Theo Eikmans alias Graodus fan Nimwegen
1921-2000, Timmerman en Tonpraoter
Theodorus Johannes Eikmans werd geboren in Nijmegen op 16 september 1921 als zoon van Gerrit Jan Eikmans (Schiedam 1897 – Nijmegen 1942) en Aleida Geertruida van der Kroft (Nijmegen 1900 – Nijmegen 1988). Theo trouwde op 3 juni 1943 in Nijmegen met Elisabeth Claus (Groesbeek 12 november 1920 – Nijmegen 23 februari 1996). Het echtpaar kreeg vier zonen en vier dochters.Theo overleed in Groesbeek op 23 maart 2000.
http://www.historici.nl/media/bwg/images/5/-009.jpg
Theo Eikmans als Graodus fan Nimwegen op een cd-doos (foto: René Plashek)

De ouders van Theo Eikmans stichtten een groot gezin: vijf meisjes en drie jongens. Na Annie en Jan was Theo het derde kind, waarna Harrie, Dinie, Marie, Lientje en Marcellina nog zouden volgen. Theo’s vader was een paardenslager uit het Nijmeegse Willemskwartier, waar zoon Theo nogal wat kattenkwaad uithaalde. Hij ging school op de Groenestraat, maar was ook regelmatig te vinden bij zijn oma op de Hessenberg, vlak bij de Sint-Steven, waarover hij jaren later zou praten en zingen. Voetballen deed hij ook: hij schopte het tot jeugdspeler bij Quick en NEC. Zijn vader zag in Theo meer sportieve talenten dan hij in werkelijkheid had.

Theo’s eerste baantje bracht hem opnieuw naar de Benedenstad van oma. Hij werd leer- en loopjongen bij de Firma van Dungen ‘in haarden en kachels’, om enkele jaren later te verkassen naar de Nyma, waar hij tot 1942 zou blijven. Theo had intussen – tot ongenoegen van zijn vader – een meisje uit Groesbeek leren kennen: Lies Claus, met wie hij op 3 juni 1943 trouwde. Vlak daarna moest hij onderduiken in Frankrijk. Na zijn terugkeer zat hij korte tijd vast in Duitsland. In 1944 bleef hij uit handen van de bezetters door bij zijn schoonouders met een geveinsde tbc het bed te houden. Na de oorlog belandde Theo korte tijd in militaire dienst tot andersoortig kattenkwaad tot ontslag leidde. Een baan bij de openbare nutsbedrijven leverde hem zo weinig geld op, dat zijn schoonvader hem kon overhalen een vak te leren. Hij werd timmerman en ijzervlechter: bouwvakker in de wereld van het gewapende beton. Een zwaar ongeluk maakte in de 50er-jaren een einde aan het harde handwerk. Theo overleefde een val in een bouwput, maar kon in de aannemerij zijn brood niet meer verdienen.

Het drumstel, waarmee hij zich al eerder vertrouwd had gemaakt, bood uitkomst. Met accordeonist Jan Lourense en toetsenist Andree Hubrecht vormde hij een trio, dat op bruiloften en partijen de nodige centen bij elkaar speelde. De talloze moppen, waarmee Theo in de pauzes zijn maten verraste, zette hem op het spoor van de praatgrage artiest: de buutreedner als een ‘standup comedian avant la lettre’, die ook het zingen van smartlappen en schlagers niet uit de weg ging. Met zijn optredens in Kalorama en de Sint-Maartenskliniek viel hij op bij de senatoren van De Blauwe Schuit, met als uiteindelijk gevolg de uitnodiging om in 1959 Grootvorst Nico Grijpink – de grondlegger van het ‘moderne’ Nijmeegs carnaval – op te volgen als de tweede Stadsprins van Nijmegen. Zijn ervaring als voorzitter van carnavalsvereniging De Letste Stuver speelde hem daarbij in de kaart, net als zijn ‘ongemeen en onuitsprekelijke repertoire.’

Wedstrijden vormden een uitgelezen podium voor aankomende artiesten. In 1965 op de ‘elfde van de elfde’ was Theo de eerste deelnemer van het eerste schlagerfestival van Kiek ze Kieke, een Nijmeegse carnavalsvereniging, die dit festival tot een van de traditionele hoogtepunten van het Knotsenburgse carnaval heeft gemaakt. Ook het Nimweegs Kampioenschap Tonproaten van ’t Swerte Schaop mocht rekenen op zijn deelname. Met zijn alter ego ‘Graodus fan Nimwegen’ won hij drie keer de eerste prijs. Zijn autobiografische schlager Al mot ik kruupe werd een echte hit, een tijdloos nummer op de meestal korte lat van de carnavalistische roem: “Als je straks naar huus toe komt, dan zie je die toren staon Dan denk je aan die ouwe tied, hoe het vroeger is gegaon Waar je als kind geboren bent en werd grootgebracht Dat kun je nooit vergeten, daaraan denk je dag en nacht Al mot ik kruupe, op blote voeten gaon Ik wil nog een keer Sint Steven horen slaon (bis)” Ook zijn andere schlagers kregen eeuwigheidswaarde. Moeder, het is weer mis, omdat ’t een Nimweegse jonge is, zo laat hij een meisje van achttien jaar zeggen: ’t was so fijn om met hum aon de Waol te sijn. Voor echte en onechte Nijmegenaren was het nog fijner, dat die eenvoudige maar altijd correcte Nijmeegse jongen zijn verbondenheid met de stad uitvierde in woorden en noten, in blijvende schlagers en onvergetelijke optredens. Theo kon mensen vermaken en ontroeren, boeien en binden, omdat hij ondanks zijn successen een gewone jongen bleef. Als Graodus fan Nimwegen groeide hij uit tot een grootheid, waar niemand in Nijmegen aan kon tippen. Maar als Theo Eikmans was hij de Nijmeegse volksjongen, die na zijn optreden met Lies en zijn vrienden graag nog enkele biertjes dronk. Zijn belangstelling, ook voor de ‘boboos’, die hij kort tevoren op de hak had genomen, was groot en gemeend.

Hoewel het verhaal gaat dat Theo, na een late beschonken thuiskomst, van zijn vrouw wel eens in het kippenhok moest slapen, steunde zij hem door dik en dun. Toen Lies hem begin 1996 ontviel, en enkele maanden later ook zijn dochter overleed, moest Theo geruime tijd van optredens afzien. Maar Graodus kwam terug, op een wijze die de toehoorders niet gauw zullen vergeten. Het was op de Prinsenproclamatie 1996, kort voor de finale waarin zijn opvolgers ‘Back to the Sixties’ gingen. De oud-carnavalsprinsen zagen achter de schermen zijn punctuele voorbereiding en zijn grote gespannenheid, kort voor zijn fantastisch optreden. Theo was terug van weggeweest: ouder, wijzer maar ongebroken. Hij vertolkte met passie zijn Lang leve de lol, een lied dat volgens de kenners van het schlagerrepertoire de evergreen Al mot ik kruupe in tekst, muziek en voordracht evenaart: “Wie aon de Waol geboren is, die zeit: lang leve de lol. Want hejje alleen maor saggerijn, dan slao je so op hol Het Nimweegse spreekwoord, dat steet bekend En je leerde ut in je kienderbed Beter is duuzend gulden schuld, als dat je ermoe het En ik hai van nacht gedroomd, da’k was een prins. Er was d’r aon de Waol geen zotter mins En ik dronk er een wijntje, maar niet uut een glas Ik hield er beide handen een hele emmer vast (bis)” Theo’s droom – Prins van Nijmegen – was al in 1959 werkelijkheid geworden, nadat hij had laten zien ook op bestuurlijk vlak al een gangmaker te zijn, eerst bij de De Letste Stuver, later bij De Vrolijke Knotsers. In 1987 werd hij daarom uitgeroepen tot ‘Heer van Knotsenburg’. Een bijzondere erkenning viel Theo ten deel, toen hij op 23 februari 1993 in de Spiegeltent op de Grote Markt in Nijmegen een carnavalesk proefschrift over de toegepaste pretkunde verdedigde. Zijn ‘dissertatie’ ontmoete even veel waardering als zijn enige, echte aanbeveling: Al mot ik kruupe, op blote voeten gaan. In 1997 trok Theo met zijn vrienden van het Knotsenburger Prinsenconvent niet blootsvoets, wel in geelzwarte kiel, naar Rotterdam om de voorzitterswisseling van de stichting ‘Verantwoord Alcoholgebruik’ luister bij te zetten. De Schiedamse oud-burgemeester Arie Lems droeg de borrelhamer over aan Jan Kamminga, de toen kersverse Gelderse Commissaris van de Koningin. ‘Verantwoord alcoholgebruik’ inspireerde Graodus fan Nimwegen tot een stevige buut voor de verbaasde, zo niet verbouwereerde bestuurders. Het was een van zijn laatste optredens.

Na 1998 werd het stil rond Theo Eikmans. Bij bezoeken aan het Verpleeghuis Irene, waar hij de laatste jaren van zijn leven doorbracht, konden zijn vrienden nauwelijks geloven dat hij ooit volle zalen had toegezongen. Zijn mooie stem met het onnavolgbare timbre klonk zachter en zachter. In zijn getekende en doorgroefd gezicht herkenden zijn fans de troubadour van weleer, de tonpraoter met de glinsterende en guitige ogen, die jaar na jaar met grappen en grollen, maar ook met wijze raad zijn toehoorders de spiegel van het leven had voorgehouden. Herinneringen ophalen werd steeds moeilijker, ook al sprong soms in zijn trouwe ogen een vonk van herkenning over. Theo Eikmans overleed op 23 maart 2000 in Verpleeghuis Irene te Groesbeek.

Werken

  • De Sint Steven als emotioneel oriëntatiepunt gedurende de periode van de elfde van de elfde tot aan Aswoensdag, Proefschrift ter verkrijging van de graad van ‘doctor in de toegepaste pretkunde’, aan de Knotsenburgse Academie voor Carnavalisten, Nijmegen 1993
  • Literatuur

    • ‘ ‘‘Doctorandus in de pretkunde” lacht weer’, in: de Gelderlander, 16 november 1996
    • ‘Graodus helemaal terug van weggeweest’, in: Zondagkrant, editie Nijmegen en Omgeving, 26 januari 1997
    • Th. Peters Sengers, Houwe die Blauwe, Gedenkboek bij het 44-jarig bestaan van de Nijmeegse Carnavalsvereniging De Blauwe Schuit, Nijmegen 1992
    Ad Lansink
    Uit: Biografisch Woordenboek Gelderland, deel 5, Bekende en onbekende mannen en vrouwen uit de Gelderse geschiedenis. Redactie: dr. J.A.E. Kuys (eindredactie), drs. C.A.M. Gietman, drs. R.M. Kemperink, E. Pelzers en dr. P.W. van Wissing. Verloren Hilversum, 2006, pagina's 33-35.