Een twintigtal jaren nadat Johannes Gutenberg te Mainz de boekdrukkunst had uitgevonden verscheen op het huidige Nederlandse grondgebied, in 1473, het eerste gedrukte boek: de Historia scholastica super Novum Testamentum van Petrus Comestor, de grootste samenvatting van de bijbelse geschiedenis die de middeleeuwen gekend hebben. Verantwoordelijk voor de uitgave waren de ‘magisters’ Nicolaes Ketelaer en Gherard van der Leempt in Utrecht. De eerste stamde uit een zeer vooraanstaande en welgestelde familie ter plaatse. De tweede was een rondreizende typograaf, die nu eens voor zichzelf, dan weer voor anderen drukte. Hij was de zoon van Thys van der Leempt, een smid die in de Grotestraat te Nijmegen woonde in een huis naast de ‘Rode Leeuw’, waarin tevoren Gherard van der Leempt senior had gewoond. Gherard junior is als jongeman vrij spoedig uit Nijmegen naar het buitenland vertrokken. Er zijn aanwijzingen dat hij in Mainz zijn opleiding als boekdrukker heeft gevolgd bij Johann Fust en Peter Schoeffer, beiden leerlingen van Gutenberg, maar ook in Keulen bij de gerenommeerde drukkers Ulrich Zell en Konrad Winters van Homburg. Toen het atelier van laatstgenoemde, dat was ondergebracht aan de Keulse universiteit, wegens verbouwingswerkzaamheden moest sluiten, vertrok Van der Leempt naar Utrecht, op uitnodiging van Ketelaer. Dit gebeurde waarschijnlijk op voordracht van de uit Nijmegen afkomstige Willem de Heze († 1477), kanunnik van de Sint-Salvator in Utrecht, en een vermaard bibliofiel. Dit driemanschap vormde een ideale combinatie om een drukkerij-uitgeverij op te zetten: de theoloog en jurist Willem van Heze koos de teksten uit, Ketelaer was de kapitaalkrachtige en commercieel denkende ondernemer, en Van der Leempt was verantwoordelijk voor de technische uitvoering, waarbij hij zich laat kennen als een creatief ontwerper en lettersnijder. Het Utrechtse bedrijf van Ketelaer en Van der Leempt heeft slechts twee jaar bestaan, maar publiceerde liefst 32 verschillende, soms omvangrijke uitgaven. Daaronder was een opvallend aantal eerste drukken, zoals werk van Thomas van Kempen, en een Latijnse uitgave van Vanden Vos Reynaerde.
Na de liquidatie van zijn bedrijf in 1475 keerde Van der Leempt terug naar het buitenland, waarbij Keulen en Augsburg als mogelijke plaatsen van vestiging kunnen gelden. In de periode 1475-1479 verzorgde hij vijf ongedateerde uitgaven, die in de bibliografische vakliteratuur worden toegeschreven aan de ‘Drukker van Alexander Magnus’.
In laatstgenoemd jaar keerde Gherard van der Leempt terug naar zijn geboortestad, waar vier bescheiden uitgaven van zijn persen kwamen. Op 23 augustus 1479 drukte hij een boekje van Engelbert Messemaker, sinds 1476 prior van het Nijmeegse Broerenklooster. Van dezelfde auteur werd rond diezelfde tijd een tweede, wat omvangrijker werk gedrukt. Beide werkjes werden binnen enkele jaren al nagedrukt door Jan van Westfalen in Leuven. Van twee andere werkjes, die slechts in gehavende toestand bewaard gebleven zijn, is het niet zeker dat zij ook van de Nijmeegse pers van Gherard van der Leempt kwamen, maar gezien het taalgebruik en de auteur ligt het zeer voor de hand. Het eerste is een biechtboekje, en het tweede een almanak, opgesteld door de Nijmeegse medicus-priester Henric Spycker, die als kanunnik verbonden was aan de Sint-Stevenskerk.
Tussen 1484 en 1491 was Gherard van der Leempt met zijn drukkerij gevestigd te ’s-Hertogenbosch, in de Kerkstraat naast de school. Uit die periode stammen dertien uitgaven, traditionele werkjes van geringe omvang, grotendeels bestaande uit schoolboekjes en stichtelijke werkjes. Na zijn dood rond 1491 zette zijn weduwe Fyke van Beeck de boekhandel voort, totdat zij in 1519 hertrouwde met Jorden van Maren, alias Van den Oetheren.
De eerste Nijmeegse boekdrukker Gherard van der Leempt komt zijdelings ter sprake in een detectiveroman, die de antiquaar Arthur Freeman schreef onder het pseudoniem S. Barkworth: The Nijmegen Proof. A Romance of Rare Books (Philadelphia 1988; oplage 650 exemplaren). Daarin gaat het over de drukproef van een verloren gegane Latijnse tekst, die op een veiling te koop wordt aangeboden. Deze tekst zou te Nijmegen gezet zijn in beweeglijke letters die ouder zijn dan die van Gutenberg.