Henriette Polak
1893-1974, Kunstbeschermster en Filantrope
Henriette Polak werd op 7 november 1893 te Zutphen geboren als Henriette Antoinette Schwarz. Zij was de oudste van vier kinderen – drie dochters en een zoon – van Levi Schwarz (Zutphen 1864 - Zaandam 1920), koopman en fabrikant, en Rebecca Vles (Rotterdam 1868 Bergen-Belsen 1944). Zij huwde op 16 juli 1917 te Amsterdam met Leonard Polak (Steenwijk 1880 - Sachsenhausen 1941), jurist en strafrechttheoreticus, filosoof en ethicus. Uit dit huwelijk werden drie dochters geboren: Bettina Henriette (1919), Henriette Antoinette Regina (Amsterdam 1921 - Auschwitz 1942) en Annie Leontine Willy (1924). Henriette Polak overleed op 12 april 1974 te Amsterdam.
http://www.historici.nl/media/bwg/images/5/-032.jpg
Portret van Henriette Polak-Schwarz getekend door haar echtgenoot Leo Polak (particuliere collectie)

Levi Schwarz, die zich Leopold noemde en zo ook ondertekende, vernoemde zijn oudste dochter naar zijn moeder, Jetje Frouelich (ook: Froüelich), afkomstig uit Dülken (Niederrhein). Zijn vader Nathan (1827-1895) was afkomstig uit het Duitse Raesfeld bij Wesel. Deze was veehandelaar en had zich in 1860, vanuit Doetinchem, tegelijk met zijn broer Leazar (1825-1906) gevestigd in Zutphen. Het gezin van Nathan telde elf kinderen; dat van Leazar zestien. De energieke en ondernemende Leopold Schwarz was werkzaam in het door zijn moeder gedreven pension-logement aan de Waterstraat, maar ook als zelfstandig agent van de in bakkerswaren gespecialiseerde firma Schmer Baier, gevestigd te Leipzig. Zo kwam het dat hij zich kennis ging verwerven van reuk- en smaakstoffen. In 1889 richtte hij, met groot succes zo zou blijken, een fabriek op, eveneens aan de Waterstraat, ‘voor de productie en verkoop van Vruchtaroma’s, Giftvrije Verfstoffen en Aetherische Oliën’. Hij woonde na zijn huwelijk aan de Stationsstraat, waar Henriette werd geboren. Nog in 1889 associeerde hij zich met de uit Veendam afkomstige Joseph Polak, die in 1884 te Zutphen was gehuwd met zijn zuster Emma. In 1896 verplaatsten zij ‘Polak & Schwarz’s Essence Fabrieken’ naar Zaandam om te beschikken over grotere faciliteiten, waartoe in de loop van de tijd meer zich sterk ontwikkelende bedrijven in Zutphen, ‘geen fabrieksstad maar een plaats van landbouwers’, hebben besloten. Henriettes ouders vestigden zich – wat oorspronkelijk ook de bedoeling was geweest met de fabriek – in Amsterdam. Vanwege onenigheid verliet Joseph Polak in 1910 het bedrijf. In 1914 verhuisde het gezin Schwarz-Vles naar Zaandam.

Leopold Schwarz heeft in 1890, na zijn huwelijk – waarschijnlijk op verzoek van zijn uit Rotterdam afkomstige echtgenote – zich laten inschrijven als lid van de Joodse Gemeente in Zutphen. Hun kinderen Henriette Antoinette en Samuel (1896-1930) zijn daarin ook opgenomen; in Amsterdam gebeurde dat met de daar geboren dochters Sara (1900-1969) en Ella (1905-1942), maar men leefde volgens liberaal-joodse traditie.

In Amsterdam was Henriette Antoinette leerling van de gemeentelijke Tesselschadeschool; zij volgde vanaf 1905 de 5-jarige HBS voor Meisjes, deed in 1911 als jongste van de klas eindexamen en volgde daarna de 3-jarige cursus aan de in 1899 in Amsterdam opgerichte ‘Opleidingsinrichting voor den Socialen Arbeid’, later School voor Maatschappelijk Werk genoemd. Een humanistische, culturele vorming en een brede maatschappelijke oriëntatie, zoals de aanvankelijk als directrice beoogde, maar pas in 1915 als zodanig aantredende Emilie Knappert (1860-1952) die voorstond, was ook haar ideaal. Niet lang nadat zij haar opleiding voltooid had, leerde zij haar aanstaande echtgenoot kennen, die inmiddels naam had gemaakt als rechtsfilosoof. Hij was behalve als privaatdocent in de kennistheorie aan de universiteit van Amsterdam, ook werkzaam als pro Deo advocaat. Zij verloofden zich in 1915 en trouwden in 1917. Na het overlijden van zijn schoonvader in 1920 werd Leo Polak president-commissaris van Polak & Schwarz’s Essence-Fabrieken. In 1928 volgde zijn benoeming tot hoogleraar in de wijsbegeerte aan de Rijksuniversiteit te Groningen. Tijdens de gelukkige jaren die daar volgden, ontstond de faam van Henriette als gastvrouw voor de vele binnen- en buitenlandse gasten.

Toen het Duitse leger op 10 mei 1940 Nederland binnenviel, poogde de familie, zoals velen van joodse afkomst, te ontkomen naar Engeland, wat echter mislukte. Leo Polak, die zich al lang voordien had laten kennen als strijdbaar tegenstander van het nationaalsocialisme, werd op 15 februari 1941 door de Sicherheitsdienst te Groningen ontboden en gearresteerd; al op 9 december bezweek hij in het concentratiekamp Sachsenhausen. Enige dagen na de arrestatie van haar man werd hun huis verbeurd verklaard, maar Henriette bleef nog tot in mei 1942 in Groningen, waarna zij zich vestigde in een pension te Amsterdam. Bij de daar gehouden grote razzia van 20 juni 1943 werd zij gearresteerd en op transport gezet naar Westerbork, maar door de inspanningen van de directie van Polak & Schwarz, omwille van de onmisbaarheid van het familiebedrijf voor de bezetter, op 28 juni weer vrijgelaten. Zij vestigde zich toen bij haar zuster Sara aan het Amsterdamse Bachplein. Omdat de toestand voor joden steeds gevaarlijker werd, dook zij in januari 1944 onder en redde zo haar leven. Zij verloor door de vervolgingen niet alleen haar echtgenoot maar ook haar tweede dochter Jetteke, haar moeder en haar zuster Ella.

Ondanks al haar leed heeft zij na de oorlog een bewonderenswaardige energie en een maatschappelijk en cultureel engagement aan de dag gelegd. Innemend maar ook doelbewust maakte zij vele initiatieven financieel realiseerbaar, waarbij zij steeds van een bijzondere belangstelling blijk gegeven heeft voor de stichting en instandhouding van tehuizen voor buitenkerkelijke bejaarden.

Dit kon zij spoedig op nog grotere schaal doen. Immers, nadat Polak & Schwarz, waarvan zij sedert 1949 president-commissaris was, op het eind van de jaren ’50 gefuseerd was met het Amerikaanse bedrijf Van Ameringen Haebler tot International Flavors and Fragrances Inc. (IFF), hadden in 1961 de drie eigenaressen van het voormalige familiebedrijf hun aandelen verkocht. Henriette Polak maakte vanaf de oprichting in 1946 tot in 1957 deel uit van het hoofdbestuur van het Humanistisch Verbond, dat zij op cruciale momenten substantieel ondersteunde door middelen uit het door haar gestichte Leopold Schwarz Fonds. Zij richtte de Prof.mr.dr. Leo Polakstichting op om studenten en promovendi in de wijsbegeerte en psychologie financieel te helpen. Ook ondersteunde zij het Leo Polakhuis te Amsterdam, een bejaardenhuis waar later ook chronisch zieken verpleegd werden. Muzikale belangstelling bracht haar ertoe kamermuziekgezelschappen te sponsoren. Op 22 februari 1963 riep zij een stichting in het leven die ten doel had in Laren een tehuis te bouwen dat bejaarde kunstenaars en intellectuelen de mogelijkheden bood door te gaan met hun werk. Zij wenste het huis te vernoemen naar haar vriendin, de harpiste Rosa Spier (1891-1967), die haar dit initiatief had doen nemen. De opening werd op 11 oktober 1969 verricht door de minister van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk, mevrouw dr. M.A.M. Klompé.

Niet lang daarvoor, op 1 augustus 1968, riep Henriette Polak een stichting in het leven die door haar in staat werd gesteld figuratieve kunst aan te kopen, ontstaan sedert 1925. De Groningse schilder Joop Sjollema (1900-1990), die haar twee keer heeft geportretteerd, had er tijdens de poseersessies haar aandacht op gevestigd dat het experimentele anti-traditionalisme, het surrealisme en de invloed van primitieven de wereld van de beeldende kunsten waren gaan domineren, vooral sedert de internationale COBRA-groep, opgericht in 1948, in de openbaarheid was getreden. De musea zouden bijgevolg bij hun aankopen aan het werk van de in de traditie van figuratie voortwerkende kunstenaars voorbijgaan. De vrees bestond dat er daardoor in de openbare verzamelingen een hiaat zou ontstaan van werken “waarvan de belangrijkheid tengevolge van de heersende tendenzen niet voldoende [werd] onderkend”. Een beoordelingscommissie, bestaande uit de schilders Joop Sjollema, prof. Otto de Kat, de in monumentale kunst gespecialiseerde prof. Harry op de Laak en de beeldhouwers Piet Esser, Han Wezelaar en Bertus Sondaar, ging vervolgens aan het werk. Zij stelden een consistent opgebouwde collectie samen van schilderijen, aquarellen, tekeningen, grafiek en plastieken, voornamelijk uit de traditie van de Amsterdamse Rijksacademie. In de collectie is, behalve van de genoemden, werk opgenomen van onder meer Bolhuis, Bronner, Buning, Constant, Defesche, Kater, Kurpershoek, Maks, Van Norden, Oepts, Van Pallandt, Verwey, Wiegers en Wijnberg. De collectie werd tijdelijk ondergebracht in het Rosa Spier Huis. Overwogen werd definitieve plaatsing in een te bouwen vleugel van het Singer Museum te Laren. Toen bleek dat daar de collectie hoogstens drie maanden per jaar zou worden geëxposeerd, zag men eerst uit naar andere huisvesting en vervolgens ging men denken aan een apart museum. De penningmeester van de stichting, Siegfried van den Bergh, dacht aan een museum in Zutphen, waar Henriette Antoinette immers was geboren. Daar bleek in het historische centrum van de stad, aan de Zaadmarkt, het huis ‘De Wildeman’ te koop, van oorsprong een herberg en wijnkoperij, met een fraaie voorgevel uit de vroege 19de eeuw, en het daarmee verbonden middeleeuwse pakhuis aan de Rodetorenstraat, met daartussen nog een schuilkapel uit 1628. Mevrouw Polak stelde de stichting in staat tot aankoop en schonk de geschatte bedragen voor restauratie, verbouwing en inrichting. Het werk werd toevertrouwd aan Bart van Kasteel (1921-1988), architect BNA te Amsterdam. Toen Henriette Polak op tachtigjarige leeftijd vrij onverwacht overleed, bleken de fondsen uitgeput, terwijl de restauratie nog niet was voltooid. Vanuit de Zutphense gemeenteraad klonken al kritiek en bezorgde geluiden over de jaarlijkse kosten van de exploitatie. Het plan werd echter gered door royale bijdragen van Henriettes familie en vrienden. Zo werd het gemeentebestuur in staat gesteld op 30 november 1974 voor het symbolisch bedrag van twee keren ƒ100,– de beide huizen te aanvaarden alsook de collectie van 262 kunstwerken. Onder landelijke belangstelling werd op 21 juni 1975 het museum geopend. Het criterium figuratief is bij het aankoopbeleid nooit strikt gehanteerd, wat de verzameling ten goede is gekomen.

Van de instellingen en stichtingen waarvoor Henriette Antoinette door haar welhaast on-Nederlandse mecenaat de financiële en organisatorische basis heeft gelegd, draagt alleen het museum te Zutphen haar naam: Museum Henriette Polak.

Literatuur

  • D. Giltay Veth, ‘Woord vooraf’, in: D.A. van Karnebeek-van Rooyen, Catalogus Museum Henriette Polak, Zutphen 1981, 7-9
  • W.Th.M. Frijhoff e.a. (red.), Geschiedenis van Zutphen, Zutphen 1989, 149
  • F. Hoekstra, ‘Henriette Polak als maecenas. De Stichting Henriette Antoinette en Museum Henriette Polak’, in: H. Buys e.a., Vormen van Figuratie. Figuratie en traditie in de Nederlandse beeldende kunst (1945-2000). 25 jaar Museum Henriette Polak in Zutphen, Zutphen 2000, 13-42
  • S. Laansma, De joodse gemeente te Zutphen, Zutphen 1978
  • G.E. Langemeier, ‘Polak, Leonard’, in BWN, deel 2, Den Haag 1985, 432-434
  • C.A.A. Linssen, ‘Schwarz, Henriette Antoinette’, in: BWN 6, in voorbereiding
  • E. Pielkenrood, Een huis met een luchtje, Wormer 2002
  • M. Prinsen, 100 jaar Geschiedenis IFF-Nederland 1889-1989, Hilversum 1989
  • J. Slangen, ‘Knappert, Emilie Charlotte’, in: BWN, deel 4, Den Haag 1994, 253-255
  • J. Slangen, ‘We moesten het zelf doen!’. Van eerste pension voor buitenkerkelijke bejaarden tot woon- en zorgcentrum voor ouderen in Amsterdam: het A. H. Gerhardhuis 1959-1999, Amsterdam 1999, in het bijzonder 135-138
  • P. Spigt, ‘Mevrouw H.A. Polak-Schwarz 80 jaar’, in: Humanist, 1 november 1973

Bronnen

  • Nationaal Archief, Archief Anjerfonds, Stukken betreffende de uitreiking van de Zilveren Anjer aan mw. H.A. PolakSchwarz op 26 juni 1970
  • SSZ, Archief van de Nederlands Israëlitische gemeente te Zutphen, inv.nr. 886: Register op de [joodse] ingezetenen d.d. 1 januari 1840
  • Archief Museum Henriette Polak, Portefeuilles inhoudende de verslagen van de gemeenteraad voor zover die het museum betreffen, van de Stichting Henriette Antoinette Polak, krantenberichten e.d.
  • Amsterdam, Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis, Archief School voor Maatschappelijk werk te Amsterdam
  • In Memoriam [de namen van de ruim 100.000 Joodse oorlogsslachtoffers die uit Nederland werden gedeporteerd en van wie geen graf bekend is], Den Haag 1995
C.A.A. Linssen
Uit: Biografisch Woordenboek Gelderland, deel 5, Bekende en onbekende mannen en vrouwen uit de Gelderse geschiedenis. Redactie: dr. J.A.E. Kuys (eindredactie), drs. C.A.M. Gietman, drs. R.M. Kemperink, E. Pelzers en dr. P.W. van Wissing. Verloren Hilversum, 2006, pagina's 97-100.