Pé Hawinkels
1942-1977, Letterkundige, Publicist en Vertaler
Petrus Hermandus Hubertus (Pé) Hawinkels werd op 29 september 1942 geboren in Hoensbroek als zoon van Antonius Hubertus Wilhelmus Hawinkels (Roermond 4 augustus 1904Hoensbroek 10 februari 1952) en Adriana Maria Heijboer (Nieuw Vosmeer 25 maart 1905Nuth 16 september 1990). Hij was het laatste kind van in totaal zes (drie jongens en drie meisjes). Zijn vader was machinist in de elektrische centrale van de Staatsmijn Emma, een ‘bovengronder’. Pé Hawinkels stierf op 16 augustus 1977 in Nijmegen en is begraven in Hoensbroek.
http://www.historici.nl/media/bwg/images/6/-016.jpg
Pé Hawinkels (foto: Cor Stutvoet, Collectie Letterkundig Museum, Den Haag)

Op de Sint-Petrusschool in het Zuid-Limburgse Hoensbroek, die Pé Hawinkels tussen 1948 en 1954 bezocht, viel hij op “vanwege zijn afzijdige, observerende aard, zijn frêle gestalte en zijn buitengewone gaven”, aldus zijn broer Koos. Die buitengewone gaven kenmerkten hem al vroeg, zo hield hij op de lagere school veel tijd over en illustreerde daarom zijn proefwerken. In 1954 ging Pé naar het gymnasium van het Sint-Bernardinuscollege in Heerlen. Hij hoefde geen voorbereidend jaar te doen, waardoor hij een van de jongste leerlingen was; snel werd hij ook de eerste van de klas. Jaarlijks kreeg hij de prijs voor de beste leerling: een woordenboek moderne vreemde talen. Na zes gymnasiumjaren had hij ze allemaal: F-N, N-F, EN, N-E, D-N, N-D, en een carrière als vertaler leek wel voorbestemd. Maar vooralsnog wilde Pé liever striptekenaar worden.Voor de schoolkrant Binden & Bouwen, waarvan hij redactielid was, verzorgde hij dan ook het omslag. Samen met mederedacteur Manuel Kneepkens wilde hij van de schoolkrant “iets groots en meeslepends maken als De Gemeenschap”. De stukken over jazzmuziek die Pé in het blad schreef, waren in ieder geval nieuw en opvallend.

Omdat het vertalen van de klassieken hem goed afging, lag het voor de hand dat hij in 1960 naar Nijmegen ging om klassieke talen te studeren. Maar al na een jaar, eind 1961, stapte hij over naar Nederlandse taal- en letterkunde want hij vond “klassieke talen wat hun literatuur betreft dood”. Vanaf 25 februari 1961 schreef hij voor het Nijmeegs Universiteits Blad (NUB) en in het najaar van 1963 werd hij de redactiesecretaris van dit, naar zijn bedoeling, “beste universiteitsblad van Nederland”. Zijn energie was gigantisch, zo had hij in 1966 al 334 stukken geschreven. Dat waren veelal ‘ulcusjes’ – stekelige cursiefjes, waarin hij reageerde op de actualiteit: het koningshuis, de politiek, de universiteit en het studentenleven. Naast deze ‘ulcusjes’ publiceerde hij ook gedichten in het NUB, waarvan ‘hi-ro-shi-ma’ uit 1961 wel het bekendste en meest controversiële was.

Hawinkels was in Nijmegen een geziene figuur, vanwege zijn grote auto’s, zijn aanwezigheid in het (georganiseerde) studentenleven en later in de artiestencafés, zijn experimenteren met drugs, zijn grote reizen en misschien vooral door zijn verslaving aan een onophoudelijke stroom vrouwen in zijn leven. Dat hij tijd vond voor al zijn schrijfwerk is wonderbaarlijk. Zijn broer Koos schreef na Pé’s dood dat hij hem regelmatig aantrof met pleisters om al zijn vingers vanwege het eindeloze typen. Na zijn kandidaatsexamen in 1963 ging het minder hard met de studie. Pé had geld nodig om in zijn bijzondere en grote auto’s te blijven rijden en besloot publicist/vertaler te worden. Toch was dat niet de enige reden waarom hij zijn studie langzaam maar zeker beëindigde.

Hij was zeer onder de indruk van de dood van zijn begeleider prof. Asselbergs. Bij hem had hij in 1965 zijn scriptie over de Victor Slingeland-symfonie van Simon Vestdijk geschreven en zou hij in 1968 zijn doctoraalscriptie over Vestdijk schrijven. Hawinkels had nog de mogelijkheid met Vestdijk zelf over de symfonische structuur in de romancyclus te corresponderen, waarop Vestdijk hem terugschreef “dat de muzikale structuur van de trilogie maar een ‘spelletje’ was, hem halverwege ingevallen.” Hawinkels bleef echter vasthoudend in de Vorm een symfonische structuur te kunnen zien en kwam na zijn onderzoek tot een “globale gelijkenis met een standaardsymfonie” in vier delen.

Vestdijk was voor Hawinkels ‘een van de groten uit de wereldliteratuur’. In het NUB van 13 maart 1964 schreef hij: “Vestdijk is, naast anderen, die ik niet zal noemen, een van de schrijvers die ik het meest bewonder, en tot de allergrootste mensen reken, die ooit op de aardkorst hebben rondgekuierd.” Overigens was ook Vestdijk een bewonderaar van Hawinkels, en dan vooral van zijn Nietzsche-vertalingen.

Na het, geleidelijk aan dan toch, beëindigen van zijn studie kreeg Hawinkels meer tijd voor zijn literaire werk. Inmiddels was hij ook buiten Nijmegen bekend geworden, zo was hij in 1969 ‘binnengehaald’ in de redactie van het literaire maandblad Raam waarin hij gedichten schreef. Zijn eerste bundels poëzie verschenen: Bosch & Bruegel in 1968 en Het uiterlijk van de Rolling Stones in 1969. Kenmerkend was zijn overdadig vaak barokke taalgebruik en de opvallende beeldspraak. De bundel Autobiografische flitsen en fratsen over zijn Limburgse jeugd verscheen in 1969. Het was een bundel jeugdverhalen met veel humor en ‘zinnen als syntactische golven’ zoals hij ze zelf noemde. Dat hij zich zijn voorliefde voor ingewikkelde constructies realiseerde, bleek uit kleine terzijdes voor de lezer bij een eens uitzonderlijk korte zin: “Korte zin, goeie zin, zuinige zin, keurige zin, zin voor lezers, zinvolle zin, zin voor Klaasje, sta ons bij.” En dat laatste deed hij vaker, de lezer aanspreken: “Weet u het soms wél dan? Schrijf dan zelf wat, als u het beter weet.” Zijn broer Koos probeerde iets van Pé’s schrijven te verklaren. “Van de Flitsen en fratsen kan men niet zeggen dat ze ‘waar’ zijn, het fabuleren zit bij ons in de familie. […] Ons is de formulering zeker zoveel waard als de inhoud van het verhaal, laat staan het waarheidsgehalte.”

Verhalen schreef Hawinkels voorts voor De Revisor en het NUB. Zijn laatste verhaal ‘Credite experto’ verscheen kort voor zijn dood in De Revisor. Daarnaast schreef hij songteksten voor de popgroepen Vitesse en Herman Brood & his Wild Romance, onder meer Champagne (& Wine) voor de beroemde plaat ‘Shpritsz’ die in 1977 verscheen en Hit, One, Crocodile en One More Dose. Al vanaf 1964 was hij jazzcriticus voor De Nieuwe Linie, en schreef lange beschouwingen over Miles Davis, John Coltrane en Han Bennink.

Na 1970 werd zijn creatieve werk minder; zelf noemde hij zich vanaf ongeveer 1971 ‘beroepsvertaler’. Tussen 1974 en 1976 vertaalde hij in opdracht van Het Publiekstheater Griekse tragedies; voor de Haagse Comedie en voor het Zuidelijke Toneel Globe moderne Engelse stukken. Maar het liefst vertaalde hij Shakespeare: Measure for Measure (Leer om leer), Julius Caesar en As you like it (Naar ’t U lijkt). Zo’n klassieker kostte hem een maand. Meer commercieel interessante stukken vertaalde hij in zo’n drie tot vier dagen. Hij vertaalde precies, maar “met een zo bijzondere kennis van het Nederlands, dat er een glashelder taalbeeld ontstond.” Tussendoor deed hij nog “malle sexboeken of uitgaven vol diepe onzin over creatieve massage en sensitiviteit.”

Rond 1968 leerde monnik Pius Drijvers Pé Hawinkels kennen en stelde hem voor samen het bijbelhoek Prediker te vertalen. De verdeling was als volgt: Drijvers vertaalde letterlijk, woord voor woord, uit het Hebreeuws, waarna Pé de ‘omtaling’ deed. Vervolgens werkten ze samen aan het boek Job. Dit bleek zo’n groot succes, niet in het minst door de bijzondere samenwerking van de twee zo verschillende mannen, dat plannen werden opgevat om vijfhonderd bijbelperikopen (bijbelfragmenten) uit het Oude en Nieuwe Testament te vertalen. Pé werkte eraan in 1973/1974 en bij zijn dood in 1977 was ongeveer de helft gereed.

Af was het dus niet, want in de zomer van 1974 werd Pé opgehouden door de vertaling van Der Zauberberg. Al enige tijd werkte Hawinkels voor de Arbeiderspers; hij vertaalde E.T.A. Hoffmann, Theodor Fontane en vier boeken van Nietzsche. De Arbeiderspers wilde zich ook wagen aan Thomas Mann en gaf eerst opdracht voor de vertaling van diens verhaal Tristan. Daarna volgde Der Zauberberg, binnen een jaar had Hawinkels de vertaling gereed. Hij zei zelf dat hij koos voor “de grootst mogelijke vrijheid binnen de kleinst mogelijke afstand tot de oorspronkelijke tekst.” Er volgde heel wat discussie over De toverberg. Eigenlijk vond men de vertaling ‘te mooi’, ‘te soepel’, waardoor hij de Nijhoff-prijs voor vertalingen misliep. Later gingen stemmen op om hem postuum de prijs te geven. Al snel waren immers zesduizend exemplaren van De toverberg verkocht en in 1979 werd een herdruk voorbereid. En nog altijd heeft De Arbeiderspers de Hawinkels-vertaling van Der Zauberberg in haar fonds en schrijft op het achterplat: “In 1975 bracht De Arbeiderspers voor Nederland de inmiddels berucht en beroemd geworden vertaling van deze Duitse gigant door de legendarische Pé Hawinkels.” Het debat tussen voor- en tegenstanders van de vertaling werd voornamelijk in De Revisor gevoerd, en ging dan over Hawinkels’ vertaalvrijheden. Hijzelf: “Zo zou de tovenaar [Thomas Mann] geschreven hebben als hij in het Nederlands geschreven had.”

Op 16 augustus 1977 stierf Pé Hawinkels aan een hartstilstand – acht dagen later werd hij achter zijn bureau in de Mr. Frankenstraat 82 te Nijmegen gevonden. Hij was wel eens vaker een aantal dagen weg, en overigens lieten zijn huisgenoten hem altijd met rust om te kunnen werken…

Werken/vertalingen

  • Autobiografische flitsen en fratsen, Amsterdam 1969
  • ‘Trilogie en Symfonie; een eerste onderzoek naar vorm en Vorm in de Symfonie van Victor Slingeland’, in: Vestdijkkroniek (1980), nr. 28, 1-44
  • T. Fontane, Effi Briest, Amsterdam 1977
  • E.T.A. Hoffmann. De gouden pot, Amsterdam 1968
  • F. Nietzsche, Ecce Homo, Amsterdam 1969, De Antichrist, Amsterdam 1973, De vrolijke wetenschap, Amsterdam 1976, Morgenrood, Amsterdam 1977

Literatuur

  • P. Begheyn (red.), Nijmeegse biografieën, Hilversum 2004, 59-60
  • H.C. Boekraad, M. Kockelkoren en F. Kusters e.a. (red.), Moet dit een wereldbeeld verbeelden? Van en over Pé Hawinkels, Nijmegen 1979; hierin staat een uitgebreid overzicht van alle werken van P Hawinkels
  • J. Joosten, Lijnen en breuken. Een kleine historische beschouwing over het Nijmeegse Instituut Nederlands, Nijmegen 1998
  • J. Stiemer, ‘Pé Hawinkels, een kritisch fenomeen’, in: DIV (1995), nr. 1
  • www.inghist.nl/bwn2; Hawinkels, 05-09-2003
Ingrid Jacobs
Uit: Biografisch Woordenboek Gelderland, deel 6, Bekende en onbekende mannen en vrouwen uit de Gelderse geschiedenis. Redactie: drs. I.D. Jacobs (eindredactie), drs. C.A.M. Gietman, drs. R.M. Kemperink, dr. J.A.E. Kuys, E. Pelzers en dr. P "van Wissing .W.". Verloren, 2007, pagina's 52-55.