Jan Herman Alexander van Heek
1920-2004, Kasteelheer
Jan Herman Alexander (Jan) van Heek werd geboren op 22 augustus 1920 te Lonneker. Hij was het vierde kind en de oudste zoon van dr. Jan Herman van Heek (1873-1957) en Anna van Wulfften Palthe (1892-1977). Op 19 augustus 1966 trouwde hij met Irmela Dora Erna Luise Charlotte Töwe, geboren te Gelsenkirchen op 27 november 1922 als dochter van Carl Max Heinrich Emil Töwe (1869-1951) en Adelheid Lucie Külken (1888-1983). Hij overleed te Laag-Keppel op 6 september 2004.
http://www.historici.nl/media/bwg/images/6/-017.jpg
Jan Herman Alexander van Heek voor Huis Bergh (foto: Willem Hissink, Winterswijk)

Jan van Heek stamde uit een vooraanstaand geslacht van textielfabrikanten uit Enschede. Zijn grootvader Gerrit Jan van Heek (1837-1915) was de meest vermogende en meest vooraanstaande textielfabrikant uit de textielhistorie van Enschede. Hij was medeoprichter en firmant van Van Heek & Co, het grootste Twentse textielbedrijf, en had dertien kinderen uit twee huwelijken, onder wie zeven zoons. Voor zijn vijfde zoon Jan Herman en diens twee jongere broers was er geen plaats meer als firmant bij een van de bestaande Van Heek-fabrieken en daarom stichtte Gerrit Jan van Heek voor hen in 1897 een geheel nieuwe textielfabriek, G.J. van Heek & Zonen. Van dit nieuwe bedrijf, later bekend geworden onder de naam Rigtersbleek, werd Jan Herman van Heek tezamen met zijn jongere broers firmant. Toen het bedrijf in 1935 werd omgezet in een NV, werd Jan Herman van Heek gedelegeerd commissaris en trok hij zich uit de dagelijkse leiding terug. Hierdoor kreeg hij meer tijd voor zijn persoonlijke interesses, zowel op zakelijk als historisch en cultureel gebied. In 1912 kocht hij Huis Bergh te ’s-Heerenberg van de Fürst von Hohenzollern-Sigmaringen met alle daaraan verbonden goederen en rechten. Deze aankoop zou bepalend zijn voor de levensvervulling van zijn zoon Jan.

Jan van Heek bracht zijn jeugd samen met zijn ouders en drie oudere zusters en twee jongere broers door in de villa ’t Roessingh te Lonneker. Thuis werd sober geleefd, de welstand van de familie kwam niet tot uiting in een overdadige levensstijl. De jonge Van Heek had een heerlijk speelterrein in de grote tuin die bij ’t Roessingh hoorde. Als twaalfjarige jongen gaf hij handgeschreven kranten uit waarin hij zich zeer begaan toonde met het lot van de dieren. Zo waren de ellendige omstandigheden waarin dieren werden gehouden en getransporteerd hem een gruwel. Van Heek is zijn hele leven vegetariër geweest.

De lagere school bezocht Jan van Heek te Hengelo en Enschede, daarna volgde eerst het Enschedees Lyceum en later het Christelijk Lyceum te Zeist, waar hij intern was. Na het behalen van zijn diploma hbs-a liep hij in 1940 stage bij een boer in Schildwolde. Hierna volgde hij een opleiding tot bosbeheerder op de bosbouwschool van de Nederlandsche Heidemij. Onderdeel van deze opleiding waren praktijkstages in Veenendaal, Putten, Esbeek en Sittard. In 1951 maakte hij als afgevaardigde van de Nederlandse Particuliere Bosbouworganisatie een studiereis naar het noordwesten van de Verenigde Staten, waar onder meer aandacht werd besteed aan het voorkomen van bosbranden.

In zijn jonge jaren, maar ook later, heeft Van Heek een collectie aangelegd op geologisch en archeologisch gebied. Van Heek ontwikkelde zich als autodidact op deze terreinen en verwierf op het gebied van de geschiedenis een grote kennis. Zijn verzameling stenen en fossielen is, aangevuld met de verzamelingen van twee vrienden, nog steeds te zien in een van de kelders van Huis Bergh.

Eind 1943 was Van Heek in dienst getreden van de NV tot Instandhouding en Beheer van de Goederen en Rechten van het Huis Bergh, waar hij als taak kreeg onder toezicht van rentmeester G.J. Vriesen de boskaarten van het Bergherbos bij te werken. In de jaarvergadering van de NV van 13 juni 1945 werd hem samen met G.J. Vriesen als rentmeester het dagelijks beheer van alle goederen van de NV Huis Bergh opgedragen. Het belangrijkste aandachtsgebied van Van Heek werd het bosbeheer. Tijdens de oorlog hadden de bossen veel schade geleden als gevolg van beschietingen en de aanleg van verdedigingswerken.

Op 5 april 1946 werd de Stichting tot Instandhouding der Goederen en Rechten van het Huis Bergh opgericht. Vader Jan Herman van Heek schonk alle aandelen van de NV aan deze nieuwe stichting, waardoor deze eigenaar van Huis Bergh werd met alle daarbij behorende goederen en rechten. Jan van Heek kreeg als secretaris van het college van regenten en als gedelegeerd regent de dagelijkse leiding op Huis Bergh.

Na de dood van zijn vader in 1957 stond Van Heek voor de opgave Huis Bergh alleen te gaan beheren. “Ik ben door mijn vader opgeleid voor het kasteel”, was een van zijn uitspraken. In de geest van zijn vader werken was voor hem een belangrijk richtsnoer. “Dat zou Vader nooit gewild hebben”, was een uitspraak die verschillende keren uit zijn mond te horen viel. Toch veranderde er op Huis Bergh veel. Na intensief overleg met zijn moeder werd het kasteel geleidelijk door hem voor bezoekers opengesteld. Van Heek leidde een grote groep vrijwillige gidsen op, die rondleidingen gingen verzorgen. ‘Mijnheer Jan’ volgde alles met grote aandacht en was zeer gezien onder de gidsen.

In 1957 volgde Van Heek zijn vader op als commissaris van het familiebedrijf NV Rigtersbleek v/h G.J van Heek & Zonen te Enschede. Het zal voor Van Heek niet de plezierigste tijd van zijn leven geweest zijn. Het bedrijf, waaraan de familie met vele banden verknoopt was, verkeerde in zwaar weer en de verliezen namen ieder jaar toe. Toen Van Heek in 1962 terugtrad, zal hij dat hebben gedaan met de verzuchting dat anderen misschien beter in staat waren dan hij om het tij waarin de Twentse textielindustrie was geraakt, te keren. De afloop is bekend: in 1965 fuseerde Rigtersbleek met Van Heek & Co en Nico ter Kuile in een wanhopige poging het hoofd boven water te houden. Het mocht niet baten; in 1968 heeft het gefuseerde bedrijf de poorten gesloten en alle activa geliquideerd. Hierdoor kon een faillissement worden voorkomen.

Niet alleen Huis Bergh heeft van de werkkracht van Van Heek geprofiteerd. In 1957 volgde hij zijn vader op als voorzitter van de Stichting tot Behoud van den Doornenburg. Onder zijn leiding werd de restauratie van de Doornenburg na de verwoesting in de oorlog in 1964 afgerond. Hij zou tot 1993 aan het bestuur verbonden blijven. Ook was hij van 1957 tot 1987 bestuurslid van de Stichting Vrienden der Geldersche Kasteelen en van 1960 tot 1990 bestuurslid van de Bertha Jordaan-van Heek Stiftung, eigenaar van Huis Welbergen in Duitsland.

Het moet een harde klap voor Van Heek zijn geweest dat de Stichting Huis Bergh in 1984 werd gedwongen het Bergher bos en andere bossen aan Natuurmonumenten te verkopen. Van Heek had vele jaren zijn beste krachten juist aan de bosexploitatie gegeven. Deze exploitatie, jarenlang de kurk waar de stichting financieel op dreef, was door het wegvallen van belangrijke afnemers als de Limburgse kolenmijnen zodanig verminderd, dat de Stichting Huis Bergh in de rode cijfers was geraakt. Alle pogingen om structurele subsidies te krijgen, waarvoor de familie Van Heek zelfs haar meerderheidspositie in het stichtingsbestuur had opgegeven, waren op niets uitgelopen. De opbrengsten van het door de bosverkoop verzamelde vermogen zijn sindsdien de drijvende kracht voor de Stichting Huis Bergh.

De periode na zijn aftreden als gedelegeerd regent van Huis Bergh in 1985 en zijn uittreden uit het bestuur van de stichting in 1987 was voor Van Heek niet bijzonder aangenaam. Binnen Huis Bergh werden initiatieven ontplooid om het kasteel beschikbaar te stellen als locatie voor feesten en presentaties. Van Heek was bevreesd voor schade aan de kunstcollectie en liet niet na in woord en geschrift tegen deze ontwikkeling protest aan te tekenen. Het moet voor hem een bittere ervaring zijn geweest dat er niet naar hem werd geluisterd. Hij had moeite de noodzaak der veranderingen in het beleid en management te onderkennen en daarvan afstand te nemen.

Ten aanzien van het naburige Duitsland leefde Van Heek vanuit de ‘naober’-gedachte. De dag na het verwoestende bombardement op Emmerich op 7 oktober 1944 reed hij met rentmeester Vriesen op de fiets naar Emmerich om te kijken of hij hulp kon bieden. Hij vond enkelen van zijn vrienden terug, maar anderen bleken te zijn omgekomen. In overleg met zijn vader was al aan het begin van de oorlog besloten om belangrijke archivalia en kostbare boeken op Huis Bergh veilig te stellen. Na het bombardement werden nog andere zaken, onder meer enkele kerkschatten uit de verwoeste Martinikerk en een belangrijke kunstverzameling hieraan toegevoegd. Alles vond een veilige bergplaats in de kelders van Huis Bergh. De verwoeste Sint-Vituskerk te Elten werd op initiatief van zijn vader gered en later door Van Heek – uiteraard met overheidssubsidies – gerestaureerd. In september 1967 kon deze kerk weer in gebruik worden genomen.

Van Heek reageerde positief op een Duits initiatief om te komen tot een vereniging die de grensoverschrijdende culturele contacten zou moeten bevorderen. Hierbij leerde hij ook zijn toekomstige echtgenote kennen, die de initiatiefneemster voor deze contacten was geweest. Dit resulteerde in de oprichting in 1964 van de Duits-Nederlandse Vereniging voor Culturele Grenscontacten Liemers-Niederrhein, waarvan Van Heek de eerste voorzitter werd. In 1977 was hij mede-initiatiefnemer en lid van een actiecomité tot bestrijding van de Duitse plannen een industriegebied te stichten in Salmorth, de bouw van een kolengestookte elektriciteitscentrale bij Emmerich en de snelle kweekreactor bij Kalkar. Mede dankzij de activiteiten van het echtpaar Van Heek gingen deze plannen uiteindelijk niet door.

Aan Van Heek zijn verschillende onderscheidingen uitgereikt. Hij werd in 1976 onderscheiden met het Bundesverdienstkreuz am Bande en in 1981 benoemd tot Officier in de Orde van Oranje-Nassau. Hij was zeer gesteld op onderscheidingen die hem werden toegekend door de ’s-Heerenbergse en Boxmeerse gemeenschap, plaatsen waarmee Huis Bergh historisch nauw verbonden is. Zo was hij de eerste die tot ‘Berghse Kei’ werd benoemd door de ’s-Heerenbergse carnavalsvereniging De Waskupen. Van Heek had de gewoonte elk jaar na de benoeming van een nieuwe ‘kei’ een bijeenkomst op Huis Bergh te beleggen, waar alle keidragers zich verzamelden. Ook was hij erelid van het Heilig Bloedgilde te Boxmeer en van het Sint-Antoniusgilde te ’s-Heerenberg.

In 1990 verhuisde Jan van Heek naar een flat in Doetinchem; de laatste periode van zijn leven verbleef hij in een zorghotel in Laag-Keppel, waar hij op 6 september 2004 overleed. Op 11 september werd Van Heek na een dienst in de oude N.H. kerk te ’s-Heerenberg ten ruste gelegd op het naastgelegen kerkhof in het familiegraf van de familie Van Heek, waar ook zijn vader zijn laatste rustplaats heeft. Bij deze indrukwekkende plechtigheid waren alle folkloristische organisaties, die Van Heek ondersteund had, aanwezig.

Werken (selectie)

    Naast verschillende bijdragen in Old ni-js, lijfblad van de Heemkundekring Bergh, kunnen worden genoemd:
  • ‘Ontstaan en vroegste bewoning van het Berghse land’, in: A.P. van Schilfgaarde (red.), Het Huis Bergh, Maastricht 1950, 15-21
  • ‘Het Bergherbosch’, in: A.P van Schilfgaarde (red.), Het Huis Bergh, Maastricht 1950, 43-58
  • ‘De wederopbouw’, in: J.H. van Heek e.a., De Doornenburg, z.p. 1965, 33-44
  • ‘Montferland en het Bergherbos, nu en in het verleden’, in: Nederlands bosbouwtijdschrift 41 (1969) 36-38
  • Beknopte beschrijving van de verzameling Middeleeuwse handschriften, handschriftfragmenten, incunabelen en fragmenten van incunabelen, grotendeels bewerkt aan de hand van vroegere catalogi, ’s-Heerenberg 1971
  • ‘Huis Bergh als restauratie-instelling’, in: Jaarboek Achterhoek en Liemers 6 (1983), 7-9
  • ‘De Doornenburg na de herbouw’, in: Gelders Oudheidkundig Contactbericht 114 (1987) 6-7
  • ‘Veranderingen en verwervingen van 1957 tot 1986’, in: R.R.A. van Gruting (red.), J.H. van Heek, Huis Bergh: Kasteel en Collectie, Nijmegen 1987, 227-236
  • ‘Korte levensbeschrijving van J.H. van Heek’, in R.R.A. van Gruting (red.), J.H. van Heek, Huis Bergh: Kasteel en Collectie, Nijmegen 1987, 239-244
  • ‘Natuurgericht beheer Bergherbos: een bos voor steenkolen en vogels’, in: Den Schaorpaol 20, (1999) nr. 2, 10-13

Literatuur

  • J.G.N. Renaud (red.), ‘Huis Bergh’, in: Nederlandse Kastelen, ’s-Gravenhage 1980
  • A.L. van Schelven, Onderneming en Familisme, opkomst, bloei en neergang van de textielonderneming Van Heek & Co te Enschede, Leiden 1984

Bronnen

  • Archief Huis Bergh (’s-Heerenberg)
  • Archief Archiefstichting Dr. J.H. van Heek (’s-Heerenberg)
Ruurd Faber
Uit: Biografisch Woordenboek Gelderland, deel 6, Bekende en onbekende mannen en vrouwen uit de Gelderse geschiedenis. Redactie: drs. I.D. Jacobs (eindredactie), drs. C.A.M. Gietman, drs. R.M. Kemperink, dr. J.A.E. Kuys, E. Pelzers en dr. P "van Wissing .W.". Verloren, 2007, pagina's 56-58.