Piet Gerrits
1878-1957, Kunstenaar en Ontwerper
Petrus Henricus (roepnaam: Piet) Gerrits werd op 13 november 1878 geboren in Nijmegen als zoon van Gerardus Gerrits (1849-1936), van beroep timmerman/meubelmaker, en Hendrina Everdina van Heesch (1848-1921). Het echtpaar had negen kinderen. De jongste zoon Gerard Christiaan Jozef (1893-1959) was eveneens kunstenaar en een poosje leerling van zijn oudere broer. In 1913 trouwde Gerrits met Francisca Joanna Maria Weijers (1880-1942). Ze kregen zes dochters en twee zonen. Na de dood van zijn echtgenote trouwde Gerrits in 1943 met Gerardina Weijers. Hij overleed op 15 januari 1957 en werd begraven op de begraafplaats van de Heilig Land Stichting.
http://www.historici.nl/media/bwg/images/6/-011.jpg
Piet Gerrits (foto uit:

Het feit dat beeldend kunstenaar Piet Gerrits nagenoeg onbekend is gebleven in Nederland, zelfs in zijn geboortestad Nijmegen, heeft waarschijnlijk te maken met zijn levenslange toewijding en het dienstbaar willen zijn aan de religieuze kunst en de Heilig Land Stichting, tot voor kort het Bijbels Openluchtmuseum geheten, in het bijzonder. Hij zag zijn dienend kunstenaarschap als een roeping, waarvoor hij zich volledig inzette.

Hij was conservator van het Bijbels Museum en ontwierp en maakte wandschilderingen, sculpturen, reliëfs, mozaïeken, glas-in-loodramen, kerkmeubilair, kerkelijk vaatwerk en tegeltableaus. Hij illustreerde katholieke tijdschriften, zoals ’t Heilig Land en de Engelbewaarder, en ontwierp decors en kostuums voor godsdienstige toneelstukken. Zoals zoveel kunstenaars van zijn generatie was hij een veelzijdig man.

Zijn werk is te vinden in kerken en kapellen onder andere in Tilburg, in de kerk van Margaretha Maria Alacoque en de Gerardus-Majellakerk, te Nijmegen in de Sint Antonius van Paduakerk, het Neboklooster en in het gesloopte Huize Sint Anna, te Groesbeek in het sanatorium Dekkerswald, en in de Gerardus-Majellakerk in ’s-Gravenhage. Tijdens zijn verblijf in het Midden-Oosten in de jaren 1906-1911 decoreerde hij enkele christelijke kapellen en kerken in Jordanië en op de Westoever van de Jordaan. In Nederland maakte hij een kruisweg voor de Willibrorduskerk in Liessel (Noord-Brabant, nabij Deurne) en voor de kapel van de Fraters van Tilburg. Zijn levenswerk echter bestond uit zijn werkzaamheden bij de Heilig Land Stichting.

Zijn lange loopbaan begon hij op zeventienjarige leeftijd. Door toedoen van zijn vader liep hij een jaar stage bij de architect P.J.H. Cuypers te Amsterdam en na een afgebroken studie aan de Koninklijke Academie voor Schoone Kunsten te Antwerpen in de jaren 1896-1897 vestigde hij zich in 1898 in zijn geboortestad. Hij had een werkplaats bij zijn woning aan de Klokkenberg, waar hij ontwerpen maakte op het gebied van de religieuze kunstnijverheid. Hij werkte voor de kunsthandel ‘Sier uw huis’ van Rudolph Bless (1871-1952) en maakte kunstnijverheidsproducten zoals reproducties, affiches, ansichtkaarten, prentjes, posters, medailles, kandelaars en religieuze beelden. Toen Gerrits zich rond 1925 geheel ging bezighouden met de Heilig Land Stichting, werd zijn plaats bij Bless ingenomen door Jac. Maris (1900-1996). Ook werkte hij korte tijd samen met de architect J.W. Hoffmann en gezamenlijk verbouwden zij enkele panden in de Nijmeegse binnenstad. Met de Tilburgse meubelmaker en antiquair A. Knibbeler maakte en restaureerde hij meubels. In latere jaren ontwierp hij als zelfstandig ontwerper minstens een vijftiental kelken, cibories en monstransen.

In het voorjaar van 1905 verhuisde Gerrits naar Amsterdam en werd lid van de Amsterdamse Kunstkring ‘de Violier’, die als doel had de katholieke kunst nieuw leven in te blazen. Daar leerde hij de architect Jan Stuyt kennen, medeoprichter van de kunstkring, en Arnold Suys, kapelaan te Waalwijk, de latere initiatiefnemer en oprichter van de Heilig Land Stichting te Groesbeek. Beide personen zouden een grote rol gaan spelen in het verdere leven van Gerrits. Stuyt liet hem kennismaken met de Beuroner Schule, een richting in de kunst onder leiding van de kunstenaar en monnik Desiderius Lenz (1832-1928), die abt was van de Benedictijner abdij te Beuron in Duitsland. Voornaamste kenmerken van deze kunst zijn de geometrische grondvormen, cirkel, vierkant en gelijkzijdige driehoek. De achterliggende gedachte is dat de Goddelijke Schepping geordend is naar maat en getal. De invloed van deze kunst was tijdelijk groot op de rooms-katholieke kerkelijke kunst in Nederland.

Gerrits heeft deze Beuroner kunstvorm maar op een paar plaatsen in Nijmegen toegepast, onder andere bij het Maria-altaar in de kapel van het Nebo-klooster, bij een grote altaarwand in deze kerk met een voorstelling van Maria Middelares, en bij het apocalyptische visioen van Johannes de Evangelist. Later ging hij in zijn schilderkunst over naar een mengeling van katholieke kunsttradities met oosterse achtergronden, over het algemeen heel begrijpelijk verbeeld. In zijn toegepaste kunst mengde hij katholieke en oosterse kunsttradities.

In het najaar van 1905 ging het driemanschap Gerrits-Suys-Stuyt op pelgrimstocht naar Palestina. Voor deze groep pelgrims ontwierp Gerrits een vaandel met een afbeelding van het Heilig Hart. Op de terugweg ging het gezelschap naar Paray-le-Monial, waar Margaretha Maria Alacoque haar visioen van het Heilig Hart had beleefd.

In 1906 ondernam Gerrits, nu alleen, een tweede pelgrimstocht. Tot 1911 reisde hij door Palestina en Jordanië, soms in gezelschap van bedoeïenen. Hij vond dat de bedoeïenen het zuiverst het oude bijbelse leven en zijn tradities hadden bewaard. Hij leerde Arabisch, ging gekleed als een Arabier en ging te paard op zoek naar het bijbelse verleden op plaatsen waar de tijd in zijn beleving had stil gestaan. Gedurende deze reis maakte hij een grote hoeveelheid reisschetsen en intussen onderhield hij contact met Suys. Hoogstwaarschijnlijk diende deze reis ook ter voorbereiding op het plan van Suys om in Nederland een groot religieus centrum op te richten, een bedevaartsoord, waar bezoekers op aanschouwelijke wijze konden kennismaken met de verhalen uit de bijbel. In het midden van het park wilde hij een monumentale kerk laten bouwen, gewijd aan het Heilig Hart van Christus. Suys hoopte dat diverse kloosterorden zich rondom dit park zouden gaan vestigen met daarbij een katholieke universiteit, zodat de Heilig Land Stichting het centrum van katholiek Nederland zou worden.

Dit hele plan van Suys moet gezien worden tegen de achtergrond van de krachtige katholieke emancipatie van de 19de eeuw. Het paste in het toenemende zelfbewustzijn van deze groeiende gemeenschap. Het was een periode waarin volop kerken werden gebouwd en het katholieke volksdeel zich ontplooide door het stichten van bijzondere scholen, het uitgeven van tijdschriften en het houden van processies en bedevaarten. In deze context groeide de idee van het bouwen van een grote Heilig Hartbasiliek. Deze kerk werd echter nooit voltooid, slechts de ingangspartij, waar nu het Bijbels museum is gevestigd, werd gebouwd. De geplande kloosters werden in een beperkt aantal gerealiseerd en de katholieke universiteit werd gesticht op een andere plek, in het aangrenzende Nijmegen. Gevolg was dat alleen het processiepark bepalend werd voor de Stichting en de basis werd voor het latere Bijbels Openluchtmuseum, dat tot maart 2007 onder die naam bestond en sindsdien Museumpark Orientalis heet.

Vanaf het begin van deze Stichting is Piet Gerrits nauw betrokken geweest bij de ontwikkeling van het park. In 1917 werden hij en Stuyt benoemd tot artistiek adviseurs. Gerrits werd daarbij conservator van het museum, mederedacteur van het door de Stichting uitgegeven tijdschrift ’t Heilig Land en ging wonen in een door Stuyt ontworpen woning in Oosterse stijl. In 1937 werd de algehele artistieke leiding aan Gerrits toevertrouwd, in welke functie hij tot zijn dood in 1957 actief bleef. Tussen 1913 en 1915 werd begonnen met de bouw van de Cenakelkerk, verwijzend naar de zaal van het laatste Avondmaal, naar ontwerp van Stuyt. Suys werd in deze bedevaart- en parochiekerk pastoor en Gerrits verzorgde de decoratie van het gebouw.

Het eerste kunstwerk voor deze kerk was een altaar bestaande uit een tabernakel met twee engelenbeelden die een expositietroon dragen, bedoeld om de monstrans met daarin de Heilige Hostie uit te stellen. De monstrans in oosterse sfeer werd ook door Gerrits ontworpen. Gerrits maakte in 1921 een mozaiek in de gevel van de kerk, voorstellende de zaal van het Laatste Avondmaal, en een apsismozaïek dat het paradijs symboliseert. In een van de zijkapellen kwam een mozaïek van het sterfbed van Maria. Het was de bedoeling dat er nog meer zouden volgen, maar door geldgebrek kon de rest van het programma niet meer in mozaïek uitgevoerd worden. Eind jaren ’20 schilderde Gerrits in oosterse sfeer de gebeurtenissen na de dood van Christus, zoals Zijn verschijningen en de lotgevallen van de apostelen. De kerk werd geflankeerd door een pelgrimshuis en een royale pastorie met daarin ondergebracht het Bijbels Museum. De pastorie beschouwde Gerrits als een Gesamtkunstwerk. Dit bereikte hij door de muren, het plafond, de meubelen, de gordijnen alle in de oosterse kleuren bruin en okergeel te ontwerpen. Tot nu toe is de pastorie deels in de oorspronkelijke staat behouden gebleven.

In 1916 had Gerrits voor het plein voor de Cenakelkerk een beeld vervaardigd dat was gewijd aan het Heilig Hart van Christus. Bijna iedere parochiekerk in Nederland had in deze periode een Heilig Hartbeeld, binnen of buiten de kerk. Gerrits maakte een majesteitelijk mensgroot beeld met opgeheven handen in de Beuroner stijl. In 1933 is het beeld op onverklaarbare wijze verdwenen en het is tot op heden niet teruggevonden.

Na de voltooiing van de Cenakelkerk begon Gerrits met het ontwerpen van diverse objecten op het omringende terrein. Zo ontstond de Annunciatiekapel en de Hemelvaartkoepel en werd begonnen met de openluchtkruisweg. De Via Dolorosa begon met het paleis van Pilatus en liep langs staties in reliëf, tegelwerk en mozaïek naar de Calvarieberg, de hof van Getsemane en het Heilig Graf. Voorjaar 1940 werd een begin gemaakt met het Sanhedrin. Deze monumenten werden verlevendigd met figuren op driekwart van de ware grootte. Later kwam daar een tweede groep gebouwen bij zoals een reeks boerenhuisjes uit de tijd van Jezus te Nazareth en een oosterse herberg.

Aan het einde van de Tweede Wereldoorlog raakte Gerrits zwaar gewond door een granaat en verloor een arm en een oog. Ondanks deze handicap bleef hij tot aan zijn dood actief, maar hij beperkte zich hoofdzakelijk tot zijn werk voor de Heilig Land Stichting. Bij zijn laatste wandschildering, in het koor van de rooms-katholieke kerk te Huisseling bij Ravenstein, werd hij geassisteerd door zijn broer Gerard.

In de jaren ’60 begon een periode in de katholieke kerk die wel de tweede beeldenstorm wordt genoemd. De achteruitgang in de geloofsbelevenis deed toentertijd monseigneur J. Bluyssen, bisschop van Den Bosch, zich afvragen of het Bijbels Openluchtmuseum nog bijdetijds was, temeer omdat ook het bezoekersaantal dramatisch was gedaald. De tweede groep gebouwen van Gerrits gaf de doorslag tot het behoud. Het processiepark werd later een cultuurhistorisch museum dat is gewijd aan de bijbelse beschavingen. Het museum bracht een verbreding tot stand en er kwam aandacht voor de islam en het jodendom. Gevolg was dat het Rijk met subsidie over de brug kwam. Tot in 2002 de bisschop van Den Bosch, monseigneur A. Hurkmans, er weer een echt roomskatholiek museum van wilde maken. Zijn voorgestelde koerswijziging bracht het voortbestaan ernstig in gevaar. Na jaren van discussie maakten het bestuur en de directie van het Bijbels Openluchtmuseum bekend dat vanaf maart 2007 het museum verder gaat onder de nieuwe naam ‘Museumpark Orientalis, cultuur en religie’. Met deze naamwijziging wil de directie onderstrepen dat de strikt rooms-katholieke achtergrond verleden tijd is.

In de loop van de tijd heeft het Bijbels Openluchtmuseum brede erkenning verworven als religieus cultuurhistorisch centrum. Wereldgodsdiensten die in de tijd van de stichting van het museum niet, maar nu nadrukkelijk wel tot de belangrijke facetten van onze Nederlandse samenleving behoren, hebben van het museum een multireligieus museum gemaakt met een breed maatschappelijk raakvlak. Na een periode van verval, ingetreden na de Tweede Wereldoorlog, worden de oude monumenten momenteel goed onderhouden en waar nodig gerestaureerd en komen er steeds nieuwe gebouwen bij. Het museum bestaat in 2011 honderd jaar en men wil dan, naast de synagoge, een museummoskee met een Arabische tuin en een Koranhuis gerealiseerd hebben. Zo blijft het levenswerk van Gerrits behouden en in de belangstelling staan.

Literatuur

  • G. Alofs, Jean Eyckeler en de Heilig-Land-Stichting. Onbegrepen gedrevenheid en nieuwe ideeën, Soesterberg 2000
  • J. Barendsen (red.), Van Heilig Woud tot Heilig Land. De geschiedenis van Heilig Land Stichting en omgeving, Utrecht 2000
  • H. Gulpen, ‘Heilig Land Stichting: Orientalis nieuwe naam voor Bijbels Openluchtmuseum’, in: De Gelderlander, 22 juni 2006
  • M. van der Goes van Naters, ‘Mevrouw Jeanne-Cécile Vroomans-Lecerq en de Heilig Land Stichting’, in: Numaga 34 (1987), 22-23
  • ’t Heilig Land 1 (1913)-21 (1968)
  • J. de Hond, ‘Piet Gerrits en de Heilig Land Stichting’, in: Nederlands Kunsthistorisch Jaarboek 53 (2002), 281-304
  • W. Jansen, ‘Grensoverschrijdingen voor godsdienst en kunst. Een Nederlandse pelgrim in het Midden-Oosten’, in: W. Jansen en H. de Jonge (red.), Islamitische pelgrimstochten, Muiderberg 1991, 127-138
  • D. Nicolaisen (red.), Een veelkleurig habijt. Kloosters in Nijmegen in de negentiende en twintigste eeuw, Grave 1989
  • E. van Raaij (red.), Met de blik naar het Oosten. Piet Gerrits 1878-1957, Nijmegen 1992
  • E. van Raaij, Piet Gerrits 1878-1957, Doctoraalscriptie Kunstgeschiedenis, Nijmegen 1989
  • I. de Witte, ‘De Heilig Land Stichting’, in: Numaga 33 (1986), 38-44

Bronnen

  • Museum het Valkhof, Nijmegen, documentatie over Piet Gerrits
  • Marcella Loosen-de Bruin
    Uit: Biografisch Woordenboek Gelderland, deel 6, Bekende en onbekende mannen en vrouwen uit de Gelderse geschiedenis. Redactie: drs. I.D. Jacobs (eindredactie), drs. C.A.M. Gietman, drs. R.M. Kemperink, dr. J.A.E. Kuys, E. Pelzers en dr. P "van Wissing .W.". Verloren, 2007, pagina's 39-42.