genaamd Hoen.

Op 31 januari 1578 nam Schenk als aanvoerder aan Staatse zijde deel aan de slag bij Gembloers, waarbij de Staatsen verslagen werden door een Spaans leger onder bevel van Don Juan. Dit was voorlopig de laatste slag waaraan hij aan die zijde deelnam. Ontevreden over onder meer de Staatse opstelling ten opzichte van zijn aanspraken op Bleijenbeek ging hij in 1579 over in Spaanse dienst.

Zijn eerste daad in Spaanse dienst betrof opnieuw Bleijenbeek. Dit werd nu door Staatse troepen belegerd. Hij dwong de belegeraars tot de aftocht. Hierop volgde een periode waarin hij met een troep soldaten brandschattend en plunderend door Gelre trok. In 1579 veroverde hij Straelen (toen Gelre) en (voor korte tijd) Doetinchem. In 1580 legde hij bij Well aan de Maas (eveneens Gelre) een sterke schans aan, vanwaaruit hij strooptochten ondernam.

In juni 1580 rukte hij naar het noorden op om Rennenberg te ondersteunen, die als stadhouder van Groningen, Friesland en Drenthe overliep naar Spaanse zijde en de stad Groningen aan Parma overgaf. Groningen werd hierop belegerd door Staatse troepen. Een leger onder leiding van Hohenlo trok Schenk tegemoet. Het werd op 17 juni bij Hardenberg vernietigend verslagen, aan Staatse zijde sneuvelden 1500 man. In het verlengde hiervan nam Schenk zonder noemenswaardige tegenstand Coevorden in. Door deze overwinningen brak het beleg van Groningen en kon Schenk in triomf zijn intocht houden in die stad. Op 20 juni trok hij al weer door om, samen met Rennenberg, Delfzijl te belegeren. Hier vond onder meer een gevecht plaats met vendels van de Staten van Friesland onder leiding van Gerrit van Renesse. Deze werden verslagen, de krijgsgevangenen werden voor de ogen van hun aanvoerder met ‘dartele wreedheid’ (aldus P Hooft) ver.C. moord. Delfzijl viel in hun handen.

Hierna trokken Schenk en Rennenberg verder. Op 24 september 1580 namen ze Oldenzaal in. Vervolgens belegerden ze Zwolle, Doetinchem en Steenwijk, zonder dat deze steden evenwel in hun handen vielen. Sloten en Stavoren in Friesland werden wel veroverd.

Op 27 juli 1581 nam Schenk – tezamen met Haultepenne – bij verrassing Breda voor de Spanjaarden in. Breda was van oudsher Nassaus bezit. In de Grote of Onze Lieve Vrouwekerk bevinden zich ook thans nog twee grafkelders van de Nassaus. Anna van Buren, de eerste echtgenote van Willem van Oranje en hun dochtertje Maria werden hier nog bijgezet. Door deze verovering was Breda, toen Willem van Oranje in 1584 te Delft vermoord werd, in Spaanse handen. Om die reden kon deze daar zelf niet worden bijgezet en werd uitgeweken naar de Nieuwe Kerk in Delft. Sindsdien vinden de Oranje-Nassaus daar hun laatste rustplaats. In dezelfde maand dat Breda veroverd werd, overleed Rennenberg. Zeer tot Schenks teleurstelling werd niet hij tot diens opvolger benoemd, maar de Spanjaard Verdugo.

In augustus 1581 veroverde Schenk Goor. De Staatse verdedigers stonden er onder bevel van zijn oude leermeester IJsselstein. Bij deze verovering viel een zevental hooggeplaatste Overijsselse heren, onder wie de drost van Salland en een burgemeester van Deventer in handen van Schenk. Hij hield ze op Bleijenbeek gevangen. Doordat men het er niet over eens kon worden wie het losgeld zou moeten betalen, zou het bijna drie jaar, tot juni 1584, duren voordat allen weer vrij waren. De gevangenen beklaagden zich inmiddels over hun behandeling. Zo schreven drie van hen op 20 februari 1583, dat ze al sinds kerstmis ‘kranklich und gebrecklich’ waren en dat ze al die tijd geen wijn hadden gehad!

In april 1582 werd Schenk bij Xanten, waar hij zich volledig veilig achtte, in opdracht van de gouverneur van Geldern (toen Gelre), door enkele vermomde Staatse soldaten onverhoeds gevangengenomen en te Geldern gevangengezet. Eerst in juni 1584 werd hij door Parma vrijgekocht. Tevergeefs hadden de Overijsselaars geprobeerd hem in handen te krijgen, zodat hij uitgewisseld kon worden tegen de gevangenen op Bleijenbeek.

In mei 1585 wisselde Schenk opnieuw van partij. Hij trad weer in Staatse dienst. Voorwaarde daarbij was dat Bleijenbeek in Staatse handen zou komen. Schenk bedong de nodige vergoedingen en de rang van veldmaarschalk. Deze laatste functie was niet vacant. De Staten gingen er evenwel mee akkoord dat hij die functie in het leger van de keurvorst van Keulen zou bekleden. In dienst van de Staten werd hij luitenant van Adolf van Nieuwenaar, stadhouder van Utrecht, Gelderland en Overijssel. Reeds eind mei veroverde hij in Staatse dienst het slot Overasselt nabij Grave. Op 23 juni 1585 streed Schenk een verloren strijd aan Staatse zijde tegen de Spanjaarden onder Tassis in de slag bij Amerongen. Hierbij vielen 2500 doden, waarvan 1600 aan Staatse zijde. Aan het einde van datzelfde jaar trok hij naar Venlo. Van daaruit veroverde hij op 20 januari 1586 het klooster Betersweert tussen Arcen en Lomm, dat door Spaanse troepen bezet was. Na enkele vergeefse aanvallen liet hij het aan de vier hoeken in brand steken. De daardoor desperate Spanjaarden trokken er in slagorde uit en streden tot de laatste man. Van Schenks 600 man stierven er 250. De door drie kogels en een lansstoot zwaargewonde Spaanse aanvoerder Corvera werd als trofee mee naar Venlo gevoerd. In juni 1586 werd Venlo evenwel door Parma veroverd. Schenks vrouw en haar zuster werden daarbij ingesloten. Om hen vrij te krijgen moest losgeld betaald worden.

In datzelfde jaar kreeg Schenk door de door koningin Elisabeth I van Engeland aangewezen landvoogd Leicester de verdediging van de oostgrens van het Staatse gebied opgedragen. In februari 1586 werd hij daartoe naar Neuss gezonden ter versterking van deze stad. Op 9 maart overrompelde hij met list Werl, diep in Westfalen. Hij verliet de stad overigens, na die geplunderd te hebben, korte tijd later weer. Leicester sloeg hem hierna op St. Georges Day (23 april) in zijn hoofdkwartier Utrecht tot ridder en overhandigde hem bij die gelegenheid een gouden keten (op vergelijkbare wijze als in Engeland personen tot ridder in de Orde van Kouseband geslagen worden).

In opdracht van Leicester bouwde Schenk vervolgens in mei 1586 de (later) naar hem genoemde Schenkenschans, op de landtong bij de splitsing van Rijn en Waal (op Kleefs gebied dat daartoe veroverd werd). Deze was van groot strategisch belang. Overigens lag deze splitsing toen aanzienlijk meer oostelijk dan thans, namelijk ongeveer ter hoogte van het Duitse Griethausen. Aan Schenk herinnert hier nog het (thans Duitse) vestingplaatsje Schenkenschanz, dat evenwel op de plek ligt van het ongeveer vier kilometer westelijker gelegen fort Nieuw Schenkenschans, dat in 1635 aangelegd werd.

Eind 1586 werd Schenk door de Staten-Generaal tot feitelijk militair gouverneur van het Overkwartier benoemd. Het gebied stond in die tijd onder grote Spaanse druk. De delen van het Overkwartier die in Staats bezit waren, moest hij verdedigen. In het omringende gebied mocht hij brandschattend rondgaan.

Op 26 januari 1587 veroverde Schenk Ruhrort (bij Duisburg), dat hij overigens twee maanden later weer moest prijsgeven. In juni 1587 viel Geldern – waar Schenk in die tijd verblijf hield – in Spaanse handen. Terwijl hij op rooftocht was, werd de stad verraden. Aan het einde van dat jaar wist hij bij verrassing wel Bonn te veroveren. Hij liet de stad plunderen door zijn mannen. Hier was aanzienlijk meer te halen dan in het uitgemergelde Overkwartier. Omdat de Staten hem zover weg niet adequaat te hulp konden komen en bovendien geen aanspraak maakten op de stad, moest hij die eind september 1588 aan de Spanjaarden laten. Hij en zijn mannen kregen vrije aftocht. Hierna trok hij brandschattend rond in Rijnland, Kleef en Gelre. Zijn troepen (bijgenaamd de ‘Pauwhanen’) waren gevreesd.

Om zijn toch wat geschonden blazoen op te poetsen besloot Schenk Nijmegen te veroveren. Een eind 1588 ondernomen ‘aanval’ mislukte echter, omdat in de nacht dat deze gepland was, het water van de Waal te hoog stond om soldaten in de nabijheid van de stad te brengen.

Inmiddels was het grootste deel van het Overkwartier in Spaanse handen gevallen en werd Bleijenbeek belegerd. Op 25 juni 1589 werd het kasteel, na een beleg van twee maanden, door de Spanjaarden veroverd en ging het voor Schenk verloren – een jaar later zouden de Spanjaarden het teruggeven aan Caspar van der Lippe. In juli verzorgde Schenk de proviandering van het garnizoen in Rheinberg, waartoe onder andere Rees en Wesel aan de Lippe ingenomen werden. In Wesel veroverde hij schepen met proviand, die naar Rheinberg gezonden werden. Op 7 augustus overviel hij bij Haltern (Munsterland) een Spaans konvooi op weg naar de Spaanse stadhouder van Friesland en (de stad) Groningen, Verdugo, en ging er met een rijke buit vandoor. Trots meldt hij de Raad van State, dat er op het slagveld duizend vijandelijke doden achterbleven en aan zijn zijde niet één.

Op 10 augustus verzamelde hij een legermacht op de Schenkenschans. In de daaropvolgende nacht scheepte deze zich op zeventig schepen en scheepjes in en voer naar Nijmegen om de stad te verrassen. Ze wisten de stad bij de St.-Antonispoort binnen te dringen. De tegenstand was echter van dien aard, dat de aanvallers hals over kop moesten vluchten. Ze sprongen op de scheepjes, die soms echter overladen werden. Dit gold ook voor het schip waarop Schenk sprong. Het kantelde. Schenk viel overboord. Met zijn zware harnas aan had hij geen kans. Hij verdronk.

Daags erna viste de bevolking van Nijmegen in de Waal naar verdronken soldaten, op zoek naar buit. Hierbij werd ook Schenk ‘opgevist’. Hij werd in opdracht van het stadsbestuur onthoofd en gevierendeeld. Zijn hoofd werd ter afschrikking aan de St.-Antonispoort gespiest en de overige delen van zijn lichaam bij de poorten opgehangen. Na acht dagen werden Schenks lichaamsdelen in een kist gedaan en naar de Kronenburger toren gebracht. Toen Maurits in 1591 de stad veroverde, werd Schenk met pracht en praal bijgezet in de St.-Stevenskerk.

Een plaquette op de Antonispoort herinnert nog heden ten dage aan Schenks mislukte aanval op de stad en een ketting waaraan een van zijn ‘quartieren’ gehangen zou hebben, bevindt zich in het Museum Het Valkhof.

Literatuur

  • J.H. Ferber, Geschichte der Familie Schenk von Nydeggen, insbesondere des Kriegsobristen Martin Schenk von Nydeggen: mit geschichtlichen Nachrichten über Afferden, Blyenbeck, Hillenrath, Swalmen und Asselt, Arcen, Gribbenforst, Walbeck, Geystern, Heyen u.a. Güter, Keulen 1860
  • ‘De gevangenen op Blijenbeek’, in: Overijsselsche Almanak voor Oudheid en Letteren 12 (1847) 184-200
  • ‘Schenk van Nideggen (Maarten)’, in: A.J. van der Aa, Biographisch Woordenboek der Nederlanden, deel 17, Haarlem z.j., 294-299
  • J. Verzijl, ‘Schenck van Nydeggen (Maarten)’, in: NNBW, deel 9 (1933) 981-983
A.J. Lever
Uit: Biografisch Woordenboek Gelderland, deel 5, Bekende en onbekende mannen en vrouwen uit de Gelderse geschiedenis. Redactie: dr. J.A.E. Kuys (eindredactie), drs. C.A.M. Gietman, drs. R.M. Kemperink, E. Pelzers en dr. P.W. van Wissing. Verloren Hilversum, 2006, pagina's 109-112.