Heymen van ’t Einde
1918-2003, Musicus
Heymen van ’t Einde werd als Heijmen in Vaassen geboren op 16 augustus 1918. Hij was het eerste kind van Willem Jan van ’t Einde (1889-1941) en Johanna van den Berg (1895-1981) en zou in de volgende twintig jaar nog vier broers en vier zussen krijgen. Heymen trouwde op 12 juni 1947 met Mimy van den Breemen (Apeldoorn 11 februari 1923 - Vaassen 23 februari 2003). Het huwelijk bleef kinderloos. Heymen overleed op 6 juli 2003 in Vaassen.
http://www.historici.nl/media/bwg/images/5/-010.jpg
Heymen van ’t Einde achter het orgel (foto: collectie auteur)

Heymens vader werkte aanvankelijk bij een houthandel en begon later een eigen betonfabriek. Daarnaast was hij organist in de Hervormde kerk van Vaassen en leidde hij het plaatselijke gemengde koor Hosanna, waarvan hij ook de oprichter was. Ook leidde hij een kinderkoor. Muziek werd Heymen met de paplepel ingegoten. Wanneer hij ’s avonds in bed lag kon hij de wekelijkse repetities van Hosanna, die thuis op zolder plaatsvonden, volgen. Zijn vader speelde kerkorgel en oefende thuis ook vaak op het harmonium. De kleine Heymen bleek ook interesse te hebben voor muziek; hij leerde het zichzelf aan en zijn spel werd al spoedig op school ontdekt. Op jonge leeftijd (hij was toen 7 of 8 jaar oud) werd hem door de bovenmeester gevraagd om de hoogste klas op het harmonium te begeleiden. Toen hij enkele jaren later aan meester Van Asselt vroeg om van hem muziekles te krijgen, kreeg hij als antwoord “Heymen, dat gaat niet want ik kan jou niets meer leren...”. Heymen kwam huilend thuis, want de felbegeerde lessen gingen aan zijn neus voorbij. Later zou hij lessen volgen bij onder anderen de organisten Henk van de Kraats en Cornelis Wijers, en kreeg hij pianolessen van professor H. Boerwinkel. Deze gaf vrijwel nooit complimentjes. Toen Heymen op een keer een stuk voor hem speelde, complimenteerde de professor hem met de woorden: “Ik heb nog nooit een mens aangetroffen met zoveel gevoel”. Dat was het grootste compliment dat Heymen kon krijgen. Ook volgde hij nog een jaar vioollessen bij een voormalig eerste violist van het Berliner Philharmonisches Orchester, Heinrich von Silm.

Zijn loopbaan als organist begon al vroeg. Op 11-jarige leeftijd speelde hij voor het eerst op het orgel in de kerk. Daarna heeft hij zijn vader nog een aantal keren tijdens de kerkdiensten vervangen. Maar voor een echte loopbaan in de muziek was het nog te vroeg. Na zijn lagere-schooltijd moest Heymen meewerken in het bedrijf van zijn vader. Toen deze in 1941 overleed, nam Heymen, samen met zijn broers, het werk in het bedrijf op zich. Tijdens het werk had hij altijd een theorieboek muziek bij zich, zodat hij in eventuele rusttijd nog wat kon leren. Door het werk in de betonfabriek was een full-time loopbaan in de muziek niet mogelijk. Het vaderloze gezin moest brood op de plank houden en de oudste zoon moest daaraan uiteraard meewerken. Met muziek viel in de oorlogsjaren niet gemakkelijk geld te verdienen. Wel nam Heymen in zijn vrije tijd het werk als organist en koordirigent van zijn vader over. Hij zou ruim 62 jaar, tot aan zijn dood, organist blijven. Dit werk deed hij vanuit dienstbaarheid zoals hij aangaf met de woorden: “Ik ben niet de man om in het middelpunt te staan. Ik wil me niet op de borst kloppen, maar ik vind het fijn iets voor de gemeente te kunnen doen.” Zijn orgelspel moest een eenheid zijn met de dienst waaraan hij meewerkte. Alhoewel hij het thema van de preek niet tevoren wist, sloot hij daar in het orgelspel altijd bij aan. Hij zei daarover: “Wat ik hoor geef ik weer in mijn spel”. Vanuit zijn jarenlange ervaring adviseerde hij verschillende orgelcommissies bij de aanschaf en restauratie van hun orgel.

Een groot aantal koren wilde Van ’t Einde als dirigent. Gedurende een periode dirigeerde hij wekelijks zelfs dertien zangkoren in de wijde regio. Hij streefde met hen naar kwaliteit en daagde hen uit om naar concoursen te gaan en te laten zien tot welke prestaties ze in staat waren. Met zijn koren haalde hij vele prijzen. Daaronder waren circa 100 eerste prijzen. Alleen al in het jaar 1951 haalde hij met tien koren negen eerste prijzen, een prestatie die, zoals het muziekblad Koor en Kunstleven het omschreef, dat jaar door geen enkele koordirigent in Nederland werd geëvenaard. Zijn prestaties met de koren bleven bij de zangersbond niet onopgemerkt. Hij werd daarom ook gevraagd om bij talloze zangconcoursen jurylid te zijn. Met een aantal van zijn koren heeft hij langspeelplaten opgenomen, Op verzoek van de kerkenraad van de Nederlandse Hervormde kerk richtte hij in 1985 een Cantorij op.

Van ’t Einde gaf aan veel leerlingen uit de regio muziekles. Hij wilde muziek voor iedereen bereikbaar maken en maakte lange dagen. Hij begon ’s morgens rond zes uur, half zeven met de eerste lessen en dat liep de rest van de dag door. ’s Avonds dirigeerde hij de koren, soms meerdere op een avond. Een tijd lang had hij wekelijks maar liefst 120 leerlingen. Wie, door welke omstandigheden dan ook, niet op les kwam hoefde niet te betalen. Alleen de gevolgde lessen werden in rekening gebracht. Voor de kinderen die bij hem op les waren, stond na de les op de trap altijd de snoeppot klaar. Een aantal van zijn leerlingen werd zelf kerkorganist.

Per 1 september 1960 werd hij benoemd tot muziekleraar aan de Christelijke ULO te Vaassen, later kwam daar de ds. L.J.R. Kalmijnschool bij. Dit waren voor hem niet de gemakkelijkste uren van de week. De muzieklessen, die hij serieus probeerde te verzorgen, werden door de leerlingen niet altijd even serieus genomen. Zijn zachte aard liet de jongeren de ruimte. Hij hoopte dat ze er toch nog wat van opstaken en probeerde, ondanks zijn voorliefde voor klassieke muziek, hen bij de les te betrekken door ook popmuziek te behandelen. Respect dwong hij bij de jongeren af door zijn improvisaties op twee noten. Een van de leerlingen mocht daarbij twee willekeurige noten aanwijzen en hij maakte rond die twee noten een improvisatie.

Op 28 februari 1981 speldde de burgemeester van de gemeente Epe hem tijdens zijn 40-jarig jubileum als organist de eremedaille in goud, verbonden aan de Orde van Oranje Nassau, op. De burgemeester uitte daarbij grote bewondering voor de manier waarop Van ’t Einde, gedreven door liefde voor de muziek, zich had ontwikkeld tot componist, muziekleraar, koordirigent en organist. Heymen reageerde hierop met: “Ik sta versteld van dit eerbetoon en persoonlijk vind ik dat ik dit niet heb verdiend, want de kracht, die mij hiertoe in staat stelde, heb ik gekregen.”

Op latere leeftijd kreeg hij gezondheidsproblemen, in 1995 kreeg hij een TIA (voorbijgaande tromboseaanval), waar hij maar moeilijk bovenop kwam. Het spelen ging nog wel, maar moest vooral op het geheugen gebeuren. Van bladmuziek spelen en nieuwe stukken aanleren is hem sindsdien moeilijk gevallen. In zijn nadagen wilde Van ’t Einde niet stoppen als organist en noemde daarvoor als reden zijn leermeester Wijers. Toen deze op 81-jarige leeftijd was gestopt, stierf hij na een paar maanden. Heymen wilde doorgaan zolang het maar even kon. Alhoewel het aantal officiële diensten minder werd, bleef hij veel bijzondere diensten doen. Veel mensen bleven hem vragen om te spelen bij bijzondere gelegenheden. Toen evenwel zijn vrouw Mimy op 23 februari 2003 stierf, stierf ook een deel van Heymen. Alhoewel hij muziek bleef maken, was hij sinds haar overlijden ontroostbaar, of zoals hij zelf aangaf ‘erg verdrietig’. Hij stierf op 6 juli 2003 in het harnas tijdens een optreden van het bejaardenkoor, waarmee hij ter gelegenheid van een verjaardag enkele liederen uitvoerde.

Van ’t Einde werd bijna 85 jaar. Hij had zich voorgenomen ter gelegenheid van zijn 85ste verjaardag de Hervormde Kerk een derde luidklok te schenken. Dit had hij kort voor zijn overlijden met enkele familieleden besproken. Hij miste de drieklank, die de drieeenheid van het Goddelijke symboliseert. Alhoewel de gift van de klok niet in een testament was vastgelegd, besloot de familie eensgezind uit zijn erfenis de klok alsnog te bekostigen. Deze klok werd op 22 maart 2004 geplaatst en op 4 april door de familie aan de kerk overgedragen. Hij zal de gedachtenis van de musicus Heymen van ’t Einde op een muzikale wijze instandhouden.

Literatuur

  • ‘Heymen van ’t Einde 40 jaar organist-dirigent: De eerste mens heeft niet gesproken, maar gezongen’, in: Noord Veluws Dagblad, 3 februari 1981
  • ‘Heymen van ’t Einde op drukke receptie met goud onderscheiden’, in: Veluws Nieuws, 2 maart 1981
  • ‘Heijmen van ’t Einde een halve eeuw organist: ‘Zonder gevoel is er geen muziek’’, in: Noord Veluws Dagblad, 2 maart 1991
  • ‘Jubileum Heymen van ’t Einde’, in: Hervormd Vaassen (Kerkblad Nederlandse Hervormde Kerk van Vaassen), februari 2001, 2-3
  • G. van Dam en W. Karrenbelt, ‘Het interview: De organist’, in: Het Visnet (Jeugdblad Nederlandse Hervormde Kerk van Vaassen), 4 (1986), 4-9
  • W.J. van ’t Einde, Het orgel klinkt weer in de kerk, Vaassen 2002
  • W.J. van ’t Einde, ‘Hosanna, een christelijk zangkoor’, in: Ampt Epe 145 (dec. 2003), 21-24
  • J. Visser, ‘Nieuw brons schittert en zuivert het klokgelui’, in: de Stentor/Veluws dagblad, 23 maart 2004

Bronnen

  • Vaassen, archief Nederlandse Hervormde Kerk, Diverse geluidsopnames van interviews tijdens de receptie van het 40jarig jubileum van Heymen van ‘t Einde, 1981
  • Wim van ‘t Einde
    Uit: Biografisch Woordenboek Gelderland, deel 5, Bekende en onbekende mannen en vrouwen uit de Gelderse geschiedenis. Redactie: dr. J.A.E. Kuys (eindredactie), drs. C.A.M. Gietman, drs. R.M. Kemperink, E. Pelzers en dr. P.W. van Wissing. Verloren Hilversum, 2006, pagina's 36-38.