Theo Peters
1921-1975, Meubelmaker, Bestuurder en Politicus
Theodorus Stephanus Peters werd geboren in Wageningen op 26 december 1921 als tweede zoon van Theodorus Peters (Wageningen 12 oktober 1880-Wageningen 14 november 1935) en Maria Wilhelmina Francina Maijer (Wageningen 24 januari 1881-Nijmegen 1 mei 1975). Theo trad op 7 juni 1956 in Wageningen in het huwelijk met Jacoba Maria Klaassen (Wageningen 7 december 1935). Het echtpaar kreeg drie zonen en een dochter. Theo Peters overleed in Nijmegen op 12 juli 1975.
http://www.historici.nl/media/bwg/images/6/-033.jpg
Theo Peters (foto: Jan Cloosterman)

Theo Peters bracht zijn jeugd door in Wageningen, waar hij na het lager onderwijs de Ambachtsschool en de MULO volgde, om vervolgens meubelmaker in Heelsum te worden. Na een dienstverband van ruim zes jaar kwam zijn vertrek bij de meubelindustrie Rothuizen NV niet onverwacht. Al op betrekkelijk jonge leeftijd voelde de maatschappelijk betrokken vakman zich geroepen tot een politieke en pittige nevenfunctie: het raadslidmaatschap van de gemeente Wageningen, waar hij op 1 september 1953 benoemd werd tot wethouder. Die functie zou hij overigens maar zeven maanden bekleden. Op 3 april 1954 diende hij zijn ontslag in, niet om politieke redenen, maar vanwege zijn benoeming tot vrijgesteld bestuurder van de Bossche Diocesane Bond van de Katholieke Arbeiders Beweging (KAB), met als standplaats Nijmegen. Daar sloot hij zich meteen aan bij de plaatselijke KVP, om korte tijd later al in het afdelingsbestuur te belanden.

De snelheid van zijn loopbaan bleef hoog: in 1958 werd Theo gekozen tot raadslid en meteen benoemd tot wethouder van de gemeente Nijmegen. Bovendien werd hij in dat jaar lid van Provinciale Staten. Het toen nog uitvoerbare ‘dubbelmandaat’ van Nijmeegs wethouder en Gelders Statenlid zou hij tot eind 1969 volhouden. Het wethouderschap van de stad aan de Waal bleek een zware maar ook de ‘fascinerende hondenbaan’, waaraan rasbestuurder Theo veel genoegen maar later ook ergernis zou beleven. De eerste jaren van zijn wethouderschap verliepen zonder strubbelingen. De KVP maakte met de meerderheid van de raadszetels de dienst uit. Een groot deel van de discussies speelde zich af in de beslotenheid van de fractievergaderingen. Voorts kende Nijmegen zoals vrijwel alle gemeenten het fenomeen van de brede afspiegeling. De Colleges van Burgemeester en Wethouders fungeerden voornamelijk als dagelijks bestuur, veelal in politieke pais en vree. Van politisering was nauwelijks sprake. Bovendien had Nijmegen in mr. Charles Hustinx een beminnelijke en charmante burgemeester, die maar liefst 23 jaar – tot 1967 – rustig maar kordaat leiding gaf aan de colleges die hij mocht voorzitten. Ook de portefeuilles personeelszaken, sociale zaken en sport, die Theo aanvankelijk beheerde, kenden in die tijd weinig problemen. De aantrekkelijke sportportefeuille leverde zelfs zoveel goodwill op dat de KVP besloot de sympathieke wethouder bij de raadsverkiezingen van 1970 tot lijsttrekker te maken. Dat de riante meerderheid toch verloren ging – de KVP behaalde ‘slechts’ achttien van de 39 zetels – werd de alom gewaardeerde wethouder niet aangerekend.

Theo Peters was voor Jan en alleman een vanzelfsprekende bestuurder, die geschoold was in een tijd toen het besturen weinig discussie opriep, minder aan scherpe kritiek bloot stond en meer voldoening gaf. Dat beeld veranderde behoorlijk toen hij in 1970 de portefeuille woonbeleid ging beheren. Het waren de jaren waarin Nijmegen een forse bouwproductie moest gaan waarmaken in de nieuwe stadsuitbreidingen Dukenburg en Lindenholt. De ‘fascinerende hondenbaan’ werd dan ook harde werkelijkheid gedurende zijn laatste ambtsperiode. Regelmatig werd hij onder vuur genomen, in de krant en door de gemeenteraad. De steun van zijn politieke vrienden viel hem zwaar tegen, en de commentaren in De Gelderlander stemden hem niet vrolijk. De benoeming tot ‘Grootste Swerte Schaop’ in 1974 – samen met scheidsrechter Frans Derks, die om andere redenen met onterechte hoon was overladen – was een carnavaleske pleister op de bestuurlijke wonde. Politieke voor- en tegenstanders moesten achteraf vaststellen dat in de jaren van wethouder Peters veel woningen waren gebouwd, ook al werd de te hoge doelstelling van zesduizend eenheden niet gehaald. Toch was het geen teleurstelling, die Theo in 1974 deed besluiten om geen nieuwe ambtsperiode te ambiëren. Zestien jaar fulltime politicus, dat leek hem genoeg, al wilde hij wel als eenvoudig raadslid Nijmegen blijven dienen.

Theo wilde na zijn terugtreden zijn opvolger niet voor de voeten lopen. Met het woonbeleid zou hij zich daarom niet langer bemoeien. Maar toen PvdA-wethouder Jan Mijnsbergen zei dat “ten aanzien van de Rozenbuurt wat mij betreft de Krotopruimingsnota in de prullenmand kan”, schoot Theo – auteur van de nota – uit zijn slof. Hij noemde die uitspraak “bot, ongenuanceerd, laakbaar, en van zo laag niveau, dat ik ze nog niet met de punt van mijn schoen hoef aan te raken.” De beeldspraak ontging de toehoorders, de felheid niet. Burgemeester De Graaf deed een poging Theo buiten de orde te plaatsen, waarop de oud-wethouder opmerkte: “Ik zit nog niet zolang aan deze kant van de tafel. Aan de andere kant kun je niet buiten de orde zijn.” De toehoorders beluisterden in zijn felle reactie enige frustratie over de forse kritiek op zijn woonbeleid. In een uitvoerig afscheidsinterview liet hij stadsredacteur Frans van Mierlo, die hem als ‘FvM’ regelmatig met stevige commentaren had aangepakt, optekenen: “Ik hoef me bij U niet te bedanken, echt niet. Vooropgesteld: het vrij uitoefenen van kritiek is de plicht van een krant. Daar heb ik geen enkele moeite mee. Maar als ik alles zo op een rijtje zet, dan ben ik beoordeeld vanuit een negatieve stellingname, vanuit ongeloof. Dat vind ik jammer.” Uitspraken als: “Ik prijs niet bij voorbaat wat de kiezer wijst: ik ben geen slaaf.” “Objectiviteit is een eerste vereiste voor een bestuurder.” “Emoties zijn voor een bestuurder geen goede zaak.” “Eerlijk duurt ook in de politiek het langst.” tekenen de soms afstandelijke, maar toch ook weer betrokken bestuurder, die steeds het doel voor ogen hield zonder alle middelen heilig te verklaren. Zestien jaar wethouderschap leverde Theo, die in zijn eigen woorden “zonder zichtbare emotie en bewogenheid, dit tot spijt van sommigen onder U” afscheid nam, in de raad een langdurig applaus op. “Als bestuurder moet je je inzetten voor het algemeen belang. Als ik alles nu overzie, welt in mij een Te Deum Laudamus op voor de zegeningen die ik heb mogen ondervinden”, aldus de scheidende wethouder, kort voor het ogenblik, dat hij van zijn politieke vrienden een vat bier kreeg, een voor buitenstaanders merkwaardig geschenk, temeer omdat het vat met nogal wat lawaai in het stadhuis langs de rij receptiegangers werd gerold. De verrassing was voor Theo als bezoeker van enkele naraadsborrels minder groot. Bovendien vermoedde hij al dat zijn fractiegenoten hem enkele weken later zouden helpen met het legen van het fust. Lang zou Theo niet genieten van zijn wethouderloze status. In het voorjaar van 1975 openbaarde zich een ernstige, agressieve ziekte, die hij niet te boven kon komen. Hij overleed op 12 juli 1975 in het Canisius-Wilhelmina Ziekenhuis, pas 53 jaar oud. De man van weinig woorden, die desondanks veel gesproken heeft en vaak besproken is, had in 1974 een vooruitziende blik, toen hij in zijn afscheidsinterview zei: “Je wilt zoveel. Je kunt soms zo weinig. Ik heb veel geleerd, veel ondervonden. Ik zeg de grote Schaepman na: ik heb gedaan wat ik kon.”

Bronnen

  • ‘Aflossing van de wacht’, in: Nijmeegs Dagblad, 30 augustus 1974
  • F. van Mierlo, ‘Wethouder Peters stopt er mee na zestien jaar’, in: De Gelderlander, 15 juni 1974
  • ‘Applaus voor Peters; 17 raadsleden namen afscheid’, in: De Gelderlander, 31 augustus 1974
  • ‘Peters valt uit tegen zijn opvolger’, in: De Gelderlander, 19 september 1974
  • A. Lansink, ‘In Memoriam Theo Peters’, in: De Gelderlander, 14 juli 1975
Ad Lansink
Uit: Biografisch Woordenboek Gelderland, deel 6, Bekende en onbekende mannen en vrouwen uit de Gelderse geschiedenis. Redactie: drs. I.D. Jacobs (eindredactie), drs. C.A.M. Gietman, drs. R.M. Kemperink, dr. J.A.E. Kuys, E. Pelzers en dr. P "van Wissing .W.". Verloren, 2007, pagina's 99-101.