Arie Lammerts van Bueren
1896-1969, Journalist en Verzetsman
Arie Lammerts van Bueren, tweede in een gezin van zes kinderen, werd geboren in Amersfoort op 30 december 1896, als zoon van Jesaias Dirk Lammerts van Bueren (Utrecht 16 mei 1868-Amersfoort 4 januari 1945) en Christina Maters (Amersfoort 18 februari 1870-Amersfoort 17 mei 1894). Arie trouwde op 30 maart 1927 in Tiel met Gerritje Johanna Theodora van den Berg (Tiel 1900-Arnhem 1985). Het echtpaar kreeg drie zonen en een dochter. Arie overleed in Arnhem op 18 augustus 1969.
http://www.historici.nl/media/bwg/images/6/-028.jpg
Arie Lammerts van Bueren (foto: Archief

Arie Lammerts van Bueren groeide op in Amersfoort, waar zijn vader makelaar en vendumeester was. Na zijn scholing koos hij al vroeg voor een militaire loopbaan. Als instructeur bij de artillerie maakte hij actief de mobilisatie in verband met de Eerste Wereldoorlog mee. Begin jaren ’20 besloot hij te verkassen naar het Koninklijk Nederlandsch-Indisch Leger, het befaamde KNIL. In ‘de Oost’ leerde hij de journalistiek kennen, als redacteur van Ons aller belang, een tijdschrift voor onderofficieren, en als medewerker van de Indische Courant en de Preanger Bode. Met zijn scherpe pen nam hij (al dan niet) vermeende misstanden in de krijgsmacht op de korrel. Dat hij in brede kring bijval oogstte, lag evenzeer voor de hand als het misnoegen van de legerleiding. Conflicten met de overheid konden dan ook niet uitblijven en het gevolg was een voortijdige terugkeer naar Nederland, en een snel einde van een carrière in het leger.

In 1926 begon Arie als redacteur en administrateur bij de Nieuwe Tielsche Courant, om in 1928 over te stappen naar de Provinciale Geldersche en Nijmeegsche Courant. In het Betuwse had hij intussen Jo van den Berg ontmoet, met wie hij op 30 maart 1927 in het huwelijk trad. Naast het werk voor zijn eigen krant was hij correspondent van het Algemeen Handelsblad en de Nieuwe Rotterdamsche Courant. In die kranten meldde hij bij herhaling opvallende troepenbewegingen aan de Duitse kant van de grens. In Den Haag werden zijn signalen niet of nauwelijks gehoord. Koningin Wilhelmina kreeg vanuit Berlijn zelfs officieel de verzekering dat de grens niet zou worden geschonden, laat staan overschreden. Maar de werkelijkheid zou anders uitpakken, ook voor de kritische journalist, wiens berichten in Duitse kring niet onopgemerkt waren gebleven. Op 10 mei 1940 vielen Duitse troepen Nederland binnen. Dezelfde dag nog werd Arie, samen met onder anderen burgemeester Steinweg van Nijmegen, gearresteerd. Het gedwongen verblijf in het stadhuis duurde overigens maar enkele uren. Arie kon voorlopig journalist blijven. In mei 1941 werd hij zelfs hoofdredacteur van de – toen nog – onafhankelijke Provinciale Geldersche en Nijmeegsche Courant. Zijn pertinente weigering om artikelen van de bezetter te publiceren leidde tot een nieuwe arrestatie. Na een maandenlange opsluiting in het Arnhemse huis van bewaring gaf Arie zich ogenschijnlijk gewonnen. Met tegenzin maar ook uit overtuiging legde hij zijn functie neer. De Provinciale Geldersche en Nijmeegsche Courant bleef tot aan de bevrijding verschijnen, en werd dus een ‘foute’ krant.

De werkloze journalist ging de kost verdienen bij het Rijkskolenbureau, waar hij voldoende ‘ondergrondse’ ruimte vond om dagelijks een illegaal, gestencild nieuwsbulletin uit te brengen. Op de zaterdagen publiceerde hij een militair weekoverzicht. Productie en distributie vonden in het diepste geheim plaats, meestal met hulp van trouwe vrienden. Het Rijkskolenbureau was ook de plaats waar Arie heimelijk geschikte journalisten wierf voor het Nijmeegs Dagblad, de krant die hij na de bevrijding zou oprichten. Zijn toekomstige collega’s regelden de brandstofvoorziening in ziekenhuizen en andere instellingen. Selectiecriteria bij het aantrekken van die zogenaamde kolenkenners waren politieke gezindheid en schrijverstalent. Zo kwamen naderhand bekend geworden journalisten als Hans Douma, Piet Nuis en Jan Leppink – later een befaamd advocaat in Enschede – voort uit de ‘kolenschool’ van Lammerts van Bueren. Hun eerste in vrijheid geproduceerde krant – niet meer dan een tweezijdig bedrukt vel papier – verscheen op 22 september 1944, vijf dagen na de landing van de 82ste Amerikaanse luchtlandingsdivisie. Op 19 maart 1946 – anderhalf jaar na de bevrijding van Nijmegen – dankten de trouwe lezers van zijn illegale geschriften Arie met een gebrandschilderd raam van glazenier Pieter Barten. Het kunstwerk toont – omgeven door een donkere mantel als zinnebeeld van verzet – een man met een radio: de heimelijke nieuwsbron van die tijd. Aan zijn voeten bloeide een margriet, de verzetsbloem bij uitstek, als symbool voor een wereld van hoop. Het verzetsraam kreeg een plaats in de Commanderie van Sint Jan en later in Museum het Valkhof te Nijmegen.

In de maanden en jaren na de bevrijding van Nijmegen was het hard werken voor Arie en zijn collega’s. Het gebruik van de persen van de ‘foute’ rechtsvoorganger leidde diverse malen tot verdachtmakingen tegen het Nijmeegs Dagblad. Arie bestreed die insinuaties met verve. Daarnaast stak hij niet onder stoelen of banken wat in Nederland en Nijmegen politiek en maatschappelijk moest gebeuren. De vooroorlogse fouten ging hij niet uit de weg. Zijn mederedacteur Gerard de Winter zocht de oorzaken vooral in politieke onenigheid en gebrek aan sociale rechtvaardigheid. Arie wees meer op geestelijke tekorten: teveel eigen en partijbelangen, en te weinig christelijke inhoud. Zijn betrokkenheid bij het kerkelijk leven en zijn liefde voor gezin en werk waren niet vreemd aan zijn heldere standpunten. Hoewel Arie in zijn carrière ook organisatorische taken moest vervullen – hij was onder meer directeur en hoofdredacteur van het Geldersch Dagblad – lagen zijn talenten vooral op het gevarieerde terrein van de journalistiek. Hij schreef uitmuntende hoofdartikelen naast heldere toelichtingen op het dagelijkse nieuws, harde reportages naast waterstaatkundige bijdragen. Befaamd was zijn wekelijkse rubriek ‘Voor verstand en hart’, die vanaf 1928 voor velen een bron van vertroosting was. Arie trok veel op met Uri Nooteboom, de hoofdredacteur van De Gelderlander, met wie hij tijdens de oorlog bevriend was geraakt. Hun plan voor een intensieve samenwerking na de oorlog werd geen werkelijkheid. Bij een gezamenlijke frontreportage in april 1945 op de IJsseldijk tegenover Zutphen werd de jeep van de twee journalisten door een sluipschutter onder vuur genomen. Uri Nooteboom werd daarbij dodelijk getroffen, een verlies dat Arie moeilijk heeft kunnen verwerken. Als Nederlands-hervormd hoofdredacteur van de Arnhemse Courant, het Nijmeegs Dagblad en het Gelders Dagblad zou hij later lange tijd concurrent zijn van De (toen nog katholieke) Gelderlander. De opzienbarende fusies in de krantenwereld – ook van de Gelderse concurrenten – heeft Arie niet hoeven meemaken, laat staan de toenemende ‘ontlezing’. Hij zou ongetwijfeld in hoog tempo de toetsen van zijn schrijfmachine hebben beroerd.

Zijn lange loopbaan en zijn grote reeks publicaties, zoals De Verwoesting van een Oude Keizerstad (1946), Een kwart eeuw maatschappelijk werk 1929-1954 (1954), over de Vereniging Nederlandse Centrale voor Praktische Hulpverlening (Centrale PH) te Groesbeek en Het Oud Burgeren Gasthuis te Nijmegen (1967) – de bekende instelling voor oudere Nijmegenaren – vonden in 1962 erkenning toen hij bij zijn afscheid van de krant benoemd werd tot Ridder in de Orde van Oranje Nassau. Na zijn pensionering bleef Arie zijn vaardige pen hanteren, bij voorbeeld over een wereldreis, die hem ver uit het Gelderse voerde. Zijn door veel lezers gewaardeerde geestelijke overpeinzingen – kenmerkend voor zijn kerkelijke gezindheid – publiceerde hij tot kort voor zijn opname in het Arnhemse Diaconessenziekenhuis, waar hij na een ernstige ziekte op 18 augustus 1969 overleed.

Literatuur

  • H. Termeer, Nijmegen Frontstad, september 1944 -mei 1945, Politiek en Vakbeweging, Zutphen 1978
  • Bronnen

    • C. Adema, ‘Oud-hoofdredacteur A. Lammerts van Bueren overleden’, in: Gelders Dagblad, 23 augustus 1969
    • D. Lammerts van Bueren, Drie jaren ‘Nijmeegsche Illegale Pers’, bijdrage voor Nationaal Bevrijdingsmuseum Groesbeek, 1985
    • Interview met D. Lammerts van Bueren, Nijmegen, 4 mei 2006
    Ad Lansink
    Uit: Biografisch Woordenboek Gelderland, deel 6, Bekende en onbekende mannen en vrouwen uit de Gelderse geschiedenis. Redactie: drs. I.D. Jacobs (eindredactie), drs. C.A.M. Gietman, drs. R.M. Kemperink, dr. J.A.E. Kuys, E. Pelzers en dr. P "van Wissing .W.". Verloren, 2007, pagina's 85-87.