Marinus van der Goes van Naters
1900-2005, Advocaat en Politicus
Jonkheer Marinus van der Goes van Naters werd geboren op 21 december 1900 in Nijmegen en overleed op 12 februari 2005 in Wassenaar. Zijn vader was jhr. Aert van der Goes van Naters (1863-1929), advocaat, en zijn moeder Cornelie Jacqueline Boddaert (1865-1941). Hij huwde op 28 juni 1924 Antje (Anneke) van der Plaats (1901-1985). Uit hun huwelijk werden vijf kinderen geboren.
http://www.historici.nl/media/bwg/images/6/-012.jpg
Marinus van der Goes van Naters (foto uit:

Op hoge leeftijd dacht Van der Goes van Naters met weemoed aan zijn jeugd en advocatenjaren in Nijmegen. Hij keek met veel liefde voor de natuurlijke omgeving terug op die periode. Van der Goes van Naters stond bekend als ‘de rode jonker’ en was een milieuactivist avant la lettre. Zijn vroege geschiedenis in Nijmegen draagt hiervan al de sporen.

Marinus van der Goes van Naters stamt uit een adellijke familie. Van der Goes’ vader was een antiklerikale liberaal, sociaal conservatief met een sterke culturele belangstelling. Zijn vader vond hij ‘breed van opvatting’, zijn moeder ‘smal van opvatting’.

Hij kreeg een standsbewuste opvoeding. Op het stedelijk gymnasium in Nijmegen raakte hij bevriend met H.B. Wiardi Beckman en onder de indruk van diens idealistische ouders. Samen richtten zij op het gymnasium een discussieclub op en gaven zij een socialistisch georiënteerd blaadje uit. Dit leidde verschillende malen tot conflicten met de schoolleiding en zijn ouders. De mislukte Troelstra-revolutie in november 1918 maakte van Van der Goes van Naters volgens eigen zeggen een socialist. P.J. Troelstra, fractievoorzitter van de Sociaal Democratische Arbeiderspartij (SDAP) in de Tweede Kamer, voorspelde in het parlement dat de arbeidersklasse op korte termijn de politieke macht zou overnemen. Een verkeerde inschatting bleek even later.

Van der Goes studeerde rechten aan de Rijksuniversiteit Leiden (1919-1923), waar hij in 1930 promoveerde op Het staatsbeeld der sociaaldemocratie. Na zijn studie keerde hij terug naar Nijmegen, waar hij zich als advocaat vestigde. In 1930 ging hij als jurist voor het Nederlands Verbond voor Vakverenigingen in Heerlen werken. Zeven jaar later kwam Van der Goes voor de SDAP in de Tweede Kamer. Tijdens de Tweede Wereldoorlog zat hij onder meer als gijzelaar in de kampen Buchenwald en Sint-Michielsgestel. Na de oorlog keerde hij terug in de Tweede Kamer, waar hij fractievoorzitter van de PvdA werd. In 1951 trok Van der Goes zich terug als fractievoorzitter omdat hij een afwijkend standpunt innam over de positie van Nieuw-Guinea. De PvdA-er wilde, in tegenstelling tot zijn fractie, wel met de Indonesiërs onderhandelen. Zoals zo vaak hield hij destijds zijn gepeperde mening tijdens een interview met het dagblad Het Vrije Volk niet voor zich. Hij bleef tot in 1967 Kamerlid. Van der Goes was een fervent voorvechter van de Europese gedachte. Hij was nauw betrokken bij het werk van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal en werd lid van het eerste Europese Parlement in 1958. Zijn grote belangstelling voor Afrika en ontwikkelingssamenwerking brachten hem in Rwanda, waar hij van 1970 tot 1973 gasthoogleraar was. De laatste jaren van zijn leven woonde hij in Wassenaar, van waaruit hij tot op zeer hoge leeftijd de politiek bleef volgen. Ook haalde hij met opmerkelijke uitspraken nog geregeld de pers.

Van der Goes van Naters heeft vooral nationaal en internationaal carrière gemaakt, maar voor de woonplaats van zijn jeugd hield hij levenslang een zwak. In Nijmegen heeft hij naar eigen zeggen zijn politieke bewustzijn ontwikkeld. Na zijn studie in Leiden woonde en werkte Van der Goes nog van 1923 tot 1930 in Nijmegen. Hij werkte hier op het overwegend liberale advocatenkantoor van zijn vader. Van der Goes werd lid van de SDAP en raakte betrokken bij het werk van de Nijmeegse afdeling. Met de sfeer in de Nijmeegse afdeling worstelde Van der Goes geregeld. Hij had vooral moeite met de lokale partijleiding, in het bijzonder met haar voorman, wethouder G.A. Corduwener, een opvliegende persoonlijkheid. Beide mannen lagen elkaar niet. De flamboyante Van der Goes was een flapuit, die geen blad voor de mond nam waardoor hij anderen voor het hoofd kon stoten.

Van der Goes was al vroeg begaan met het milieu. Hij was meer dan dertig jaar voorzitter van de Contactcommissie voor Natuur- en Landschapsbescherming (1940-1971), een samenwerkingsverband van natuur- en milieuorganisaties en de voorganger van de Stichting Natuur en Milieu. Zijn belangstelling voor de natuur wortelde in de omgeving van Nijmegen met zijn beboste stuwwallen en fraai uitzicht over de Ooijpolder. Van der Goes sprak liefkozend van een ‘romantische omgeving’. Het volbouwen van de Nijmeegse Kwakkenberg was hem een doorn in het oog. Van der Goes’ eerste groene actie was het behoud van een schilderachtige tamme kastanje aan de Ubbergse Veldweg in Nijmegen in 1924. Een boer wilde de boom omhakken. Van der Goes en de schilder Eugène Lücker, die de kastanje als motief gebruikte in zijn kunstwerken, kochten de boom voor een behoorlijk bedrag aan. De kastanje heeft lang bekend gestaan als ‘De boom van Lücker’. Beide mannen richtten vervolgens de Nijmeegse Vereniging voor Natuurschoon op, Van der Goes werd secretaris. De advocaat zette wethouder G.A. Corduwener met succes onder druk om het bedreigde Mariënbos en de Vier Perken te laten kopen. De vereniging protesteerde tegen plannen voor de aanleg van een brug over de Waal die aansloot op de singels, omdat zij vreesde dat het stadspark en het leefklimaat werden aangetast, onder andere door druk verkeer. Een autobrug naast de spoorbrug had haar voorkeur. Omstreeks 1928 kreeg de vereniging het beheer over het Kastanjedal bij Beek.

Door een privédrama – in 1929 overleden zijn vader en zijn driejarig zoontje – wilde hij de stad verlaten. Bovendien voelde hij zich in de advocatenpraktijk te veel “het jongetje bij z’n pa op kantoor”. Verder wilde Van der Goes voor de rode zaak gaan werken in het overwegend katholieke zuiden. Daarom verruilde hij in 1930 Nijmegen voor Heerlen. De natuurbeschermer werd bij zijn afscheid tot erelid van de Nijmeegse Vereniging voor Natuurschoon benoemd. De vereniging leidde na zijn vertrek een kwijnend bestaan.

Omstreeks 1962 onderhandelden Nederland en Duitsland over de teruggave van enkele door Nederland na de oorlog geannexeerde gebieden, waaronder het bosgebied de Duivelsberg. Van der Goes bewaarde dierbare jeugdherinneringen aan het gebied en hij maakte zich zorgen over de toekomst van de Duivelsberg als dit aan de Duitsers zou worden teruggegeven. Als een terriër beet hij zich in de kwestie vast. Hij haalde de staatssecretaris van Buitenlandse Zaken over het gebied te gaan bezichtigen. Dat deed deze per fiets en hij raakte onder de indruk. Tijdens een diner met de Duitse ambassadeur wist Van der Goes de beboste heuvel voor Nederland te behouden. Tegenwoordig is de Duivelsberg een door Staatsbosbeheer beschermd natuurgebied, waar vele bezoekers komen recreëren. Zijn kinderen spraken over ‘Pappa’s Duivelsberg’.

Van der Goes zorgde met regelmaat voor opschudding. Zijn niet altijd even zorgvuldig gekozen woorden, vielen soms verkeerd. Hij was een gedreven persoonlijkheid, die tot op zeer hoge leeftijd de Nederlandse politiek en de wereld bleef volgen. Van der Goes had een brede en diepe culturele belangstelling, waarin hij zijn vaders voorbeeld volgde. Zijn interesse in natuur ontstond in zijn Nijmeegse jeugdjaren, en zijn belangstelling voor natuurbescherming tijdens zijn Nijmeegse advocatenjaren. Het legde de basis voor zijn verdere werk in de nationale en internationale natuur- en milieubescherming.

Werken

  • Met en tegen de tijd. Een tocht door de twintigste eeuw, Amsterdam 1980
  • Literatuur

    • L. Eillebrecht en W.H.J.M. Göbbels, Het puik der jonkheid. Geschiedenis van het Stedelijk Gymnasium te Nijmegen 1544-1994, Nijmegen 1995, 52-53
    • A. van Heerikhuizen, Pioniers van een verenigd Europa: bovennationaal denken in het Nederlandse parlement (1946-1951), Haarlem 1998
    • E. Pelzers, ‘Het werk van een groene tovenaar. Jhr. M. van der Goes van Naters en de natuur in Gelderland’, in: Nijmeegs Katern 9 (1995) 3, 2-6
    • L. Salemink, ‘Met een rode tulp in het knoopsgat. Hoe twee Nijmeegse gymnasiasten in 1918 de revolutie predikten’, in: Nijmeegs Katern 16 (2002) 5, 71-74
    E. Pelzers
    Uit: Biografisch Woordenboek Gelderland, deel 6, Bekende en onbekende mannen en vrouwen uit de Gelderse geschiedenis. Redactie: drs. I.D. Jacobs (eindredactie), drs. C.A.M. Gietman, drs. R.M. Kemperink, dr. J.A.E. Kuys, E. Pelzers en dr. P "van Wissing .W.". Verloren, 2007, pagina's 42-44.